ECLI:NL:RBLIM:2022:5515

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/03/259941 / HA ZA 19-64
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen eiseres wegens onvoldoende bewijs van uitgevoerde werkzaamheden in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft eiseres, een besloten vennootschap, vorderingen ingesteld tegen de besloten vennootschap Limburgse Koelindustrie Liko B.V. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van werkzaamheden die door eiseres zouden zijn verricht. De rechtbank heeft op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarin eiseres niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Eiseres diende te bewijzen dat zij 90% van het geoffreerde werk daadwerkelijk had uitgevoerd, inclusief de werkzaamheden die waren gefactureerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiseres ingebrachte getuigenverklaringen en bewijsstukken onvoldoende concreet waren om aan te tonen dat het werk daadwerkelijk was uitgevoerd. De getuigen konden slechts schattingen geven over de mate van uitvoering, wat niet voldeed aan de bewijsvereisten. Hierdoor heeft de rechtbank de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Liko, die zijn begroot op € 5.891,00. De rechtbank heeft tevens de wettelijke rente over deze kosten toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/259941 / HA ZA 19-64
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E. Sonneveld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIMBURGSE KOELINDUSTRIE LIKO B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. S.J. Keuls.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Liko genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 augustus 2020;
  • de brief van 27 december 2021 van [eiseres] met producties 28 en 29;
  • de akte overleggen producties 29 tot en met 36 van [eiseres] ;
  • de akte overleggen producties 22 en 23 van Liko;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 28 mei 2021;
  • de akte overleggen producties 24 tot en met 27 van Liko;
  • de brief van 7 januari 2022 van [eiseres] met usb-stick;
  • de brief van 10 januari 2022 van [eiseres] met productie 30;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 14 januari 2022;
  • de conclusie na enquête en contra-enquête van [eiseres] ;
  • de conclusie na enquête van Liko met productie 28
  • de brief van 23 maart 2022 waarbij de rechtbank partijen informeert over de aanstaande beëindiging van het rechterschap van de behandelend rechter,
  • het B16-formulier van 4 april 2022 van [eiseres] waarbij zij bericht over de mededeling van de rechtbank geen op- of aanmerkingen te hebben.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De rechter, ten overstaan van wie de getuigenverhoren zijn gehouden, heeft dit vonnis wegens pensionering niet meer kunnen wijzen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 19 augustus 2020 heeft de rechtbank [eiseres] toegelaten te bewijzen dat zij inclusief de werkzaamheden die zijn gefactureerd bij de door haar als productie 8 overgelegde facturen, 90% van het door haar geoffreerde werk feitelijk heeft verricht.
2.2.
Uit het vonnis volgt dat als [eiseres] slaagt in dit bewijs, Liko moet bewijzen dat:
[eiseres] op haar offerte als plaatsingskosten voor een handbediende klep uitging van een half uur per klep (productie 9 van Liko);
de werkzaamheden zoals vermeld op de door haar als productie 9 overgelegde
factuur van 30 augustus 2018 (bijwerken isolatie inpandige luchtkanalen, isoleren van toevoer en retourluchtkanalen buiten, hotel-, reis- en verblijfkosten, verzekering, kosten eindgebruiker, coördinatievergadering) door [eiseres] aan Liko in rekening zijn gebracht, door Liko zijn betaald, maar niet door [eiseres] zijn verricht, maar door Liko zelf.
2.3.
De rechtbank heeft partijen gelijktijdig tot bewijslevering toegelaten. De rechtbank zal hieronder eerst beoordelen of [eiseres] geslaagd is in het leveren van het bewijs.
Bewijsopdracht [eiseres]
2.4.
[eiseres] heeft in het kader van haar bewijsopdracht diverse stukken in het geding gebracht (brief 27 december 2021 met twee producties en akte overlegging producties 29 tot en met 36) en op 28 mei 2021 getuigen doen horen. Op 14 januari 2022 heeft Liko in contra-enquête getuigen doen horen. Liko heeft ten behoeve van de contra-
enquête producties 24 tot en met 27 overgelegd.
2.5.
De door [eiseres] opgeroepen getuigen hebben – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
2.6.
Getuige [naam directeur] , statutair directeur en aandeelhouder van [eiseres] verklaart, aan de hand van de door [eiseres] overgelegde productie 31 met betrekking tot gebouw 120, waarop volgens hem met kleuren is aangegeven wat klaar is, dat de nodige te plaatsen roosters niet zijn geplaatst. Deze maken 5% van de aangenomen werkzaamheden uit. Ook is een aantal kanaalstukjes niet geplaatst. Deze maken eveneens 5% van de aangenomen werkzaamheden uit. Derhalve is volgens de getuige 90% van de aangenomen werkzaamheden uitgevoerd. Volgens de getuige heeft [eiseres] berekend dat zij 90% van de aangenomen werkzaamheden heeft verricht op basis van de afmontagetijd in haar calculatieberekeningen. Van gebouw 005 was volgens de getuige bijna alles klaar, op het aanbrengen van 5 plafondroosters, 7 afzuigventielen en de dakisolatie na. Ook dat vertegenwoordigt volgens de getuige 10% van de aangenomen werkzaamheden.
2.6.1.
De getuige heeft toegelicht dat productie 32 van [eiseres] tijdens de procedure gemaakt is door de projectleider. Uit deze productie blijkt volgens de getuige dat de rechthoekige kanalen zijn geleverd. Aan de hand van de daarop geschreven tekst is te zien dat [eiseres] facturen heeft ontvangen van haar toeleveranciers. Die facturen zijn door [eiseres] in het geding gebracht als producties 33 t/m 36.
2.6.2.
Getuige [naam directeur] heeft verder verklaard dat een zekere [naam] , die door WNF Freitag – de opdrachtgever van Liko – was ingehuurd, hem op 25 mei 2021 heeft laten weten dat ook zijns inziens 90% van het door [eiseres] aangenomen werk was verricht. De genoemde [naam] heeft volgens de getuige op verzoek van [eiseres] bij het mailbericht van 25 mei 2021 nog een berekening gevoegd dat [eiseres] 90% van de aangenomen werkzaamheden had verricht.
2.7.
Getuige [naam montage-inspecteur] , die werkzaam is als montage-inspecteur bij [eiseres] , heeft het volgende verklaard. In de herinnering van de getuige was het werk toen [eiseres] ermee stopte zo goed als compleet. Aan de hand van de tekening die door [eiseres] als productie 31 in het geding is gebracht, schat de getuige dat nog maximaal 10% van het aangenomen werk zou moeten worden verricht. Volgens hem bestaat het nog te verrichten werk met name in het plaatsen van roosters en de kanaalaansluitingen op de luchtbehandelingskast. Als op de tekening iets is ingekleurd, dan betekent dat volgens de getuige dat het helemaal af is, tot op het laatste schroefje, hetgeen inhoudt dat ook de isolatie voor zover noodzakelijk is aangebracht. Wat gebouw 005 betreft weet de getuige zeker dat alles, behalve de buitenisolatie, klaar was. Op de vraag hoeveel procent er nog ongeveer moest gebeuren, antwoordt de getuige, onder het voorbehoud dat dat niet hoort tot zijn vakgebied, dat hij denkt dat tussen 8 en 10% van de aangenomen werkzaamheden nog moesten worden verricht.
2.8.
Getuige [naam projectleider] , die werkzaam is als projectleider bij [eiseres] , meent zich te herinneren dat de werkzaamheden zijn aangevangen in mei 2017 en dat [eiseres] met de werkzaamheden is gestopt aan het einde van de zomer in 2018, waarbij de deskundige denkt dat het eerder richting oktober 2018 ging. De getuige meent dat [eiseres] in de tussengelegen tijd tweemaal de werkzaamheden heeft opgeschort, omdat Liko de facturen niet betaalde. [eiseres] is uiteindelijk helemaal gestopt toen het werk bijna af was. Wat het gebouw 005 betreft, hoefde volgens de getuige alleen nog de dakinstallatie bekleed te worden met stucobeplating. De buizen moesten worden bekleed met isolatiemateriaal en op het isolatiemateriaal komen platen van aluminium. Schattenderwijs denkt de getuige dat in geld uitgedrukt nog voor tussen de 7 en 9% aangenomen werk moest worden verricht op het moment dat [eiseres] stopte met haar werkzaamheden.
2.8.1.
Wat gebouw 120 betreft verklaart de getuige dat op het dak de luchtbehandelingskast nog niet was aangebracht. Dat behoorde niet tot de aangenomen werkzaamheden, maar daartoe behoorde wel om de pijpen vanuit die kast intern aan te sluiten op de pijpen in het gebouw. Dat is niet gebeurd, omdat die kast er nog niet was. Verder waren aangenomen werkzaamheden niet uitgevoerd, omdat Liko, of andere in opdracht van Liko, sparingen niet hadden gemaakt.
2.8.2.
Naar aanleiding van productie 31 van [eiseres] verklaart de getuige het volgende. Op die tekening zijn met een vijftal grijzen lijnen pijpen aangeduid die door [eiseres] hadden moeten worden gelegd, omdat die pijpen op die tekening niet zijn ingekleurd. Op die tekening is volgens de getuige een groot aantal vierkantjes zichtbaar die nog niet zijn ingekleurd. Daarmee worden volgens de getuige roosters aangeduid. Die roosters zouden door Liko worden geleverd en daarna zou [eiseres] die roosters in de muren en/of plafonds aanbrengen en aansluiten op de bepijping. Liko heeft die roosters echter niet geleverd en deze zijn ook niet door [eiseres] aangebracht. De getuige schat dat wat het gebouw 120 betreft in geld uitgedrukt nog 5 à 6% werk verricht moest worden.
2.8.3.
Verder verklaart de getuige dat hij de door [eiseres] als productie 32 in het geding gebrachte kaart heeft vervaardigd. Op een blanco tekening heeft hij, aan de hand van alle facturen van toeleveranciers van materialen, de producten ingetekend.
2.8.4.
De getuige weet dat [naam directeur] contact heeft gehad met Freitag en dat [naam] in het kader van dat contact enkele weken voor het getuigenverhoor aan [eiseres] een opnamestaat heeft gestuurd waarin een overzicht is gemaakt van de werkzaamheden. Die staat dateert van 18 juli 2018. Deze staat is nog niet in het geding gebracht, omdat deze pas recent is ontvangen. Uit die staat blijkt volgens de getuige hetgeen hij als getuige heeft verklaard.
2.8.5.
Ten slotte heeft de getuige verklaard dat de werkzaamheden niet één op één kunnen worden uitgedrukt in percentages van de aanneemsom, hetgeen betekent dat 15% feitelijk werk misschien maar 5% van de offerteprijs betreft.
2.9.
De door Liko in contra-enquête gehoorde getuigen hebben als volgt verklaard.
2.10.
Getuige [naam directrice] , statutair directrice van Liko, is van mening dat in gebouw 005 slechts 80% af was en in gebouw 120 70%. [eiseres] heeft volgens de getuige luchtkanaalstukken op verschillende plaatsen/zones niet geleverd. Die zijn wel gefactureerd maar niet geplaatst. Hetzelfde geldt voor de nodige slangen tussen luchtkanalen en plafondroosters. Op meerdere plaatsen was geen isolatie aangebracht, terwijl dat wel was gefactureerd. De nodige kleppen zijn gefactureerd, maar niet aangebracht en ten slotte zijn roosters gefactureerd maar niet aangebracht. Om de isolatie van de luchtkanalen heen moet stucobeplating worden aangebracht om een en ander waterdicht te maken. Ook dat is volgens de getuige wel door [eiseres] gefactureerd, maar niet verricht. Verder heeft [eiseres] het ophangen van ongeveer 50 binnendeelairco’s gefactureerd en is dat door Liko betaald, terwijl die airco’s niet zijn opgehangen. Toen [eiseres] de werkplek verliet, heeft Liko een materiaalinventarisatie opgesteld. Op die lijsten, die niet in het geding zijn gebracht, staan zaken die nog op de werkplek lagen, terwijl [eiseres] plaatsing daarvan wel al in rekening had gebracht. Het betreft volgens de getuige de volgende zaken: slangen, roosters en kanaalstukken. De door Liko overgelegde tekeningen geven volgens de getuige weer wat naar mening van Liko de stand van het werk was. Daaruit blijkt de genoemde 70 en 80%. De tekeningen zijn aan de hand van de inventarisatie op de werkplek gemaakt. De gebouwen zijn inmiddels wel af. De resterende werkzaamheden zijn voor een deel door Liko verricht en voor een deel door ITS Smeets, in opdracht van Liko. Verder heeft de opdrachtgever zelf nog, al dan niet via ander onderaannemers, enkele werkzaamheden verricht die contractueel tot de werkzaamheden van [eiseres] behoorden.
2.10.1.
Aan de hand van productie 24 van Liko legt de getuige uit waarom de stelling van [eiseres] , dat zij voor 90% klaar was, niet juist is. Het laatste stuk van die productie is een factuur van 20 juni 2018. Die factuur betreft de zesde termijn en conform de overeenkomst is dan 90% van het werk gereed. Die factuur geeft dan volgens de getuige aan dat op dat moment 90% gereed was. Uit de aan de factuur gehangen urenlijst blijkt dat werkzaamheden in week 14 (april) van dat jaar worden gedeclareerd. Met deze factuur zegt [eiseres] volgens de getuige dat toen 90% van de werkzaamheden klaar was. Dat is volgens de getuige vreemd, omdat [eiseres] , naar haar eigen stellingen, nog de nodige werkzaamheden heeft verricht en, wat Liko betreft, een aantal werkzaamheden niet heeft verricht.
2.10.2.
Productie 27 van Liko betreft volgens de getuige een e-mail van [naam] aan Liko. [naam] was door de opdrachtgever van Liko ingeschakeld en was belast met de feitelijke directie. In de e-mail verklaart [naam] welke kosten de opdrachtgever heeft gemaakt om het deel van de door [eiseres] te verrichten werk dat door [eiseres] niet is uitgevoerd uit te voeren. Het betreft een globaal overzicht.
2.10.3.
Productie 29 van [eiseres] is volgens de getuige feitelijk onbruikbaar als bewijsstuk. Ten eerste is het stuk opgemaakt in 2016, toen [eiseres] nog niet bij het werk betrokken was. Verder is deze bill of quantity, zoals die productie heet, een onderdeel van een pakket documenten. Het stuk is uit zijn context gehaald, omdat de andere stukken niet zijn overgelegd. Het is een stuk dat is opgemaakt als praatstuk tussen Liko en haar opdrachtgever. Het is geen stuk waarin geïnventariseerd wordt welke werkzaamheden precies wel en niet waren verricht. Het is een globaal overzicht van wat er ongeveer is gebeurd en misschien gebeuren moet. Bij wijze van voorbeeld wijst de getuige naar regel 48. In een kolom staat 98%, maar dat zegt volgens hem niets, omdat in de daaropvolgende kolom staat “sind geliefert 80% montiert.” Ook daaruit valt verder volgens de getuige in het kader van de bewijsopdracht niets af te leiden. Verder wijst de getuige bij wijze van voorbeeld naar de regels 1 t/m 7, waar in een van de kolommen regelmatig 0% staat. Dat betekent een correctie van een eerder gesteld hoger percentage dat ten onrechte zo hoog is gesteld. Ten slotte verklaart de getuige dat de “bill of quantities” ging over betalingen en niet over de feitelijke stand van zaken van de door [eiseres] verrichte werkzaamheden.
2.10.4.
De getuige wijst verder op productie 24 van Liko. De factuur van
29 september 2017 zou betrekking moeten hebben op de volledige tweede termijn van het werk. Omdat er een aanbetaling is gedaan van 10% betekent dat, dat waar op die factuur staat een tweede termijn ter waarde van 20%, dat 30% van het werk af moet zijn. Op de achterliggende urenstaat is vermeld dat 76 uur is gewerkt in week 36, derhalve in de week tot 7 september. Op de factuur van 27 oktober 2017 wordt weer 20% in rekening gebracht. Toen was dus volgens [eiseres] 50% van het werk klaar. Vervolgens wordt volgens de getuige met de factuur van 22 december 2017 de vierde termijn in rekening gebracht, hetgeen volgens de getuige betekent dat toen volgens [eiseres] 70% van het werk af was. Aan de hand van de facturen heeft de getuige menigmaal om een behoorlijke onderbouwing gevraagd, die echter nooit is gegeven. Liko heeft wel betaald, omdat er tijddruk op het project zat en [eiseres] dreigde weg te lopen.
2.11.
Getuige [naam servicetechnicus] , werkzaam als servicetechnicus bij Liko, verklaart dat toen
[eiseres] de werkplek verliet hij een inventarisatietekening gemaakt heeft van wat feitelijk wél en níet was verricht. Het betreft productie 25 van Liko en heeft betrekking op gebouw 120. Op de tekening heeft de getuige met roze aangegeven het niet-geplaatste kanaalwerk, met groen de niet-geplaatste isolatie en met oranje de niet-aangebrachte geïsoleerde slangen. Het is volgens de getuige moeilijk precies in te schatten hoeveel resterend werk daarmee is gemoeid, omdat niet al het niet-verrichte werk evenveel tijd kost: er zijn lange rechte stukken, die vrij eenvoudig en snel zijn aan te leggen, maar er is ook veel bochtwerk dat tijd kost. Er moesten nog de nodige slangen worden gemonteerd. Dat is arbeidsintensief werk. De stelling van [eiseres] dat 90% af was, is te ruim, maar hoeveel wel precies af was, kan de getuige niet zeggen. Met betrekking tot gebouw 005 heeft de getuige niet hetzelfde gedaan en heeft daar ook minder concrete herinneringen over. Wel weet de getuige dat van de annexen van dat gebouw de volgende zaken nog niet klaar waren: de omkastingen van de binnenunits die op het annexdak stonden. Die omkasting was juist noodzakelijk, omdat het om binnenunits ging. Verder waren de nodige kanaalwerkstukken niet geplaatst en de isolatie was niet af. De tekening die door [eiseres] als productie 31 in het geding is gebracht, is door de getuige bewerkt en is als productie 26 door Liko in het geding gebracht. Op die productie heeft de getuige met geel ingekleurd wat met roze is ingekleurd op productie 25.
2.12.
De rechtbank stelt voorop dat [eiseres] alleen in het haar opgedragen bewijs kan slagen als zij eerst gedetailleerd aantoont welke werkzaamheden uitgevoerd moesten worden en welke zaken geleverd moesten worden bij 100% uitvoering van het werk en zij daarna concreet bewijst waaruit de 10% van het niet-uitgevoerde werk en de niet-geleverde zaken bestaat. Onvoldoende acht de rechtbank derhalve verklaringen dat een bepaald percentage van het aangenomen werk/de te leveren zaken, al dan niet is verricht en/of al dan niet is geleverd, als die verklaringen enkel zijn gebaseerd op schattingen en niet op concrete cijfers die controleerbaar zijn.
2.13.
De door [eiseres] voorgebrachte getuigen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet aan de hand van concrete gegevens aangeven dat 90% van het door [eiseres] geoffreerde werk feitelijk is uitgevoerd.
2.13.1.
Getuige [naam directeur] heeft enkel op basis van een door [eiseres] vervaardigde tekening (productie 31 van [eiseres] ) met betrekking tot gebouw 120 verklaard dat de nodige te plaatsen roosters niet zijn geplaatst, hetgeen 5% van de aangenomen werkzaamheden zou omvatten. Ook is een aantal kanaalstukjes niet geplaatst, die eveneens een waarde van 5% van de aangenomen werkzaamheden zouden vertegenwoordigen. Naar het oordeel van de rechtbank is die verklaring in het licht van de vooropstelling in 2.12. niet concreet genoeg. Evenmin kan de rechtbank objectief vaststellen dat in geval van gebouw 005 5 plafondroosters, 7 afzuigventielen en dakisolatie 10% van het niet-uitgevoerde werk zou betreffen, zoals de getuige verklaart.
2.13.2.
Ook getuige [naam montage-inspecteur] kan enkel schattenderwijs aangeven hoeveel, procentueel gezien, van het aangenomen werk nog zou moeten worden verricht.
2.13.3.
Hetzelfde geldt ten slotte voor de verklaring van getuige [naam projectleider] . Die verklaart immers dat hij slechts ten aanzien van gebouw 005 en 120 schattenderwijs kan aangeven wat, gerelateerd aan de waarde van het aangenomen werk, het percentage is dat niet is uitgevoerd.
2.14.
De getuigen [naam directeur] en [naam projectleider] hebben nog verklaard over een berekening, dan wel opnamestaat die zou zijn vervaardigd, waarin kennelijk precies is berekend de waarde van de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden en/of geleverde materialen, maar die berekening, dan wel opnamestaat is niet in het geding gebracht.
2.15.
De rechtbank kan de informatie die nodig is om te kunnen voldoen aan de bewijsopdracht, mede gelet op hetgeen in contra-enquête naar voren is gebracht door Liko, ook niet destilleren uit de schriftelijke bewijsstukken die [eiseres] in het geding gebracht heeft.
2.16.
[eiseres] is derhalve niet geslaagd in haar bewijsopdracht. Dat
betekent dat haar vorderingen moeten worden afgewezen. Dat geldt, anders dan [eiseres] betoogt in randnummer 62 van de conclusie na enquête en contra-enquête, ook voor de meerwerkfacturen. De rechtbank maakt in r.o. 4.1. van het tussenvonnis van
19 augustus 2020 immers geen onderscheid tussen de verschillende facturen die als
productie 8 bij dagvaarding zijn overgelegd.
Bewijsopdracht Liko
2.17.
Omdat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of Liko geslaagd is in haar bewijsopdracht. Door de afwijzing van de vordering van [eiseres] is er immers geen
bedrag waarmee de gestelde vordering van Liko zou kunnen worden verrekend.
Proceskosten
2.18.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liko worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00;
- salaris advocaat €
3.899,00(3,5 punten × tarief IV € 1.114,00);
Totaal € 5.891,00.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Liko tot op heden begroot op € 5.891,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de beslissingen 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT