ECLI:NL:RBLIM:2022:5355

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
ROE 20/2211
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen de wijziging van geluidsvoorschriften van een omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 14 juli 2022, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond beoordeeld. Eiseres, een internationaal transportbedrijf, had bezwaar gemaakt tegen de ambtshalve wijziging van de geluidsvoorschriften van haar omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij een procesbelang heeft bij haar beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank stelt vast dat de wijziging van de geluidsvoorschriften voortvloeit uit een akoestisch onderzoek dat door eiseres zelf is uitgevoerd. Eiseres had eerder ingestemd met de nieuwe geluidsvoorschriften, die in wezen niet nadeliger zijn dan de oude. De rechtbank concludeert dat de wijziging van de geluidsvoorschriften niet leidt tot een negatieve impact op de belangen van eiseres, en dat er geen reden is om aan te nemen dat de wijziging onterecht is.

De rechtbank benadrukt dat, hoewel er mogelijk discussie is over de juridische grondslag van de wijziging, dit niet relevant is voor de ontvankelijkheid van het beroep. Aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat zij door het bestreden besluit in haar belangen is geschaad, blijft het besluit in stand. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/2211

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1] , eiseres
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, verweerder

(gemachtigden: mr. C.W.M. van Alphen en R.T.P.J. Vorstermans).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 22 juli 2020 waarbij de geluidsvoorschriften van de omgevings-vergunning milieu van eiseres ambtshalve zijn gewijzigd.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres heeft een internationaal transportbedrijf met stalling van geladen en ongeladen tankwagens, gelegen aan de [adres] te [plaats 2] . Voor deze inrichting is op 11 oktober 2007 een oprichtingsvergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend. In deze vergunning zijn in tabel 1 de volgende geluidsvoorschriften in dB(A) opgenomen:
Omschrijving
Dag 07:00-19:00
Avond 19:00-23:00
Nacht 23:00-07:00
Lar,LT op de gevel van woningen van derden
35
37
32
Lamax op de gevel van woningen van derden
52
52
52
Lar,LT op zonebewakingspunt 1
26
27
21
Ook is voor de inrichting op 22 december 2009 een vergunning ingevolge de Waterwet verleend. Uit de gedingstukken blijkt dat op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) deze twee vergunningen van rechtswege omgevingsvergunningen zijn geworden.
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 6 mei 2019 de door eiseres aangevraagde omgevingsvergunning verleend voor een milieu neutrale verandering van de inrichting, te weten het incidenteel overpompen van lading en water vanuit een tankwagen naar een andere tankwagen. In deze omgevingsvergunning is opgenomen dat de geluidsbelasting, veroorzaakt door de inrichting, niet zal toenemen. Tevens is vermeld dat als gevolg van verouderde versies van het rekenmodel en het -programma waarop de oprichtingsvergunning was gebaseerd, het noodzakelijk is om de vigerende geluidsvoorschriften ambtshalve te actualiseren. Het rekenmodel is namelijk geactualiseerd door het toevoegen c.q. wijzigen van relevante objecten zoals bodemgebieden en woningen. Ten gevolge van deze actualisatie is er een geringe toename van de vigerende geluidsgrenswaarden bij woningen van derden waardoor verweerder de geluidsvoorschriften van de vigerende omgevingsvergunning van 11 oktober 2007 ambtshalve wil wijzigen. Hiertoe heeft verweerder een voorstel voor nieuwe geluidsvoorschriften gedaan. Bij e-mail van 1 mei 2019 heeft de head QHSSE van eiseres aangegeven met het voorstel van de nieuwe geluidsvoorschriften (die hetzelfde zijn als in het bestreden besluit) akkoord te zijn.
1.2.
Vervolgens heeft verweerder een ontwerp omgevingsvergunning voor het ambtshalve wijzigen van de omgevingsvergunning milieu van 11 oktober 2007 opgesteld. Eiseres heeft hiertegen zienswijzen ingediend. Onder toepassing van artikel 2.30, eerste lid, van de Wabo in samenhang met artikel 2.31, eerste lid, onder b, van de Wabo en artikel 5.10, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) heeft verweerder in het bestreden besluit de geluidsvoorschriften van de omgevingsvergunning van 11 oktober 2007 geactualiseerd en gewijzigd. Hiertoe stelt verweerder dat uit het op verzoek van eiseres opgestelde akoestisch onderzoek van HMB van 14 februari 2019 blijkt dat de geluidsbelasting bij bepaalde woningen licht toeneemt maar niet leidt tot overschrijdingen van grenswaarden bij woningen en op het zonebewakingspunt 1. De bedrijfsactiviteiten van de inrichting wijzigen niet. De lichte toename is uitsluitend het gevolg van het geactualiseerde rekenmodel en het rekenprogramma. De verleende geluidsruimte op het industrieterrein dient beheersbaar te zijn, ten behoeve van de bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu, en mag zeker geen nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Gelet op de overwegingen met betrekking tot de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, is actualisatie van de vergunning volgens verweerder noodzakelijk. De mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau worden beperkt door de aan het bestreden besluit verbonden voorschriften.
In tabel 1 van de gewijzigde omgevingsvergunning (bestreden besluit) zijn de volgende geluidsvoorschriften in dB(A) opgenomen:
Omschrijving
Dag 07:00-19:00
Avond 19:00-23:00
Nacht 23:00-07:00
Lar,LT op de gevel van woningen van derden
36
40
35
LAmax op de gevel van woningen van derden
57
57
57
Lar,LT op zonebewakingspunt 1
14
14
8

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning milieu. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Eiseres voert in beroep (enkel) aan dat verweerder niet bevoegd was om de geldende omgevingsvergunning milieu ambtshalve te wijzigen, omdat de onder artikel 5.10, derde lid, van het Bor genoemde gevallen, noch de in de artikelen 2.30 en 2.31 van de Wabo genoemde gevallen van toepassing zijn. In dit geval gaat het volgens eiseres namelijk om een inhoudelijke verandering van de omgevingsvergunning en een inhoudelijke wijziging in het rekenmodel en niet om een werkelijke actualisering van de vergunning en/of het rekenmodel, omdat sprake is van het wijzigen van de invoergegevens door het toevoegen en/of wijzigen van een of meer woningen in de omgeving van de inrichting. Deze toevoeging en/of wijziging van een woning betreft geen wijziging van het rekenmodel.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij een procesbelang heeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Zij vermeldt eerst een aantal relevante regels.
Wettelijk kader
5. In artikel 2.30, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo het bevoegd gezag regelmatig beziet of de voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Onder ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu wordt mede verstaan de vaststelling van nieuwe of herziene conclusies over beste beschikbare technieken, overeenkomstig artikel 13, vijfde en zevende lid, van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334).
In artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo is bepaald dat het bevoegd gezag voorschriften van de omgevingsvergunning wijzigt indien door toepassing van artikel 2.30, eerste lid, blijkt dat de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, gezien de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu, verder kunnen, of, gezien de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder moeten worden beperkt.
In artikel 2.31, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wabo is bepaald dat het bevoegd gezag voorschriften van een omgevingsvergunning kan wijzigen voor zover deze betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is.
In artikel 5.10, derde lid, onder d, van het Bor is bepaald dat het bevoegd gezag voorts in ieder geval toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 2.30, eerste lid, en artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, van de wet indien aan een nieuwe of herziene grenswaarde als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onder c, sub 2°, van de wet moet worden voldaan.
Procesbelang: maakt het uit of verweerder de juiste wettelijke grondslag heeft gebruikt?
6. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat hij met toepassing van artikel 5.10, derde lid, onder d, van het Bor ambtshalve de omgevingsvergunning heeft gewijzigd. Daarbij heeft verweerder ook nog verwezen naar artikel 2.14, onder c, van de Wabo op basis waarvan onder andere bepalingen uit de Wet geluidhinder in acht moeten worden genomen Dit betekent volgens de rechtbank dat de wettelijke grondslag van de wijziging artikel 2.30, eerste lid, in samenhang met artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo is. Dit is ook wat verweerder al in de bijlage bij het bestreden besluit onder het kopje ‘Activiteit(en)’ tussen haakjes heeft opgenomen.
7. Of verweerder op grond van de genoemde wettelijke bepalingen bevoegd is om de geluidsvoorschriften te wijzigen, laat de rechtbank in het midden. Eiseres heeft namelijk niet aangetoond door het bestreden besluit (in negatieve zin) in haar belangen te zijn geschaad. Volgens de rechtbank ontbreekt daarom een procesbelang van eiseres bij dit beroep.
7.1
Daarbij is allereerst van belang dat onweersproken is dat de wijziging van de geluidsvoorschriften volgt uit een geluidsonderzoek dat eiseres zelf heeft verricht naar aanleiding van de eerder genoemde milieu neutrale verandering. Voorts mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau op de gevel van woningen van derden onder de nieuwe geluidsvoorschriften een aantal dB(A) hoger zijn dan onder de omgevingsvergunning van 11 oktober 2007. Dat is dus niet nadeliger maar juist gunstiger voor eiseres. Enkel het langtijdsgemiddeld beoordelingsniveau op zonebewakingspunt 1 neemt af tot maximaal 14 dB(A) (dag en avond) en 8 dB(A) (nacht). Maar zoals uit de motivering van het bestreden besluit blijkt - dit is niet weersproken door eiseres -, heeft dit voor de inrichting van eiseres geen (negatieve) gevolgen: de nadelige gevolgen die de inrichting van eiseres voor de omgeving veroorzaakt worden door deze afname niet (verder) beperkt. Ten aanzien van deze verlaagde geluidsbelasting op zonebewakingspunt 1 heeft verweerder ter zitting desgevraagd nog verklaard dat deze verlaging geen (feitelijke) gevolgen voor de activiteiten van de inrichting van eiseres heeft. Het zonebewakingspunt 1 is niet handhaafbaar met metingen en dient enkel bewaakt te worden in het licht van de geluidsbelasting van alle bedrijven ter plaatse in de zone. Die zone is onderhevig aan veranderingen door de hoeveelheid aan bedrijven en verdere modellering zoals de al dan niet aanwezigheid van woningen (waarbij het hier niet gaat om de eerder genoemde woningen van derden). De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Hier herhaalt de rechtbank nog eens dat eiseres deze lagere waarden (eerder) zelf heeft aangevraagd. Voorts heeft eiseres op de dag van de zitting schriftelijk aangegeven, nadat bij brief van 4 mei 2022 aan de rechtbank was gemeld dat zij een geluidsdeskundige zou meenemen naar de zitting, alsnog af te zien van het recht op zitting te worden gehoord en verzocht om op basis van het procesdossier uitspraak te doen.
7.2
Wellicht heeft verweerder niet de juiste wettelijke grondslag gekozen, maar eiseres heeft ook niet gesteld dat er een andere (wel juiste) wettelijke grondslag gekozen had moeten worden of dat er in het geheel geen ambtshalve wijziging had moeten plaatsvinden, die haar in een andere (gunstigere) positie zou hebben gebracht dan wel voor eiseres zou opleveren dat er wel een procesbelang zou zijn. Anders gezegd: een eventuele vernietiging van het bestreden besluit, want dat is wat eiseres met het beroep wenst te bereiken, vanwege een onjuiste wettelijke grondslag zou enkel tot gevolg hebben dat de nieuwe geluidsvoorschriften komen te vervallen en niet gebleken is dat dit voor eiseres gunstiger is.
De rechtbank voelt zich voorts niet geroepen vanwege de principiële betekenis daarvan voor eiseres een uitspraak te doen op dit beroep (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 oktober 2020). [1]
Van andere redenen om een procesbelang aan te nemen is de rechtbank niet gebleken.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres door het bestreden besluit niet (in negatieve zin) in haar belangen is geschaad en geen procesbelang heeft bij haar beroep.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet ontvankelijk. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 juli 2022.
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 14 juli 2022

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.