uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam 1]te [plaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. M.E. Hissel),
de Burgemeester van de gemeente [plaats],
(gemachtigde: [naam 2]).
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 2 juni 2022 (verzonden 3 juni 2022) waarbij aan verzoeker een last onder bestuursdwang is opgelegd in de vorm van de sluiting van de woning gelegen aan de [adres] te [plaats].
Met het bestreden besluit van 2 juni 2022 heeft de burgemeester gelast dat verzoeker de woning met ingang van 30 juni 2022 om 13.00 uur dient te sluiten en gesloten dienen te houden voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over een last tot sluiting van de woning van verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit artikel maakt het mogelijk om – kort gezegd – een woning te sluiten als vanuit die woning hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
2. Verzoeker woont samen met zijn moeder en jongere broer in de woning. De woning is eigendom van de moeder en de vader die in een verpleeghuis verblijft. Uit de bestuurlijke rapportage van 1 april 2022 blijkt dat de politie naar aanleiding van een melding over de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning op 31 maart 2022 een onderzoek heeft ingesteld. Tijdens dit onderzoek werden in de schuur naast de woning 4.584 hennepstekken en vijf hennepplanten aangetroffen. Tevens werd geconstateerd dat de stroom voor de schuur illegaal werd verkregen. Er werden geen omstandigheden aangetroffen die duiden op een eerdere opbrengst uit exploitatie van de hennepstekkerij.
3. De burgemeester heeft verzoeker bij brief van 1 april 2022 in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning voor een periode van drie maanden. Verzoeker heeft hierop schriftelijk zijn zienswijze ingediend. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester bepaald dat de woning drie maanden moet worden gesloten.
Wat vraagt verzoeker de voorzieningenrechter?
4. Verzoeker wil dat de woning open blijft, omdat voor het gezin bij een sluiting geen adequate andere huisvesting beschikbaar is. De reden daarvoor is niet alleen het ontbreken van financiële middelen, maar ook de zwakke fysieke en geestelijke gezondheid van de gezinsleden. Verzoekers broer is bedlegerig vanwege chronische pancreatitis en terugkerende abcessen en de moeder heeft vergevorderde COPD. Daarnaast verblijft de vader van verzoeker permanent in een naburig verpleeghuis, maar vertoeft hij wel twee à drie keer per week overdag in de woning. Vanwege de zwakke geestelijke en fysieke gezondheid van de vader zijn deze bezoeken voor hem van groot belang. Daarbij is verzoeker geestelijk kwetsbaar en heeft hij een slechte gezondheid. Er is geen reële mogelijkheid om op korte termijn andere, passende huisvesting ter beschikking te hebben. Bij een sluiting komen alle gezinsleden, inclusief twee honden en drie vogels, op straat te staan. De schade hiervan aan de gezondheid van de gezinsleden is niet te overzien. Verzoeker is verder van mening dat het besluit onrechtmatig is. In het besluit is geen adequate belangenafweging gemaakt en de brief met de noodkreet van de huisarts is in de wind geslagen. Ook het voorstel om alleen de schuur te sluiten is zonder enig serieus onderzoek terzijde geschoven, terwijl de gemeente daarmee zowel een zichtbaar als effectief optreden zou laten zien en een duidelijk signaal, waarmee de doelstelling van het Maastrichtse Damoclesbeleid volledig gediend kan worden, zonder risico op verdere schade aan de gezondheid van de vier gezinsleden.
Waarover moet de voorzieningenrechter oordelen?
5. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de aard van de zaak – een woningsluiting – en wat hierover door verzoeker is aangevoerd, neemt de voorzieningenrechter aan dat het verzoek niet reeds wegens ontbreken van iedere spoedeisendheid moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter beoordeelt derhalve of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
Was de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de gehele woning over te gaan?
6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd de woning te sluiten als in een woning hard- en/of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De burgemeester voert beleid over de toepassing van die bevoegdheid om de handel in drugs in [plaats] tegen te gaan. Dit beleid is opgenomen in het “Damoclesbeleid Lokalen en woningen 2019” (beleidsregels). Volgens de beleidsregels wordt de woning gesloten voor de duur van drie maanden als sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van hard- en/of softdrugs.
7. De hoogste bestuursrechter in dit soort zakenheeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram of vijf hennepplanten als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden.Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd.
8. Vast staat dat in de schuur bij de woning 4.584 hennepstekken en vijf hennepplanten zijn aangetroffen. Deze hoeveelheid overschrijdt ruimschoots de norm van 5 gram of vijf hennepplanten, waardoor de burgemeester heeft mogen aannemen dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is, en zij dus bevoegd is de woning te sluiten.
9. Voor zover verzoeker betoogt dat de burgemeester zich bij de sluiting had moeten beperken tot de schuur waar de softdrugs zijn aangetroffen, is daarvoor in de rechtspraak als criterium ontwikkeld dat van belang is of er een zodanige relatie bestaat tussen de onderscheiden (delen van) bouwwerken dat die als één geheel moeten worden beschouwd.Als er een dergelijke samenhang bestaat, dan strekt de bevoegdheid zich uit tot dat geheel, ongeacht of in de onderscheiden onderdelen al dan niet handelsvoorraden drugs zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter weegt bij die beoordeling mee dat de sluitingsbevoegdheid enerzijds is bedoeld om aan het voorhanden hebben van de handelsvoorraad daadwerkelijk een einde wordt gemaakt, maar anderzijds om naar de (criminele) buitenwereld te laten zien dat de betreffende, als zodanig bekend staande locatie aan de drugshandel is onttrokken. Tegen die achtergrond beoordeelt de voorzieningenrechter of de woning en de bijbehorende schuur als een samenhangend geheel moeten worden gezien.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiervan in dit geval sprake is. De feitelijke situatie is dat de schuur onderdeel is van het bij de woning behorende erf en zowel de woning als de schuur via dezelfde toegang te bereiken zijn. Daarnaast is er vanuit de woning illegaal stroom afgetapt ten behoeve van de hennepstekken in de schuur.
Was sluiting van de woning noodzakelijk?
11. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
12.Uit vaste rechtspraakvan de Afdeling volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van een dergelijke woning door de burgemeester voor bij die woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen.Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat in een grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt.
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval sprake is van een geval waarin sluiting noodzakelijk is. Reeds op grond van de aangetroffen hoeveelheid softdrugs (4.584 hennepstekken en vijf hennepplanten) heeft de burgemeester in aanmerking kunnen nemen dat de woning een rolt vervult binnen de keten van drugshandel. Verder is van belang dat het onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een melding dat zich in de woning een hennepkwekerij bevindt en dat de woning in een wijk ligt, waarin in de afgelopen vijf jaar tien keer eerder een maatregel op grond van artikel 13b van de Opiumwet is opgelegd. Ook heeft de burgemeester daarbij kunnen betrekken dat de aanwezigheid van de aangetroffen hoeveelheid hennep/softdrugs een aanzuigende werking heeft op
drugscriminelen, hetgeen per definitie een ondermijnend effect heeft op de samenleving met onder meer het gevaar op ripdeals en represailles vanuit het criminele circuit. Daarnaast was tevens sprake van de diefstal van stroom. Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de woning ook zichtbaar aan het drugscircuit onttrokken. De burgemeester heeft in redelijkheid noodzakelijk kunnen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en het herstel van de openbare orde dat niet alleen de schuur maar ook de woning wordt gesloten. Verzoeker kan niet worden gevolgd in het betoog dat volstaan zou kunnen worden met sluiting van de schuur. Daarmee zou niet een signaal uitgaan dat even sterk is als van sluiting van de woning.
14. Als de sluiting van de woning noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens de overzichtsuitspraakvan de Afdeling van 28 augustus 2019 in een geval als dit de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
15. Verzoeker heeft erkend de hennepstekken in de schuur bij de woning te hebben gestald en stelt dat hij dat in opdracht van de derden heeft gedaan. De stalling van de stekken zou hem maandelijks € 1.000,- opleveren. Dit maakt dat verzoeker verwijtbaar
gehandeld heeft. Gezien de (geknutselde) aansluiting van de stroomvoorziening voor de schuur in de meterkast van de woning en het aantal hennepplanten dat in de schuur is aangetroffen, is verder van belang dat ook de moeder van verzoeker als mede-eigenaar van de woning – op zijn minst – redelijkerwijs op de hoogte moet zijn geweest van de softdrugs in de schuur bij de woning,
16.In de overzichtsuitspraakvan de Afdeling van 28 augustus 2019 is overwogen dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. Als de bewoner een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen, dient dat te worden meegewogen. Daarbij is van belang in hoeverre die bewoner zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 februari 2022daaraan toegevoegd dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de huurder door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie, als gevolg waarvan deze huurder – al dan niet voor een bepaalde periode – geen andere sociale huurwoning in de regio toegewezen krijgt
17. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die maken dat de sluiting van de woning onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De burgemeester heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat verzoeker weliswaar heeft gesteld dat er bij sluiting van de woning geen vervangende woonruimte beschikbaar is, maar geen informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk naar vervangende woonruimte is gezocht. Dat ter zitting is gesteld dat de (recente) inschrijving bij Rentola en 123wonen vanwege de krappe woningmarkt op korte termijn weinig tot geen resultaat zal opleveren, is daarvoor onvoldoende. Hetzelfde geldt voor het betoog dat een verblijf voor drie maanden op een camping thans, in de vakantieperiode, € 2.000,- kost en dus onbetaalbaar is. Het had immers op de weg verzoeker gelegen om tijdig en actief al dan niet met hulp van maatschappelijk werk dan wel instanties zoals Humanitas en Stichting Mee op zoek te gaan naar vervangende woonruimte. De burgemeester heeft in voldoende mate voldaan aan zijn plicht om de huisvestingsmogelijkheden te onderzoeken en verzoeker daarbij te helpen. Daarbij maakt het feit dat vervangende woonruimte extra kosten met zich meebrengt, niet dat het besluit daardoor onevenredig is. De voorzieningenrechter acht op zich wel aannemelijk dat vervangende huisvesting aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Uit de thans overgelegde financiële gegevens blijkt dat verzoeker en de overige gezinsleden voornamelijk leven van de AOW uitkering van de moeder. Daarmee is echter niet gezegd dat verzoeker zich geen andere middelen kan verwerven. Er zijn geen (financiële) stukken overgelegd van de gestelde niet meer in bedrijf zijnde bouwonderneming van verzoeker en zijn broer. Gezien de huidige vraag naar bouwbedrijven en de krapte op de arbeidsmarkt valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in te zien dat verzoeker, al of niet met zijn bouwbedrijf, geen inkomsten zou kunnen genereren ten behoeve van de extra kosten voor huisvestiging. In dat verband is bovendien van belang dat de woning eigendom is van de moeder van verzoeker en verzoeker/het gezin na drie maanden in de woning kunnen terugkeren.
18. Verder heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat op grond van de overgelegde medische informatie van de huisarts niet gebleken is dat verzoeker dan wel een van de andere gezinsleden om medische redenen, specifiek gebonden is aan de woning en daarom in de woning dienen te blijven. Dit blijkt immers niet uit de overgelegde medische stukken. Uit de overgelegde stukken blijkt wel dat de broer van verzoeker een ernstige aandoening heeft waarvoor hij in maart 2022 in het ziekenhuis is behandeld en opgenomen, maar niet dat zijn gezondheidstoestand momenteel zo slecht is, dat hij niet tijdelijke elders zou kunnen wonen. Dat verzoeker en de overige gezinsleden bij een verblijf elders vanwege hun gezondheidsklachten meer ongemak zullen ondervinden, betekent niet dat daardoor sprake is van omstandigheden die als zodanig bijzonder aan te merken zijn dat dit tot de conclusie moet leiden dat het besluit onevenredig is. In dit verband is van belang dat de sluiting ziet op een periode van drie maanden. Verder is niet aannemelijk dat de vader van verzoeker het gezin gedurende die periode niet in een vervangende woonruimte zou kunnen bezoeken en evenmin dat het onmogelijk is om de huisdieren mee te nemen naar andere woonruimte of tijdelijk elders onder te brengen.
19. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de woning voor drie maanden heeft mogen sluiten. Dit betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst en dat de burgemeester met het sluiten van de woning niet hoeft te wachten totdat op het bezwaar is beslist.
20. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 juli 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 juli 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.