Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning omdat hij op een afstand van circa 200 meter woont van het gebied waarop die vergunning ziet. Het verzoek is daarom volgens verweerder, evenals het bezwaar, niet-ontvankelijk.
6. De voorzieningenrechter is dit niet met verweerder eens. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft verzoeker in andere zaken betreffende het vakantiepark als belanghebbende aangemerkt omdat hij woont op een aan het vakantiepark grenzend perceel.De voorzieningenrechter acht in navolging daarvan verzoeker belanghebbend bij onderhavige omgevingsvergunning die ziet op een tijdelijke gebruikswijziging van een deel van het vakantiepark, ook al ziet deze vergunning op een deel van het vakantiepark dat wat verder weg is gelegen van de woning van verzoeker.
7. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Omdat in dit geval al uitvoering wordt gegeven aan de verleende omgevingsvergunning – het gebruik is al gestart – en de beslissing op bezwaar nog op zich laat wachten, acht de voorzieningenrechter dat spoedeisend belang aanwezig.
Omvang en inhoud van de beoordeling door de voorzieningenrechter
8. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het bestreden besluit, in dit geval de omgevingsvergunning, zodanig gebrekkig is dat het in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is of niet. Daarbij komt aan de orde of de belangen van verzoeker om het bestreden besluit te schorsen enerzijds wel of niet zwaarder moeten wegen dan anderzijds de belangen van verweerder, dan wel de belangen die verweerder met verlening van de omgevingsvergunning behartigt, en de belangen van de vergunninghoudster bij het in stand laten van de omgevingsvergunning.
9. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
10. De voorzieningenrechter beperkt zich tot hetgeen is vergund met de omgevingsvergunning en beoordeelt of die vergunning verleend had mogen worden. Als er iets meer of anders gebeurt dan is vergund, kan verzoeker bij verweerder een verzoek om handhaving indienen. De voorzieningenrechter heeft niet op voorhand aanwijzingen dat het voorgenomen gebruik zodanig anders is dan hetgeen aangevraagd en vergund is dat om die reden de vergunning niet verleend had mogen worden. Ook is ander gebruik, zoals sport en spel op een ander perceel, niet zodanig onlosmakelijk met het via de vergunning toegestane gebruik verbonden dat de vergunning om die reden niet verleend had mogen worden zonder dat gebruik te omvatten.
De voorbereiding van de omgevingsvergunning
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat voor het verlenen van de omgevingsvergunning het voeren van een omgevingsdialoog niet wettelijk verplicht is, maar dat verweerder wel beleidsregels heeft vastgesteld waarin een omgevingsdialoog is voorgeschreven, inclusief de wijze waarop die dialoog moet worden vormgegeven.Deze omgevingsdialoog is in dit geval uitgevoerd in de vorm van een informatiebijeenkomst georganiseerd door de gemeente Leudal. De voorzieningenrechter stelt op basis van hetgeen op zitting is besproken vast dat verzoeker tijdig op de hoogte was van deze informatiebijeenkomst, ook al had hij de (volgens verweerder wel aan hem verzonden) uitnodiging niet ontvangen. Ook stelt de voorzieningenrechter, eveneens op basis van de zitting, vast dat aan de aanwezigen op deze bijeenkomst is medegedeeld dat zij bezwaar kunnen indienen tegen de te verlenen omgevingsvergunning. Op basis daarvan oordeelt de voorzieningenrechter dat de omgevingsvergunning in zoverre niet als voldongen feit is gepresenteerd, omdat gewezen is op de rechtsbeschermingsmogelijkheden. Dat gezegd is dat de gemeente een opdracht vanuit de rijksoverheid heeft om vluchtelingen op te vangen maakt dat niet anders. Over de wijze waarop de omgevingsdialoog is uitgevoerd en de rol van de gemeente daarin heeft de gemachtigde van verweerder op zitting toegelicht dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van de beleidsregels rechtvaardigen.Die bijzondere omstandigheden zijn gelegen in de urgentie en noodzaak van de opvang van Oekraïense vluchtelingen.
12. De voorzieningenrechter is gelet op hetgeen onder 11 is overwogen van oordeel dat, voor zover de omgevingsdialoog niet voldoet aan de beleidsregels en voor zover daar gebreken aan kleven, dit geen gevolgen heeft voor de verleende omgevingsvergunning: de rechtmatigheid daarvan wordt door de wijze waarop de omgevingsdialoog is gevoerd, niet aangetast. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de gemeente gehandeld heeft vanuit het algemeen belang dat gediend is met het faciliteren van de opvang van vluchtelingen in dit geval. Een andere behandeling van deze aanvraag dan andere aanvragen en een andere behandeling van vergunninghoudster dan andere aanvragers is onder deze omstandigheden gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter acht verzoeker ook niet benadeeld door deze wijze van uitvoering van de omgevingsdialoog.
13. Hetgeen onder 12 is overwogen geldt ook voor het niet sluiten van een planschadeovereenkomst en de wijze van behandeling van de aanvraag ondanks dat vergunninghoudster daarvoor, zoals verzoeker stelt, niet alle benodigde gegevens heeft aangeleverd. Verzoeker wordt hierdoor niet persoonlijk benadeeld en een andere handelswijze had niet tot een ander besluit geleid dan de verleende omgevingsvergunning.
14. Verweerder heeft de verlening van de omgevingsvergunning gemotiveerd met het algemene belang dat gediend is met het faciliteren van een opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat op het vakantiepark toeristisch verblijf reeds is toegestaan, dat alle benodigde voorzieningen aanwezig zijn en dat het tijdelijke gebruik voor huisvesting van vluchtelingen wat betreft de ruimtelijke uitstraling daarvan (voor omwonenden) slechts beperkt afwijkt van het al toegestane gebruik. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder het besluit daarmee voldoende heeft gemotiveerd en een deugdelijke belangenafweging heeft gemaakt. Het gebruik mag volgens de verleende vergunning vanaf nu nog circa vier maanden voortduren. Gedurende die vier maanden kunnen op het vakantiepark niet alleen recreanten en arbeidsmigranten verblijven, maar ingevolge de omgevingsvergunning ook vluchtelingen die (dringend) huisvesting nodig hebben. Verweerder heeft het belang van verzoeker om niet ook die doelgroep in zijn directe omgeving te laten verblijven, ondergeschikt mogen achten aan het algemene belang om deze vluchtelingen te huisvesten op deze daarvoor geschikte locatie. Verzoeker wordt daardoor niet onevenredig in zijn belangen geschaad.
15. Dat de tijdelijke huisvesting van vluchtelingen betekent dat tijdelijk niet het doel van een hoogwaardige verblijfsrecreatieve voorziening c.a. wordt gerealiseerd, doet niet of onvoldoende af aan hetgeen onder 14 is geoordeeld.
16. Onder 14 is geconcludeerd dat de opvang van vluchtelingen op deze locatie niet op onevenredige bezwaren stuit. Dat betekent dat verweerder niet gehouden is om alternatieven te onderzoeken.
Termijn van de tijdelijke omgevingsvergunning
17. Op het formulier van de omgevingsvergunningaanvraag, ingediend op 8 april 2022, is een termijn van drie jaar vermeld voor het tijdelijke gebruik. Vergunninghoudster heeft, zo is op zitting bevestigd, via een digitaal bericht op 19 april 2022 de aanvraag gewijzigd in die zin dat, na overleg met de gemeente, deze termijn is gewijzigd in zes maanden. De voorzieningenrechter oordeelt dat daardoor de verleende omgevingsvergunning niet afwijkt van de aanvraag. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom verweerder niet, in het voordeel van verzoeker, een beperkte termijn van zes maanden heeft mogen stellen als voorschrift aan de vergunning.
18. Op zitting hebben zowel verweerder als vergunninghoudster aangegeven dat voor de duur van de huisvesting op dit moment wordt uitgegaan van een opvangbehoefte van zes maanden. Dit is echter afhankelijk van de onzekere omstandigheden rondom het verloop van de oorlog in Oekraïne. Zowel verweerder als vergunninghoudster sluiten daarmee een langere duur op voorhand niet uit. Daarvoor is dan een nieuwe aanvraag nodig waarop een nieuw besluit genomen zou moeten worden, waartegen verzoeker rechtsmiddelen kan aanwenden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beëindigen van het strijdige gebruik aan het einde van de termijn van de tijdelijke omgevingsvergunning van zes maanden zonder onomkeerbare gevolgen feitelijk mogelijk is. Dat betekent dat er geen reden is om de verleende omgevingsvergunning te schorsen. Dat mogelijk in de toekomst voor verlenging van deze termijn kan worden gekozen (via een nieuwe tijdelijke omgevingsvergunning) maakt dat niet anders.
19. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dat betekent dat de omgevingsvergunning niet geschorst wordt en dat verzoeker de beslissing op bezwaar moet afwachten. Het gebruik conform de verleende omgevingsvergunning kan tot die tijd gewoon worden voortgezet.
20. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te bepalen dat verweerder het griffierecht aan verzoeker moet vergoeden en ziet ook geen reden om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Dat betekent dat verzoeker zelf zijn kosten van de voorlopige voorzieningenprocedure moet dragen.
Deze uitspraak is gedaan op 7 juli 2022 door mr. A. Snijders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.