Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in de zaak tussen de commanditaire vennootschap Maximus Vastgoedbeheer C.V. en de gedaagden, waaronder een natuurlijke persoon en de besloten vennootschap Exquis Bewindvoering B.V. De zaak betreft een geschil over de kwalificatie van een overeenkomst: is het een huur- of een bruikleenovereenkomst? Maximus stelt dat het gaat om een bruikleenovereenkomst, terwijl Exquis q.q. van mening is dat er sprake is van een huurovereenkomst. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en op 1 juni 2022 een rolbeslissing genomen waarin Exquis q.q. werd uitgenodigd om zich uit te laten over de aard van de overeenkomst. Exquis q.q. heeft betoogd dat er een huurovereenkomst is, onderbouwd met argumenten over de betalingen en de borgsommen die zijn betaald door de gedaagden. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een huurovereenkomst, omdat de maandelijkse vergoeding niet als symbolisch kan worden gekwalificeerd en er geen duidelijk onderscheid is tussen de units in de eengezinswoning. Gezien de aard van de zaak, die onder de bevoegdheid van de kantonrechter valt, heeft de rechtbank besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken. De rechtbank heeft ook aangegeven dat partijen niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen en dat het griffierecht zal worden verlaagd. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman.