ECLI:NL:RBLIM:2022:5358

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
ROE 21/1445
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.M.H.J. Colen, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. E. Coenen. Eiser had een WIA-uitkering die per 29 maart 2021 werd beëindigd op basis van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van het UWV in overweging genomen. Eiser had in 2012 als operator gewerkt, maar was uitgevallen door fysieke klachten. Na een herbeoordeling door het UWV, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 26,54% werd vastgesteld, werd de uitkering beëindigd. Eiser voerde aan dat zijn medische situatie verslechterd was en dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn belangen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat de rapporten niet aan de vereisten voldeden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beëindiging van de WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.M.H.J. Colen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Coenen).

Procesverloop

Met het besluit van 28 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV besloten dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wordt beëindigd per 29 maart 2021.
Met het besluit van 15 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als operator. In 2012 is hij uitgevallen voor dit werk, vanwege fysieke klachten. Per het einde van de wachttijd, in 2014, is aan eiser een WIA-uitkering toegekend.
2. Eiser had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,17%. Hij heeft op 10 juli 2020 een melding gedaan van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 december 2019. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser.
3. Een arts van het UWV [1] heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. Drie functies zijn gebruikt voor het berekenen van de mate van arbeidsongeschiktheid. De andere twee functies zijn reservefuncties. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze drie functies 73,46% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 26,54%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft eiser volgens het UWV geen recht meer op een WIA-uitkering. De WIA-uitkering wordt per 29 maart 2021 beëindigd.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geduide functies op basis van de nieuwe FML beoordeeld. Twee functies waren niet meer passend, de overige drie wel. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de middelste van deze drie functies berekend dat de mate van arbeidsongeschiktheid 34,42% is. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat er onzorgvuldig is gehandeld, doordat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. Volgens eiser is zijn medische situatie sinds 2019 aantoonbaar verslechterd, waardoor een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage dan in 2014 aangenomen had moeten worden. Daarnaast had er volgens eiser actuele medische informatie opgevraagd moeten worden bij zijn behandelaars. Ook vindt eiser dat het medisch onderzoek niet deugdelijk is, omdat hij niet is onderzocht door een onafhankelijk deskundige. Verder voert eiser aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Eiser stelt dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De rechtbank zal hierna de vraag beantwoorden of het UWV met het bestreden besluit terecht de WIA-uitkering van eiser per 29 maart 2021 heeft beëindigd, vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser per 29 maart 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft beschreven dat eiser verminderd belastbaar is vanwege chronische rugklachten en pijnklachten aan de linkerschouder.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 1 april 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting en aanvullend lichamelijk onderzocht. De ingebrachte informatie van de neuroloog en fysiotherapeut/manueel therapeut heeft hij meegenomen en meegewogen in zijn beoordeling. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser een melding gedaan van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Deze melding heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken bij zijn beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de situatie na de beoordeling door de arts is gewijzigd en vult daarom de FML aan.
11. Eiser voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de arts en verzekeringsarts bezwaar en beroep geen actuele informatie hebben opgevraagd bij de behandelaars en omdat er geen deskundige is ingeschakeld.
12. De rechtbank overweegt hierover dat het in principe de expertise van de (verzekerings)arts is om te bepalen welke onderzoekstechnieken nodig zijn bij het vaststellen van de belastbaarheid. Het opvragen van informatie is aangewezen indien er sprake is van een (nog in te zetten) behandeling die een beduidend effect zou kunnen hebben op de arbeidsmogelijkheden of als de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft van de arbeidsmogelijkheden. Uit het dossier is niet gebleken dat een van deze twee situaties zich voordoet. Ook blijkt uit het dossier niet van een reden waarom een deskundige had moeten worden ingeschakeld om eiser te onderzoeken. De rechtbank oordeelt dan ook dat het niet opvragen van informatie en het niet raadplegen van een deskundige niet maken dat het onderzoek onzorgvuldig is. De rechtbank merkt op dat in tegenstelling tot wat eiser stelt, de verzekeringsarts bezwaar en beroep de actuele medische informatie van de neuroloog en de fysiotherapeut/manueel therapeut wel in de beoordeling heeft betrokken.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
14. De arts heeft aangenomen dat eiser verminderd belastbaar is vanwege chronische klachten aan de lage rug en peesverkalking in de linkerschouder. De rugklachten zijn niet wezenlijk veranderd sinds de beoordeling in 2014. Eiser heeft toegenomen beperkingen gemeld, omdat hij gediagnosticeerd is met diabetes en een hoge bloeddruk, maar dit wordt volgens de arts goed behandeld met medicijnen. Ten opzichte van de FML uit 2014 nuanceert de arts de beperkingen voor het torderen en buigen. De beperking voor zitten wijzigt hij, omdat hij de eerder aangenomen beperking niet in verhouding acht tot dat wat medisch te objectiveren is. De beperking voor geknield of gehurkt actief zijn handhaaft hij niet, omdat dit niet verklaard kan worden vanuit het ziektebeeld. De beperkingen voor frequent reiken en boven schouderhoogte actief zijn acht de arts van toepassing voor de linkerarm.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 1 april 2021 uiteengezet dat hij aanvullende beperkingen aanneemt, omdat eiser sinds de beoordeling door de arts ook klachten heeft gekregen aan zijn rechterschouder. Eiser heeft tijdens de bezwaarprocedure gemeld toegenomen arbeidsongeschikt te zijn, nu hij een MRI-scan van zijn rug heeft gehad. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat eiser echter geen toename van de rugproblemen beschrijft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vult de FML op de volgende punten aan: de beperkingen voor de linkerschouder gelden ook voor de rechterschouder en eiser is beperkt voor knielend of hurkend actief zijn.
16. Eiser voert aan dat zijn gezondheid vanaf december 2019 verslechterd is, waardoor zijn mate van arbeidsongeschiktheid had moeten toenemen. Het UWV heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van eiser nu zijn mate van arbeidsongeschiktheid juist is afgenomen (van 67,17% naar 34,42%).
17. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan en de medische informatie die eiser in de bezwaarfase heeft ingebracht is al door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de beoordeling betrokken. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De rechtbank merkt hierbij in het bijzonder op dat deze systematiek geen ruimte laat voor een belangenafweging. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 65,58% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als operator, zodat eiser voor de overige 34,42% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

20. Het UWV heeft terecht de uitkering van eiser per 29 maart 2021 beëindigd, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 juli 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 13 juli 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.