ECLI:NL:RBLIM:2022:5231

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
C/03/220888 / HA ZA 16-282
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over deskundigenonderzoek en voortgang inzageproces

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een vonnis in incident van 6 juli 2022. De eisers, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen en een naamloze vennootschap, hebben een vordering ingediend met betrekking tot de voortgang van een deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder die van 21 oktober 2020, richtlijnen gegeven over de rol van de deskundige en de wijze waarop het onderzoek dient te worden uitgevoerd. De eisers hebben geklaagd dat het onderzoek niet vlot verloopt, omdat de deskundige goedkeuring vraagt aan de gedaagden voor de door hen aangedragen synoniemen en vertalingen, wat volgens hen onterecht is. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat de deskundige zich aan de eerder gegeven instructies houdt. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de deskundige het initiatief moet nemen om een lijst met synoniemen en vertalingen op te stellen en deze met partijen te delen. De rechtbank heeft de andere verzoeken van de eisers afgewezen en bepaald dat de zaak naar de rol wordt verwezen voor het plannen van een mondelinge behandeling over de voortgang van de zaak, inclusief het inzageproces.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/220888 / HA ZA 16-282
Vonnis in incident van 6 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1],
2.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 2],
3.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 3],
allen gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
en de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
4.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 4],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna gezamenlijk aangeduid als: [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] en individueel als [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] ,
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 2] , [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 3] respectievelijk [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 4] ,
advocaat mr. Ph.W. Schreurs te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] ,

3.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 2],
en de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
2.
BEHEERMAATSCHAPPIJ ARROS B.V.,
4.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 4],
5.
ROXX INTERNATIONAL B.V.,
en de naamloze vennootschap
6.
NIMA N.V.,
allen wonende dan wel gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
hierna gezamenlijk aangeduid als: [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] en individueel als [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] , [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 2] , Arros, [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 4] , Roxx en Nima,
advocaat mr. R.H.G.M. Kerckhoffs te Maastricht.

1.De procedure

1.1.
Na het vonnis in het incident van 18 augustus 2021 heeft de rechtbank ontvangen:
  • de incidentele conclusie van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] van 2 maart 2022;
  • de incidentele antwoordconclusie van [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van 30 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
1.3.
Bij brief van 4 mei 2022 zijn partijen door de rechtbank geïnformeerd dat de rechter die de vonnissen in de incidenten van 18 augustus 2021, 24 maart 2021,
17 februari 2021 en 23 december 2020, het herstelvonnis van 4 november 2020, het vonnis in het incident van 21 oktober 2020 en de rolbeslissingen van 22 april 2020 en
25 september 2019 en het vonnis in het incident van 30 januari 2019 heeft gewezen, zijn rechterschap heeft beëindigd vanwege pensionering. Ook is partijen medegedeeld dat de zaak verder behandeld zal worden door de rechter die dit vonnis in incident wijst.
1.4.
Partijen hebben de rechtbank daarna - kort samengevat - laten weten een nieuwe mondelinge behandeling op prijs te stellen. Zij wensen echter dat het vonnis in incident van 2 maart 2022, gelet op de verhinderingen in de zittingsagenda van de behandelend rechter in de komende maanden, wordt gewezen zonder voorafgaande mondelinge behandeling. Een en ander blijkt uit de brief van [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van 16 mei 2022, de brief van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] van 17 mei 2022, de e-mail van de rechtbank aan partijen van 18 mei 2022, de e-mail van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] van 18 mei 2022, de e-mail van de rechtbank aan partijen van 18 mei 2022, de e-mail van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] van 18 mei 2022 en de e-mail van
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van 23 mei 2022.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] vorderen dat de rechtbank bij incidenteel vonnis
1.
Ter zake synoniemen en vertalingen:
Primair: bepaalt dat de forensisch account van BDO, voor zover zij digitale recherche toepast, daarbij alle denkbare synoniemen en vertalingen van de relevante zoekcriteria dient toe te passen, waaronder in ieder geval ook de door [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] aangedragen synoniemen en vertalingen zoals opgenomen in productie 140;
Subsidiair: bepaalt dat de forensisch accountant van BDO de relevantie van door [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] aangedragen synoniemen en vertalingen zelfstandig dient te beoordelen en dat zij deze naar eigen keuze mag gebruiken bij de selectie;
2.
Ter zake quickscan en deels handmatige selectie:
Primair: bepaalt dat de forensisch account van BDO de quickscan en het vervolg van het selectie- en inzageproces dient uit te voeren conform het voorstel van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] zoals beschreven in het e-mailbericht van mr. Beukers aan BDO van 20 januari 2022 (productie 139) met het bijbehorende stroomschema (productie 141);
Subsidiair: bepaalt dat de forensisch account van BDO bij het vervolg van het selectie- en inzageproces niet is beperkt tot digitale recherche en dat zij, voor zover nodig voor een goede taakuitoefening, ook handmatig documenten dient te beoordelen, waarbij het BDO wordt toegestaan om de in randnummer 25 beschreven werkwijze toe te staan;
3.
Ter zake via applicaties toegankelijke data:
bepaalt dat de forensisch account van BDO ook via applicaties toegankelijke databases en bestanden dient te betrekken in het selectieonderzoek;
4.
Ter zake de regie en voortgang:
al datgene doet dat nodig is om de voortgang van het inzageproces te bevorderen en onredelijke vertraging te voorkomen, waaronder een nauwere betrokkenheid van de rechtbank bij (de regie over) het selectie- en inzageproces;
5.
Ter zake categorie III:
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] veroordeelt om te dulden dat de forensisch account van BDO aan [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] afschriften zal verstrekken van (categorie III) documenten behorende tot de administratie van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] die zich bij [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] bevinden, op straffe van dezelfde dwangsom als reeds verbonden is aan de veroordeling in 3.2. van het vonnis van 6 juni 2018.
2.2.
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voeren verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

In het incident

Ter zake synoniemen en vertalingen
3.1.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] klagen dat het onderzoek niet vlot omdat de deskundige goedkeuring vraagt aan [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van de door [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] aangedragen synoniemen en vertalingen en die niet krijgt. Verder rekent de deskundige het niet tot haar taak om zelf synoniemen en vertalingen toe te voegen, terwijl dat wel op haar weg ligt, aldus [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident]
3.2.
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voeren aan dat er enkel gezocht mag worden op door de deskundige vastgestelde nieuwe zoektermen (vertalingen en synoniemen). De deskundige heeft voorgesteld de nieuwe termen uit productie 132 van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] , na akkoord van [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] , toe te passen. Deze productie bevat nieuwe vertalingen en synoniemen. [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zijn daarmee in beginsel akkoord. Ze hebben er alleen op gewezen dat in de zoektermenlijst een hoop zoektermen voorkomen die al in een eerdere selectie zijn meegenomen. Die resultaten zijn dus al bekend. Zoeken naar die zoektermen levert dubbel werk op dat voorkomen moet worden. Volstaan kan worden met het zoeken naar de vertalingen en synoniemen die in geel zijn gearceerd (bijlage 2 bij incidentele antwoord-conclusie). Het onderzoek stokt omdat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] van de deskundige een aanpak verlangen die niet in overeenstemming is met het vonnis van 21 oktober 2020, dat hersteld is bij vonnis van 4 november 2020.
3.3.
De rechtbank stelt voorop dat in het tussenvonnis van 21 oktober 2020 in rechtsoverweging 8.4. het volgende is overwogen:
“(..) Aldus behoort de deskundige ook te zoeken op woorden die synoniem zijn met bijvoorbeeld het woord ‘vrachtbrief’ en, gelet op het grensoverschrijdende zakendoen van partijen, op vertalingen van bijvoorbeeld het woord ‘vrachtbrief’ in het Engels, Duits of Frans. De deskundige dient een en ander tijdig aan partijen mee te delen, zodat zij eventuele bezwaren kunnen uiten tegen hetgeen de deskundige als synoniem of als vertaling kwalificeert. (..)”
Dit betekent dat de deskundige het initiatief moet nemen door een lijst met synoniemen en vertalingen op te stellen. Deze lijst moet de deskundige eerst delen met partijen, zodat zij eventuele bezwaren kenbaar kunnen maken. Daarna is het aan de deskundige, gehoord partijen, om zelfstandig de definitieve lijst met synoniemen en vertalingen vast te stellen en deze te gebruiken voor het onderzoek. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen in het dictum van dit vonnis.
Ter zake quickscan en deels handmatige selectie
3.4.
Volgens [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] beperkt de deskundige zich onterecht tot een digitale recherche. [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] willen dat de deskundige items die wel al een hit gegeven hebben op relaties (producties 80 en 81) maar die bij digitale recherche geen hit geven op de synoniemen en vertalingen, in kaart worden gebracht en gerapporteerd worden onder vermelding van de databron (documenten, uitgaande e-mails, ingaande e-mails etc.). Zij willen onderzoeken of deze items toch behoren tot een van de relevante categorieën van documenten. De quickscan kan inzicht geven in hoeveel documenten handmatig moeten worden onderzocht (e-mail van 20 januari 2022 van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] aan de deskundige, productie 139 van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] ). [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] vorderen dat de rechtbank de deskundige dienovereenkomstig instrueert.
3.5.
Volgens [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] gaat deze wens van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] veel verder dan het vonnis van 21 oktober 2020 toelaat. De categorie die zij nu wensen te selecteren, ziet op iets anders dan de quickscan of het onderzoek naar de vertalingen of synoniemen. Wat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] vragen komt feitelijk neer op een handmatig onderzoek naar alle relaties die voortvloeien uit producties 80 en 81. Zij verzetten zich hiertegen omdat het niet past binnen de onderzoeksinstructie (als bijlage 1 gevoegd bij het rapport van de deskundige van 17 juli 2020) en de vonnissen van de rechtbank.
3.6.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] hebben in de brief van 22 juni 2020, die gericht is aan de deskundige (als bijlage 5 gevoegd bij het rapport van de deskundige van 17 juli 2020) geschreven:
“(..) het voorstel is dat u op basis van de voorgaande opmerkingen een quick scan maakt en een inschatting geeft van het aantal documenten dat na toepassing daarvan mogelijk/vermoedelijk moet worden toegevoegd aan de dataselectie.”Op die plek definiëren [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] niet wat zij precies verstaan onder “de voorgaande opmerkingen”. De rechtbank begrijpt uit de brief dat het gaat om drie onderwerpen: (1) te beperkte zoekopdrachten categorie II (ook zoeken op synoniemen en vertalingen), (2) te beperkte zoekopdracht categorie IV (ook zoeken op vertalingen) en (3) ruimer zoeken op e-mailadressen van de klanten en leveranciers vermeld in de producties 80 en 81 bij andere e-mailhosts. De deskundige heeft in het rapport van 17 juli 2020 op pagina 16 gemotiveerd toegelicht waarom hij verzoek (3) niet overneemt. De rechtbank heeft over de verzoeken (1) en (2) geoordeeld in het vonnis van 21 oktober 2020. De quickscan, waarvan de rechtbank in het tussenvonnis van 21 oktober 2020 heeft bepaald dat deze mag worden uitgevoerd, moet tegen de achtergrond van het voorgaande worden begrepen en uitgelegd. Daarvan uitgaande, houdt het verzoek van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] een verruiming van de zoekopdracht in, waarvoor geen basis te vinden is in het tussenvonnis van 21 oktober 2020 of in eerdere vonnissen of rolbeslissingen. De rechtbank wijst dit verzoek van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] dan ook af.
Ter zake via applicatie toegankelijke data
3.7.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] verwijten de deskundige geen onderzoek te doen naar beslagen applicaties c.q. met applicaties beslagen bestanden. In de periode 2013 tot en met 2016 was het niet ongebruikelijk bij [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] dat fysieke documenten niet als afzonderlijke documenten (fysiek of digitaal) werden bewaard, maar via digitale applicaties. Door dit na te laten, is het onderzoek niet compleet.
3.8.
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] ontkennen dat de deskundige databases links heeft laten liggen. De deskundige heeft in het rapport toegelicht bepaalde datasets te schonen, zoals installatiebestanden e.d. die nodig zijn om Windows goed te laten functioneren. Die bevatten geen pdf-bestanden of e-mailberichten. Wat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] de deskundige feitelijk vragen, is om facturen te zoeken tussen ‘programmeertaal’.
3.9.
De rechtbank overweegt allereerst dat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] niet concreet omschrijven op welke digitale applicaties zij doelen. Uit hoofdstuk 9 van het deskundigenrapport van 17 juli 2020 leidt de rechtbank verder af dat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] al eerder bij de deskundige het verwijt neergelegd hebben dat applicaties/databases niet geopend worden. Uit pagina 15 van het deskundigenrapport blijkt dat de deskundige gemotiveerd op dit verwijt gereageerd heeft:
“het vonnis stelt, in het kort, dat enkel bestanden van bepaalde aard onderdeel gemaakt mogen worden van de productieset; databases behoren niet tot deze categorie. Aan transactieregels in een database zullen (externe) bescheiden ten grondslag liggen die conform de onderzoeksinstructie zijn verwerkt. Een theoretisch voorbeeld: in een dataset zijn offerte-gegevens ingegeven, bijvoorbeeld naar kenmerken als datum, naam (…). Een dergelijke regel bevat gegevens over een offerte, maar is geen offerte, en voldoet derhalve niet als zoekcriterium.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundige tegen de achtergrond van de inhoud van veroordeling 3.2. van het tussenvonnis van 6 juni 2018 toereikend gemotiveerd heeft waarom de applicaties/databases niet doorzocht worden. De rechtbank wijst daarom dit verzoek van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] af.
Ter zake de regie en voortgang
3.10.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] vinden dat het onderzoek te lang duurt doordat de deskundige de afgelopen periode terughoudender en voorzichter is geworden. Zij vrezen een eindeloze voortzetting van de discussie tussen partijen. Zij vragen aan de rechtbank om een pro-actievere houding en een meer coördinerende rol te vervullen bij het inzageproces om de voortgang te bewaken.
3.11.
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] betwisten dat de deskundige haar werk niet goed zou verrichten. Het voorstel dat de deskundige aan partijen gedaan heeft, was bijna volledig conform het vonnis van de rechtbank van 21 oktober 2020. Dat het onderzoek vertraging oploopt, komt omdat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] niet akkoord gaan met de voorstellen van de deskundige, aldus [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] .
3.12.
De rechtbank constateert dat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] de deskundige enerzijds verwijten dat zij geen initiatief neemt, steeds vooraf goedkeuring vraagt en geen knopen doorhakt over de te kiezen onderzoeksaanpak, terwijl zij anderzijds blijkens productie 139 niet instemmen met opvolgende voorstellen van de deskundige.
3.13.
De rechtbank wijst partijen erop dat het niet de taak is van de rechtbank om een onderzoeksplan te schrijven en ook niet om op de stoel van de deskundige te gaan zitten. De expertise voor het op doelmatige wijze vervullen van de onderzoeksopdracht ligt bij de deskundige. Het is de taak van de deskundige om met voortvarendheid zelfstandig het onderzoek uit te voeren binnen de door de rechtbank in eerdere vonnissen en rolbeslissingen geformuleerde bandbreedtes. Van de deskundige mag verlangd worden dat zij die taak oppakt.
3.14.
Voor een voortvarend onderzoek is essentieel dat de deskundige haar werk kan doen zonder steeds te moeten vrezen voor aansprakelijkstellingen door partijen. De rechtbank houdt er rekening mee dat de handelwijze van de deskundige van de afgelopen periode om ‘aan de voorkant’ steeds goedkeuring aan partijen te vragen, het resultaat is van de wijze waarop partijen de (vorige) deskundige in het verleden bejegend hebben (zie ook r.o. 14.2.1. van het tussenvonnis van 17 februari 2021). Het is aan partijen om die vrees weg te nemen (zie ook r.o. 14.2.3. van het tussenvonnis van 17 februari 2021).
3.15.
De rechtbank zal niet rechtstreeks, buiten partijen om, communiceren met de deskundige, zoals [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] voorstellen, omdat dit een schending op zou leveren van het beginsel van hoor en wederhoor.
3.16.
De rechtbank wijst, gelet op het voorgaande, dit verzoek af.
Terzake categorie III
3.17.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] wijzen erop dat de rechtbank in het tussenvonnis van
14 maart 2018 (r.o. 3.34. en 3.6.) geoordeeld heeft dat zij er geen belang bij hebben inzage te krijgen in administratieve documenten onder het bewijsbeslag, omdat de rechtbank
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zal veroordelen tot afgifte van de bij haar in het bezit zijnde administratie op straffe van een dwangsom. Volgens [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] is inmiddels duidelijk dat
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] , hoewel de maximale dwangsom is verbeurd, niet voldaan hebben aan de veroordeling tot afgifte van de administratie. De voorzieningenrechter heeft om die reden in het vonnis van 2 september 2021 de executie van dwangsommen niet geschorst. Omdat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] er belang bij hebben te vernemen welke administratie van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] tijdens de beslaglegging onder zich hadden, verzoeken zij de rechtbank om inzage toe te staan in de documenten behorende tot categorie III, zoals omschreven in de vonnissen van 14 maart 2018 en 6 juni 2018. [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] geven de rechtbank als alternatief in overweging om inzage te verlenen in alle beslagen bescheiden.
3.18.
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] betogen dat dit verzoek moet worden afgewezen. Zij zijn in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van 2 september 2021. Daarom (de rechtbank begrijpt dat [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] bedoelen dat er nog geen arrest gewezen is) staat nog niet vast dat aan de veroordeling geen gevolg is gegeven. Volgens [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] hebben [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] bovendien niet gesteld of zij nog belang hebben bij deze inzage; zij hebben immers niet gesteld dat er stukken ontbreken uit haar administratie. [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] hebben [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] niet geprikkeld tot nakoming maar zijn simpelweg overgegaan tot het innen van de dwangsommen. De betreffende stukken spelen verder geen rol bij de onrechtmatigheidskwestie. Zij verwerpen de suggestie om inzage te verlenen in alle beslagen items.
3.19.
De rechtbank heeft bij vonnis in incident van 6 juni 2018 in beslissing 3.7., gelezen in combinatie met beslissing 3.2. en in combinatie met r.o. 3.34. en 3.6. van het vonnis in incident van 14 maart 2018 de vordering tot inzage of verstrekking van afschriften van de onder III bedoelde stukken (waarmee bedoeld is: documenten behorend tot de administratie van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] die bij [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] bevinden) afgewezen. Omdat de afwijzing in het dictum van het vonnis van 6 juni 2018 is uitgesproken, is er geen sprake van een beslissing waarop teruggekomen kan worden. Tegelijkertijd heeft de rechtbank in het vonnis in incident van 30 januari 2019 [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voorgehouden dat als zij niet voldoen aan de veroordeling die uitgesproken is in beslissing 3.1. van het vonnis in incident van 6 juni 2019 (veroordeling afgifte alle stukken en digitale bestanden die zij onder zich hebben en die thuishoren in de administratie van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] ) de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht.
3.20.
Voor zover bekend bij de rechtbank is in rechte nog niet onherroepelijk vastgesteld dat [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] aan de veroordeling tot afgifte van de stukken, die horen tot de administratie van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] , niet voldaan hebben. In het kader van de discussie of
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voldaan hebben aan deze veroordeling beschikt de rechtbank alleen over een uitspraak gewezen in kort geding, waarvan hoger beroep is ingesteld. In dat vonnis staat vermeld dat [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] een groot aantal bescheiden geretourneerd hebben. Het is aan [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] om duidelijk te maken welke bescheiden nog ontbreken. In de incidentele conclusie lichten [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] dit niet toe. Uit het kort geding vonnis leidt de rechtbank af dat het toen ging om een veertigtal bescheiden, die onderdeel uitmaakten van het exploot bevel tot betaling van verbeurde dwangsommen. Kennelijk beschikken [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] over die bescheiden anders hadden ze niet gehecht kunnen worden aan het exploot. Inzage in die stukken is dan ook niet meer nodig. Welke stukken nog meer uit de administratie ontbreken, die op grond van het bevel geretourneerd hadden moeten worden, is niet toegelicht, terwijl dit wel op de weg ligt van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident] Tegen die achtergrond ziet de rechtbank geen aanleiding het primaire en subsidiaire verzoek te honoreren.
In de hoofdzaak
3.21.
De rechtbank zal, gelet op de door partijen uitgesproken wens, een mondelinge behandeling plannen om met partijen te spreken over de voortgang van de zaak, in het bijzonder de afronding van het inzageproces. De zaak zal daartoe naar de rol verwezen worden voor opgave verhinderdata.
3.22.
Partijen hebben hun standpunten over de voortgang van het inzageproces al uitgebreid in de diverse incidenten verwoord. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het opstellen van spreekaantekeningen door partijen ten behoeve van de mondelinge behandeling.

4.De beslissing

De rechtbank
In het incident
4.1.
bepaalt dat de deskundige:
  • het initiatief moet nemen door een lijst met synoniemen en vertalingen op te stellen;
  • deze lijst eerst moet delen met partijen, zodat zij eventuele bezwaren kenbaar kunnen maken;
  • daarna, gehoord partijen, de definitieve lijst met synoniemen en vertalingen zelfstandig moet vaststellen en deze moet gebruiken voor het onderzoek;
4.2.
wijst de andere verzoeken af;
In de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak naar de rol van
3 augustus 2022voor opgave verhinderdata partijen over de maanden augustus tot en met december 2022 voor het plannen van een mondelinge behandeling over de voortgang van de zaak, waaronder het inzageproces;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: me