Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 19 augustus 2020;
- de brief van 27 december 2021 van [eiseres] met producties 28 en 29;
- de akte overleggen producties 29 tot en met 36 van [eiseres] ;
- de akte overleggen producties 22 en 23 van Liko;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 28 mei 2021;
- de akte overleggen producties 24 tot en met 27 van Liko;
- de brief van 7 januari 2022 van [eiseres] met usb-stick;
- de brief van 10 januari 2022 van [eiseres] met productie 30;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 14 januari 2022;
- de conclusie na enquête en contra-enquête van [eiseres] ;
- de conclusie na enquête van Liko met productie 28
- de brief van 23 maart 2022 waarbij de rechtbank partijen informeert over de aanstaande beëindiging van het rechterschap van de behandelend rechter,
- het B16-formulier van 4 april 2022 van [eiseres] waarbij zij bericht over de mededeling van de rechtbank geen op- of aanmerkingen te hebben.
2.De verdere beoordeling
factuur van 30 augustus 2018 (bijwerken isolatie inpandige luchtkanalen, isoleren van toevoer en retourluchtkanalen buiten, hotel-, reis- en verblijfkosten, verzekering, kosten eindgebruiker, coördinatievergadering) door [eiseres] aan Liko in rekening zijn gebracht, door Liko zijn betaald, maar niet door [eiseres] zijn verricht, maar door Liko zelf.
enquête producties 24 tot en met 27 overgelegd.
29 september 2017 zou betrekking moeten hebben op de volledige tweede termijn van het werk. Omdat er een aanbetaling is gedaan van 10% betekent dat, dat waar op die factuur staat een tweede termijn ter waarde van 20%, dat 30% van het werk af moet zijn. Op de achterliggende urenstaat is vermeld dat 76 uur is gewerkt in week 36, derhalve in de week tot 7 september. Op de factuur van 27 oktober 2017 wordt weer 20% in rekening gebracht. Toen was dus volgens [eiseres] 50% van het werk klaar. Vervolgens wordt volgens de getuige met de factuur van 22 december 2017 de vierde termijn in rekening gebracht, hetgeen volgens de getuige betekent dat toen volgens [eiseres] 70% van het werk af was. Aan de hand van de facturen heeft de getuige menigmaal om een behoorlijke onderbouwing gevraagd, die echter nooit is gegeven. Liko heeft wel betaald, omdat er tijddruk op het project zat en [eiseres] dreigde weg te lopen.
[eiseres] de werkplek verliet hij een inventarisatietekening gemaakt heeft van wat feitelijk wél en níet was verricht. Het betreft productie 25 van Liko en heeft betrekking op gebouw 120. Op de tekening heeft de getuige met roze aangegeven het niet-geplaatste kanaalwerk, met groen de niet-geplaatste isolatie en met oranje de niet-aangebrachte geïsoleerde slangen. Het is volgens de getuige moeilijk precies in te schatten hoeveel resterend werk daarmee is gemoeid, omdat niet al het niet-verrichte werk evenveel tijd kost: er zijn lange rechte stukken, die vrij eenvoudig en snel zijn aan te leggen, maar er is ook veel bochtwerk dat tijd kost. Er moesten nog de nodige slangen worden gemonteerd. Dat is arbeidsintensief werk. De stelling van [eiseres] dat 90% af was, is te ruim, maar hoeveel wel precies af was, kan de getuige niet zeggen. Met betrekking tot gebouw 005 heeft de getuige niet hetzelfde gedaan en heeft daar ook minder concrete herinneringen over. Wel weet de getuige dat van de annexen van dat gebouw de volgende zaken nog niet klaar waren: de omkastingen van de binnenunits die op het annexdak stonden. Die omkasting was juist noodzakelijk, omdat het om binnenunits ging. Verder waren de nodige kanaalwerkstukken niet geplaatst en de isolatie was niet af. De tekening die door [eiseres] als productie 31 in het geding is gebracht, is door de getuige bewerkt en is als productie 26 door Liko in het geding gebracht. Op die productie heeft de getuige met geel ingekleurd wat met roze is ingekleurd op productie 25.
betekent dat haar vorderingen moeten worden afgewezen. Dat geldt, anders dan [eiseres] betoogt in randnummer 62 van de conclusie na enquête en contra-enquête, ook voor de meerwerkfacturen. De rechtbank maakt in r.o. 4.1. van het tussenvonnis van
19 augustus 2020 immers geen onderscheid tussen de verschillende facturen die als
productie 8 bij dagvaarding zijn overgelegd.
bedrag waarmee de gestelde vordering van Liko zou kunnen worden verrekend.
3.899,00(3,5 punten × tarief IV € 1.114,00);