ECLI:NL:RBLIM:2022:5514

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/03/249233 / HA ZA 18-207
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Limburg op 13 juli 2022 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen eisers in conventie, [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2], en gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en is veroordeeld tot betaling van zowel immateriële als materiële schadevergoeding aan de eisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers schade hebben geleden door het onrechtmatige handelen van gedaagde, en heeft de hoogte van de schadevergoeding berekend op basis van de ingediende vorderingen en bewijsstukken. De rechtbank heeft in het vonnis de verschillende schadeposten opgesomd en toegewezen, waaronder een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schadevergoeding en € 11.264,41 aan materiële schadevergoeding. Daarnaast zijn de proceskosten en beslagkosten aan de zijde van de eisers toegewezen, begroot op € 5.789,42. Gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoedingen. In reconventie zijn de vorderingen van gedaagde afgewezen, en is hij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de eisers, begroot op € 956,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de beslissing over de onrechtmatige daad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/249233 / HA ZA 18-207
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. H.E.P. van Geelkerken,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. K.D. Regter.
Partijen zullen hierna (gezamenlijk in mannelijk enkelvoud) [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , (afzonderlijk) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 november 2021
  • de akte uitlating wijziging van eis tevens akte depot ter griffie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
  • de antwoordakte van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
  • de akte uitlating van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Bij akte heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de volgende eiswijzigingen ingediend:
Vermindering van eis:
- de gevorderde vergoeding voor het eigen risico ziektekosten voor het jaar 2018 van
€ 385,00 per persoon wordt verminderd tot een bedrag van € 253,65 ( [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] ) respectievelijk € 37,40 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ),
- de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt ingetrokken, nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarbij geen belang meer heeft.
Vermeerdering van eis:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank ter zake van de aanvullende kosten over de periode vanaf januari 2019 tot en met december 2021, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen de som van € 1.596,48.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bij antwoordakte verweer gevoerd.
2.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
in conventie
2.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft geen formeel bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Wel heeft hij inhoudelijk verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom recht doen op basis van de gewijzigde eis.
2.5.
Bij vonnis van 24 november 2021 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met betrekking tot hetgeen onder rov. 2.35. (kosten eigen risico 2018), 2.37. (onderbouwing € 25,00 per verlofuur) en 2.43. (schadestaat) van dat vonnis is overwogen.
Kosten eigen risico 2018
2.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft, onder verwijzing naar bijlage 1, de zorgkosten 2018 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met stukken onderbouwd berekend met betrekking tot zorgverlening door Pobos B.V. (behandelend psycholoog). Het eigen risico en de niet vergoede kosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] bedragen € 253,65 en van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] € 37,40.
2.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet langer verweer voert tegen deze post, ligt het gevorderde voor toewijzing gereed. De rechtbank zal [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordelen om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen € 291,05.
€ 25,00 per verlofuur
2.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft, onder verwijzing naar bijlagen 2 en 3, zijn berekening van
€ 25,00 per verlofuur nader onderbouwd en uitgewerkt. De onderliggende stukken (jaaropgaven), waaruit volgens hem het brutoloon in het betreffende jaar blijkt, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om privacy redenen alleen ter griffie gedeponeerd.
2.9.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft primair als verweer aangevoerd dat uit art. 2.4. van het rolreglement (de rechtbank begrijpt: art. 2.9. van het huidige rolreglement) blijkt dat stukken niet in origineel (als productie) worden ingediend, behoudens de mogelijkheid van depot. Er dienen dus afschriften van originelen als producties in de procedure te worden ingebracht. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft deels onleesbaar gemaakte kopieën dan wel geheel onleesbare kopieën van jaaropgaven en/of loonspecificaties ter griffie gedeponeerd. Deze stukken hadden echter als productie in het geding moeten worden gebracht. Onder verwijzing naar jurisprudentie verzoekt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen acht te slaan op de gedeponeerde stukken, nu op deze manier op onjuiste en oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid stukken te deponeren. Subsidiair heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangevoerd dat het nettosalaris op een onjuiste manier door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is berekend, waardoor het onredelijk is van een uurloon van
€ 25,00 netto uit te gaan. Ook zijn er geheel onleesbare stukken (2020) gedeponeerd en/of onvolledige stukken (2021), waaruit niet blijkt dat het salaris van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en/of [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1]
€ 25,00 netto per uur bedroeg.
2.10.
De rechtbank stelt voorop dat de stukken die gedeponeerd zijn, geen originele stukken zijn. Dat betekent dat de bewijsstukken die bij depot in het geding gebracht zijn, op grond van het rolreglement in kopie als productie aan de akte van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehecht hadden moeten worden. Uit de antwoordakte is de rechtbank gebleken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de gedeponeerde stukken, die beperkt in omvang zijn, ingezien heeft en op basis daarvan inhoudelijk verweer gevoerd heeft. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank geen aanleiding de bewijsstukken buiten beschouwing te laten. Het primaire verweer wordt daarom verworpen.
2.11.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist niet (meer) dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inkomsten uit loondienst ontvangt, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt. Met betrekking tot de hoogte van het netto uurloon overweegt de rechtbank het volgende. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft toegelicht hoe hij van bruto jaarloon naar bruto uurloon rekent. Tegen die rekenmethodiek heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen bezwaar geuit, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Om van bruto uurloon om te rekenen naar netto uurloon heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] categorieën van jaarinkomens gemaakt en per categorie een factor vermeld waarmee gerekend moet worden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet toegelicht waar hij deze factoren op baseert. Uit het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] leidt de rechtbank af dat hij vermoedt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een te hoge factor toepast gelet op zijn inkomen. De rechtbank heeft op basis van via internet toegankelijke omrekenprogramma’s (zie bijvoorbeeld www.randstad.nl en www.youngcapital.nl) een steekproef genomen en geconstateerd dat voor het jaar 2021 de berekende netto bedragen per uur niet te hoog zijn. Omdat enerzijds [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan de hand van salarisstroken per maand, waaruit het netto-inkomen per maand blijkt, het netto uurloon per maand inzichtelijk had kunnen maken, terwijl de rechtbank anderzijds op basis van de (beperkte) steekproef geen aanleiding heeft te veronderstellen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gerekend heeft met een te hoge factor, zal de rechtbank de geleden schade schatten en daarbij aan de voorzichtige kant blijven. De rechtbank zal 2/3 van het gevorderde bedrag als schade toewijzen. Dat betekent dat 482 uur x € 25,00 x 2/3 =
€ 8.033,33 wordt toegewezen.
Reiskosten ad € 1.596,48
2.12.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld aanvullende kosten vanaf januari 2019 te hebben gemaakt, die zijn opgenomen in het kostenoverzicht van bijlage 2. Het gaat om reiskosten en verlofuren (bijwonen zittingen, afspraak psycholoog etc.), te weten 48 uur en 300 kilometers. De schadepost komt volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] neer op een bedrag van € 1.596,48.
2.13.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft als verweer aangevoerd dat niet wordt onderbouwd op grond waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot het bedrag komt. Het grootste deel van deze kosten ziet op het bijwonen van zittingen. Dienaangaande wijst [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op art. 238 lid 2 en 239 Rv: deze kosten worden al op basis van het liquidatietarief vergoed en moeten daarom worden afgewezen. Verder vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] 4 uur werk voor het aanvullen van het kostenoverzicht + overige, zonder dat de betreffende werkzaamheden dan wel kosten duidelijk zijn. Deze kosten zijn onredelijk voor 4 uur beweerdelijk werk. Reiskosten en reistijd in verband met het bijwonen van een strafzitting in Den Bosch is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet verschuldigd, nu dit eventueel via de strafgriffie op basis van het besluit tarieven in strafzaken voor vergoeding in aanmerking komt.
2.14.
Uit het overzicht is de rechtbank niet gebleken dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] reiskosten en reistijd vorderen die betrekking hebben op de strafzaak in Den Bosch, zodat het verweer daaromtrent onbeoordeeld kan blijven.
2.15.
De rechtbank is van oordeel dat de acht uur die gevorderd worden voor het bezoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] aan de psycholoog op 11 januari 2019 toewijsbaar zijn. Met verwijzing naar rov. 2.11 van dit vonnis zal toegewezen worden 8 x € 25,00 x 2/3 =
€ 133,33 als vergoeding voor opgenomen verlofuren. Als reiskosten zal worden toegewezen 60 km x € 0,26 (normbedrag voor 2019 volgens de Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding, zie ook rov. 2.39 van het tussenvonnis van 24 november 2021) =
€ 15,60.
2.16.
Voor het overige wordt de vordering afgewezen. Er bestaat geen grondslag voor toewijzing van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde reiskosten voor deze procedure en ‘aanvullende kosten overzicht + overige’ gelet op het bepaalde in art. 239 Rv.
Verwijzing schadestaatprocedure
2.17.
Nu dit deel van de vordering is ingetrokken, hoeft hierover niet langer te worden beslist.
Resumerend in conventie
2.18.
Ten behoeve van de overzichtelijkheid somt de rechtbank hieronder op hetgeen zij in conventie al in eerdere vonnissen heeft toegewezen en hetgeen zij bij dit vonnis toewijst:
de gevorderde verklaringen voor recht (rov. 2.32 vonnis 24 november 2021),
€ 6.000,00 aan immateriële schadevergoeding (rov. 2.33 vonnis 24 november 2021),
€ 1.587,86 aan materiële schadevergoeding (rov. 2.35 vonnis 24 november 2021),
€ 794,24 aan materiële schadevergoeding (rov. 2.39 vonnis 24 november 2021),
€ 409,00 aan materiële schadevergoeding (rov. 2.40 vonnis 24 november 2021),
€ 291,05 aan materiële schadevergoeding (rov. 2.7 dit vonnis),
€ 8.033,33 aan materiële schadevergoeding (rov. 2.11 dit vonnis).
€ 133,33 aan materiële schadevergoeding (rov. 2.15 dit vonnis)
€ 15,60 aan materiële schadevergoeding (rov. 2.15 (dit vonnis).
In totaal zal aan materiële schadevergoeding (sub c tot en met sub i bij elkaar opgeteld) worden toegewezen een bedrag van € 11.264,41. De wettelijke rente over de immateriële schade en over de materiële schade wordt toegewezen met ingang van twee dagen na betekening van dit vonnis (rov. 2.33 en 2.42 van het vonnis van 24 november 2021).
Proceskosten
in conventie
2.19.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert € 639,32 zijnde kosten van het gelegde conservatoir beslag inclusief het griffierecht voor het beslagrekest, € 656,58 zijnde kosten van het oproepen van getuigen en € 236,70 zijnde de getuigentaxen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft hiertegen als verweer aangevoerd dat deze kosten aan te merken zijn als proceskosten. Deze kosten moeten worden afgewezen, omdat volgens hem de vorderingen in conventie ook moeten worden afgewezen.
Kosten beslag
2.20.
Het gevorderde bedrag van € 639,22 is met de overgelegde beslagstukken en het beslagrekest toereikend onderbouwd en zal daarom worden toegewezen.
Kosten oproeping getuigen
2.21.
Het gevorderde bedrag van € 656,58 is toewijsbaar tot een bedrag van € 544,34. Laatstgenoemd bedrag volgt uit de nota van de deurwaarder en de oproepingsexploten. Het resterende bedrag (€ 112,24) wordt afgewezen omdat uit de nota van Falkpost van € 112,24 niet afgeleid kan worden dat deze kosten betrekking hebben gehad op het oproepen van getuigen.
Getuigentaxe
2.22.
Het bedrag van € 236,70 is toewijsbaar nu dit het totaal is van alle taxen die zijn vastgesteld door de rechtbank tijdens de getuigenverhoren.
Overige proceskosten en nakosten
2.23.
De rechtbank zal [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verder als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de (overige) proceskosten in conventie, tot op heden begroot op:
  • kosten exploot dagvaarding € 96,16
  • griffierecht € 285,00 (zaak 214465)
€ 610,00 (zaak 249233)
  • salaris advocaat beslag € 563,00 (1 punt x liquidatietarief II)
  • salaris advocaat
Totaal € 4.369,16
2.24.
Met betrekking tot het salaris advocaat (beslag) overweegt de rechtbank dat in geval van liquidatietarief II maximaal 6 punten toewijsbaar zijn. Het meerdere boven het maximum wordt daarom niet toegewezen.
2.25.
In totaal zal aan proceskosten en beslagkosten worden toegewezen € 5.789,42 (zie rov. 2.20, 2.21, 2.22 en 2.23).
2.26.
De nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld is.
in reconventie
2.27.
Bij vonnis van 24 november 2021 (rov. 2.46) is al beslist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] begroot op € 956,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis en de nakosten.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is om de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] geleden schade voortvloeiend uit het onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te vergoeden,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] van een bedrag van
€ 6.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] van een bedrag van
€ 11.264,41 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot de dag der algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten en de beslagkosten, tot op heden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] begroot op € 5.789,42, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot aan de dag der algehele voldoening,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen af,
3.7.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] begroot op € 956,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
in conventie en in reconventie
3.8.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van beslissing 3.1. in conventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JC