ECLI:NL:RBLIM:2022:5346

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
ROE 22/1349
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor huisvesting van vluchtelingen op vakantiepark in Leudal

Op 7 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een tijdelijke omgevingsvergunning voor het huisvesten van vluchtelingen op het vakantiepark ‘Landgoed Leudal’. De vergunninghoudster had een aanvraag ingediend voor deze vergunning, die in strijd was met het bestemmingsplan dat alleen recreatief verblijf toestaat. De gemeente Leudal verleende op 10 mei 2022 de omgevingsvergunning voor een termijn van zes maanden, tot 10 november 2022. Een omwonende, verzoeker in deze zaak, maakte bezwaar tegen de vergunning en vroeg de voorzieningenrechter om deze te schorsen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker als belanghebbende kan worden aangemerkt, ondanks dat hij op een afstand van circa 200 meter van het vakantiepark woont. De rechter stelde vast dat er spoedeisend belang was, omdat de omgevingsvergunning al in uitvoering was. De voorzieningenrechter beoordeelde de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning en oordeelde dat de belangen van verzoeker niet zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente en de vergunninghoudster. De rechter concludeerde dat de omgevingsdialoog, hoewel niet perfect uitgevoerd, niet leidde tot een onrechtmatige vergunningverlening. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de omgevingsvergunning niet geschorst werd en het gebruik van de vergunning kon doorgaan.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de tijdelijke huisvesting van vluchtelingen op deze locatie niet op onevenredige bezwaren stuitte en dat de gemeente handelde vanuit het algemeen belang. De rechter concludeerde dat de vergunning voldoende gemotiveerd was en dat de belangenafweging door de gemeente deugdelijk was. Verzoeker werd niet onevenredig in zijn belangen geschaad, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen reden was om de omgevingsvergunning te schorsen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er werd vermeld dat er geen hoger beroep openstond tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22/1349
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[Naam 1], wonend te [plaatsnaam], verzoeker
(gemachtigde: P.G.S.M. Boonen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leudal, verweerder

(gemachtigde: mr. H.M.J.G. Neelis).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [bedrijfsnaam], vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. J.L. Stoop)

Zitting

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 7 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde, de gemachtigde van verweerder, [naam 2] als vertegenwoordiger van vergunninghoudster met de gemachtigde van vergunninghoudster.
Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten nader toe te lichten, heeft de voorzieningenrechter het onderzoek ter zitting gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. Daarbij heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat er geen hoger beroep openstaat tegen deze uitspraak.
De motivering voor de uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Waar gaat deze zaak over?

1. Vergunninghoudster heeft een aanvraag ingediend voor een tijdelijke omgevingsvergunning voor het huisvesten van vluchtelingen op het vakantiepark ‘Landgoed Leudal’ in afwijking van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan ‘Landgoed Leudal 2018’, vastgesteld op 18 december 2019, staat voor zover hier relevant recreatief verblijf toe op het vakantiepark en daar valt de huisvesting van vluchtelingen niet onder.
2. Verweerder heeft op 10 mei 2022 besloten de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen voor een termijn van zes maanden, welke termijn eindigt op 10 november 2022.
3. Verzoeker woont in de omgeving van het vakantiepark en heeft bezwaar gemaakt tegen de tijdelijke omgevingsvergunning. Daarnaast heeft verzoeker aan de voorzieningenrechter gevraagd om die omgevingsvergunning te schorsen, zodat daarvan geen (verder) gebruik kan worden gemaakt.

Welke bezwaren brengt verzoeker in tegen de omgevingsvergunning?

4. Verzoeker brengt in bezwaar en in het verzoek om voorlopige voorziening het volgende naar voren tegen de omgevingsvergunning.
4.1.
De opvang van Oekraïense vluchtelingen is opnieuw een manier om het bestemmingsplan en het daarin opgenomen recreatieve gebruik opzij te schuiven. Er zijn alternatieven binnen de gemeente om de opvang te realiseren. Vergunninghoudster ontplooit steeds andere initiatieven die afwijken van het (eind)doel, namelijk een hoogwaardige recreatievoorziening.
4.2.
De Oekraïense vluchtelingen gebruiken een buiten het vakantiepark gelegen terrein, direct bij de woning aan verzoeker, voor sport en spel.
4.3.
De omgevingsdialoog is onjuist gevoerd. Verzoeker heeft de uitnodiging voor de informatiebijeenkomst niet ontvangen, deze bijeenkomst is niet door vergunninghoudster maar door de gemeente georganiseerd en de bijeenkomst was geen dialoog maar een eenzijdige informatieverstrekking die begon met de mededeling dat de gemeente van de rijksoverheid de opdracht heeft gekregen om Oekraïense vluchtelingen op te vangen, waarmee de opvang op deze locatie als een voldongen feit werd gepresenteerd.
4.4.
De aanvraag was niet volledig, maar de gemeente heeft vergunninghoudster geholpen bij de aanvraag en daarmee vergunninghoudster anders behandeld dan anderen. Dat geldt ook voor de planschadeovereenkomst die vergunninghoudster niet met de gemeente heeft hoeven te sluiten.
4.5.
Het besluit wijkt wat betreft de termijn (zes maanden) af van de vergunningaanvraag die uitgaat van drie jaar. Verzoeker vreest dat de duur van de omgevingsvergunning verder zal worden opgerekt.

Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?

Ontvankelijkheid
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning omdat hij op een afstand van circa 200 meter woont van het gebied waarop die vergunning ziet. Het verzoek is daarom volgens verweerder, evenals het bezwaar, niet-ontvankelijk.
6. De voorzieningenrechter is dit niet met verweerder eens. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft verzoeker in andere zaken betreffende het vakantiepark als belanghebbende aangemerkt omdat hij woont op een aan het vakantiepark grenzend perceel. [1] De voorzieningenrechter acht in navolging daarvan verzoeker belanghebbend bij onderhavige omgevingsvergunning die ziet op een tijdelijke gebruikswijziging van een deel van het vakantiepark, ook al ziet deze vergunning op een deel van het vakantiepark dat wat verder weg is gelegen van de woning van verzoeker.
Spoedeisend belang
7. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Omdat in dit geval al uitvoering wordt gegeven aan de verleende omgevingsvergunning – het gebruik is al gestart – en de beslissing op bezwaar nog op zich laat wachten, acht de voorzieningenrechter dat spoedeisend belang aanwezig.
Omvang en inhoud van de beoordeling door de voorzieningenrechter
8. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het bestreden besluit, in dit geval de omgevingsvergunning, zodanig gebrekkig is dat het in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is of niet. Daarbij komt aan de orde of de belangen van verzoeker om het bestreden besluit te schorsen enerzijds wel of niet zwaarder moeten wegen dan anderzijds de belangen van verweerder, dan wel de belangen die verweerder met verlening van de omgevingsvergunning behartigt, en de belangen van de vergunninghoudster bij het in stand laten van de omgevingsvergunning.
9. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
10. De voorzieningenrechter beperkt zich tot hetgeen is vergund met de omgevingsvergunning en beoordeelt of die vergunning verleend had mogen worden. Als er iets meer of anders gebeurt dan is vergund, kan verzoeker bij verweerder een verzoek om handhaving indienen. De voorzieningenrechter heeft niet op voorhand aanwijzingen dat het voorgenomen gebruik zodanig anders is dan hetgeen aangevraagd en vergund is dat om die reden de vergunning niet verleend had mogen worden. Ook is ander gebruik, zoals sport en spel op een ander perceel, niet zodanig onlosmakelijk met het via de vergunning toegestane gebruik verbonden dat de vergunning om die reden niet verleend had mogen worden zonder dat gebruik te omvatten.
De voorbereiding van de omgevingsvergunning
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat voor het verlenen van de omgevingsvergunning het voeren van een omgevingsdialoog niet wettelijk verplicht is, maar dat verweerder wel beleidsregels heeft vastgesteld waarin een omgevingsdialoog is voorgeschreven, inclusief de wijze waarop die dialoog moet worden vormgegeven. [2] Deze omgevingsdialoog is in dit geval uitgevoerd in de vorm van een informatiebijeenkomst georganiseerd door de gemeente Leudal. De voorzieningenrechter stelt op basis van hetgeen op zitting is besproken vast dat verzoeker tijdig op de hoogte was van deze informatiebijeenkomst, ook al had hij de (volgens verweerder wel aan hem verzonden) uitnodiging niet ontvangen. Ook stelt de voorzieningenrechter, eveneens op basis van de zitting, vast dat aan de aanwezigen op deze bijeenkomst is medegedeeld dat zij bezwaar kunnen indienen tegen de te verlenen omgevingsvergunning. Op basis daarvan oordeelt de voorzieningenrechter dat de omgevingsvergunning in zoverre niet als voldongen feit is gepresenteerd, omdat gewezen is op de rechtsbeschermingsmogelijkheden. Dat gezegd is dat de gemeente een opdracht vanuit de rijksoverheid heeft om vluchtelingen op te vangen maakt dat niet anders. Over de wijze waarop de omgevingsdialoog is uitgevoerd en de rol van de gemeente daarin heeft de gemachtigde van verweerder op zitting toegelicht dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van de beleidsregels rechtvaardigen. [3] Die bijzondere omstandigheden zijn gelegen in de urgentie en noodzaak van de opvang van Oekraïense vluchtelingen.
12. De voorzieningenrechter is gelet op hetgeen onder 11 is overwogen van oordeel dat, voor zover de omgevingsdialoog niet voldoet aan de beleidsregels en voor zover daar gebreken aan kleven, dit geen gevolgen heeft voor de verleende omgevingsvergunning: de rechtmatigheid daarvan wordt door de wijze waarop de omgevingsdialoog is gevoerd, niet aangetast. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de gemeente gehandeld heeft vanuit het algemeen belang dat gediend is met het faciliteren van de opvang van vluchtelingen in dit geval. Een andere behandeling van deze aanvraag dan andere aanvragen en een andere behandeling van vergunninghoudster dan andere aanvragers is onder deze omstandigheden gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter acht verzoeker ook niet benadeeld door deze wijze van uitvoering van de omgevingsdialoog.
13. Hetgeen onder 12 is overwogen geldt ook voor het niet sluiten van een planschadeovereenkomst en de wijze van behandeling van de aanvraag ondanks dat vergunninghoudster daarvoor, zoals verzoeker stelt, niet alle benodigde gegevens heeft aangeleverd. Verzoeker wordt hierdoor niet persoonlijk benadeeld en een andere handelswijze had niet tot een ander besluit geleid dan de verleende omgevingsvergunning.
De belangenafweging
14. Verweerder heeft de verlening van de omgevingsvergunning gemotiveerd met het algemene belang dat gediend is met het faciliteren van een opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat op het vakantiepark toeristisch verblijf reeds is toegestaan, dat alle benodigde voorzieningen aanwezig zijn en dat het tijdelijke gebruik voor huisvesting van vluchtelingen wat betreft de ruimtelijke uitstraling daarvan (voor omwonenden) slechts beperkt afwijkt van het al toegestane gebruik. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder het besluit daarmee voldoende heeft gemotiveerd en een deugdelijke belangenafweging heeft gemaakt. Het gebruik mag volgens de verleende vergunning vanaf nu nog circa vier maanden voortduren. Gedurende die vier maanden kunnen op het vakantiepark niet alleen recreanten en arbeidsmigranten verblijven, maar ingevolge de omgevingsvergunning ook vluchtelingen die (dringend) huisvesting nodig hebben. Verweerder heeft het belang van verzoeker om niet ook die doelgroep in zijn directe omgeving te laten verblijven, ondergeschikt mogen achten aan het algemene belang om deze vluchtelingen te huisvesten op deze daarvoor geschikte locatie. Verzoeker wordt daardoor niet onevenredig in zijn belangen geschaad.
15. Dat de tijdelijke huisvesting van vluchtelingen betekent dat tijdelijk niet het doel van een hoogwaardige verblijfsrecreatieve voorziening c.a. wordt gerealiseerd, doet niet of onvoldoende af aan hetgeen onder 14 is geoordeeld.
Alternatieven
16. Onder 14 is geconcludeerd dat de opvang van vluchtelingen op deze locatie niet op onevenredige bezwaren stuit. Dat betekent dat verweerder niet gehouden is om alternatieven te onderzoeken.
Termijn van de tijdelijke omgevingsvergunning
17. Op het formulier van de omgevingsvergunningaanvraag, ingediend op 8 april 2022, is een termijn van drie jaar vermeld voor het tijdelijke gebruik. Vergunninghoudster heeft, zo is op zitting bevestigd, via een digitaal bericht op 19 april 2022 de aanvraag gewijzigd in die zin dat, na overleg met de gemeente, deze termijn is gewijzigd in zes maanden. De voorzieningenrechter oordeelt dat daardoor de verleende omgevingsvergunning niet afwijkt van de aanvraag. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom verweerder niet, in het voordeel van verzoeker, een beperkte termijn van zes maanden heeft mogen stellen als voorschrift aan de vergunning.
18. Op zitting hebben zowel verweerder als vergunninghoudster aangegeven dat voor de duur van de huisvesting op dit moment wordt uitgegaan van een opvangbehoefte van zes maanden. Dit is echter afhankelijk van de onzekere omstandigheden rondom het verloop van de oorlog in Oekraïne. Zowel verweerder als vergunninghoudster sluiten daarmee een langere duur op voorhand niet uit. Daarvoor is dan een nieuwe aanvraag nodig waarop een nieuw besluit genomen zou moeten worden, waartegen verzoeker rechtsmiddelen kan aanwenden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beëindigen van het strijdige gebruik aan het einde van de termijn van de tijdelijke omgevingsvergunning van zes maanden zonder onomkeerbare gevolgen feitelijk mogelijk is. Dat betekent dat er geen reden is om de verleende omgevingsvergunning te schorsen. Dat mogelijk in de toekomst voor verlenging van deze termijn kan worden gekozen (via een nieuwe tijdelijke omgevingsvergunning) maakt dat niet anders.
Conclusie
19. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dat betekent dat de omgevingsvergunning niet geschorst wordt en dat verzoeker de beslissing op bezwaar moet afwachten. Het gebruik conform de verleende omgevingsvergunning kan tot die tijd gewoon worden voortgezet.
20. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te bepalen dat verweerder het griffierecht aan verzoeker moet vergoeden en ziet ook geen reden om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Dat betekent dat verzoeker zelf zijn kosten van de voorlopige voorzieningenprocedure moet dragen.
Deze uitspraak is gedaan op 7 juli 2022 door mr. A. Snijders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.

Mededeling rechtsmiddel

Bij de uitspraak is vermeld dat hiertegen geen hoger beroep openstaat.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
rechter
De griffier is verhinderd dit proces-verbaal te ondertekenen.
Afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 14 juli 2022

Voetnoten

1.Uitspraken van 25 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3166, en 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1980.
2.Beleidsregel indieningsvereisten bij verzoeken om afwijking van het bestemmingsplan 2019 met de daarbij behorende bijlage Richtlijn voor het voeren van een omgevingsdialoog bij ruimtelijke ontwikkelingen Leudal 2019.
3.Artikel 4:84 van de Awb.