ECLI:NL:RBLIM:2022:5222

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
9883894 CV EXPL
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot het opleggen van een dwangsom in burengeschil met betrekking tot raamopeningen

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, hebben eisers, buren van gedaagden, een kort geding aangespannen met het verzoek om een dwangsom op te leggen voor het openen van ramen buiten afgesproken tijden. De eisers stellen dat gedaagden zich niet houden aan afspraken die in een eerdere bodemprocedure zijn gemaakt over het openen van ramen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagden na 2020 de gemaakte afspraken hebben geschonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door eisers overgelegde foto's dateren van 2020 en dat er geen recente overtredingen zijn aangetoond. Bovendien is het belang van eisers om een dwangsom op te leggen niet aangetoond, aangezien er geen recente schendingen zijn gebleken. De vordering van eisers is dan ook afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. De kantonrechter heeft partijen aangeraden om in gesprek te gaan om verdere irritaties en geschilpunten op te lossen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 9883894 CV EXPL 22-2341
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 11 juli 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonend aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde mr. V.A.C. Kerckhoffs,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend aan de [adres 2] , [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. M.M.F. Starmans.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de door [gedaagden] op voorhand ingediende producties
  • de pleitnota van mr. Starmans
  • de pleitnota van mr. Kerckhoffs
  • de mondelinge behandeling van 5 juli 2022.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. Het perceel van [eisers] grenst aan de buitenmuur van het pand van [gedaagden] . De aangrenzende buitenmuur van het pand van [gedaagden] heeft zes ramen die uitkijken op het perceel (de tuin) van [eisers] .
2.2.
Tussen partijen is onenigheid ontstaan.
2.3.
In een eerder tussen partijen bij deze rechtbank gevoerde bodemprocedure hebben partijen op 4 november 2019 met betrekking tot voormelde ramen een regeling getroffen, welke regeling is vastgelegd in een proces-verbaal. De regeling luidt als volgt:
“(…) - In het badkamerraam wordt een nieuw kozijn geplaatst met melkglas, draai-kiep
  • Het glas in het raam op de slaapkamer ouders wordt vervangen door melkglas.
  • Het glas in de slaapkamer kind wordt vervangen door melkglas.
  • De drie ramen in de schuur worden vervangen inhoudende nieuwe kozijnen en melkglas. Het betreft hier vaststaande ramen.
(…) Partijen komen met elkaar overeen dat de ramen op de badkamer, de ouderslaapkamer en de kinderslaapkamer op kiepstand mogen worden gezet iedere dag van het jaar van 24.00 uur tot 08.00 uur. (…) Het volledig openen van de ramen is alleen toegestaan wanneer deze gewassen moeten worden (…) en bij calamiteiten. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eisers] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] :
  • te verbieden de twee slaapkamerramen en het badkamerraam, zoals omschreven in randnummer 2.2. van de dagvaarding, te openen en/of op kiepstand te zetten buiten het tijdslot van 24.00 uur tot 08.00 uur, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagden] dit verbod overtreedt, zulks met een maximum van € 25.000,00,
  • te veroordelen tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten.
3.2.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of [eisers] voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vordering. Daaraan kan naar het oordeel van de kantonrechter ernstig getwijfeld worden.
4.2.
[eisers] stelt zich op het standpunt dat [gedaagden] de tussen partijen gemaakte afspraken zoals vastgelegd in het proces-verbaal van 4 november 2019 niet nakomt, omdat de ramen geregeld op de niet afgesproken tijden openstaan. [eisers] heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar de door haar als productie 4 bij dagvaarding in het geding gebrachte foto’s. Omdat aan het overtreden van die afspraken in de vaststellingsovereenkomst geen gevolgen zijn verbonden, is [eisers] van mening dat zij er - gelet op de weigerachtige houding van [gedaagden] om die afspraken na te komen en de zomer die in aantocht is - belang bij heeft om in rechte te vorderen dat op de nakoming van de door partijen gemaakte afspraken een dwangsom wordt gesteld.
4.3.
[gedaagden] betwist dat zij zich niet aan de tussen partijen gemaakte afspraken houdt. Behoudens een keer in augustus 2021 (raam open geweest wegens onderhoud) en in maart 2022 (raam open geweest wegens een calamiteit, zijnde graafwerkzaamheden) hebben er geen ramen open en/of op kiepstand gestaan buiten het afgesproken tijdslot.
4.4.
De kantonrechter is niet gebleken van recente overtredingen door [gedaagden] van de door partijen gemaakte afspraken. De door [eisers] in het geding gebrachte foto’s zien op voorvallen in 2020. Er zijn geen foto’s in het geding gebracht van recentere datum. Gelet op de betwisting door [gedaagden] en het ontbreken van een onderbouwing door [eisers] is niet aannemelijk geworden c.q. aangetoond dat nog steeds sprake is van overtredingen door [gedaagden] van de door partijen gemaakte afspraken, te weten dat recent nog ramen open en/of op kiepstand hebben gestaan buiten het afgesproken tijdslot. Een spoedeisend belang kan ook niet gelegen zijn in de zomer die voor de deur staat. Van een schending van de afspraken na 2020 is immers niet gebleken, zodat er geen aanleiding is te vrezen / veronderstellen dat de ramen deze zomer buiten het afgesproken tijdslot open en/of op kiepstand gaan.
4.5.
Hoewel de vordering op het ontbreken van spoedeisend belang strandt, zal de kantonrechter uit pragmatische overwegingen het geschil toch inhoudelijk beoordelen.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat niet iedere vorm of mate van hinder per definitie onrechtmatig is. Buren dienen een zekere mate van hinder en geluidsoverlast (normale leefgeluiden) over en weer van elkaar te dulden.
4.7.
Het is aan [eisers] , die een beroep doet op overtreding van de gemaakte afspraken en een daarop gestelde dwangsom vordert, om in deze procedure voldoende aannemelijk te maken dat [gedaagden] op structurele wijze de tussen partijen gemaakte afspraken overtreedt. Volgens de kantonrechter heeft [eisers] dit niet aannemelijk gemaakt dan wel aangetoond. De foto’s waarnaar [eisers] ter onderbouwing van haar stelling verwijst, dateren van 2020. Dat [eisers] daarna, behoudens een gestelde maar niet overgelegde foto van 25 augustus 2021, geen foto’s meer heeft gemaakt van de beweerdelijk open en/of op kiep staande ramen wegens de oplopende spanningen en stress die de situatie met zich brengt, komt voor haar rekening en risico. Gelet op de betwisting van [gedaagden] en bij gebreke van een nadere onderbouwing door [eisers] (ter zake dienende bewijsstukken zijn niet voorhanden) is niet gebleken dat [gedaagden] na 2020 de tussen partijen gemaakte afspraken over de ramen heeft geschonden. Het openen van het raam in augustus 2021 en maart 2022 is volgens [gedaagden] geschied wegens onderhoud en calamiteit (graafwerkzaamheden), hetgeen conform de tussen partijen gemaakte afspraken is toegestaan. Van onwil dan wel nonchalance c.q. laksheid aan de zijde van [gedaagden] , en daarmee de noodzaak van een financiële prikkel in de vorm van een dwangsom, is niet althans onvoldoende gebleken.
4.8.
Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering dient te worden afgewezen.
4.9.
[eisers] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kantonrechter neemt daarbij mede in aanmerking dat niet gebleken is dat [gedaagden] voorafgaand aan dit kort geding door [eisers] is aangeschreven en gesommeerd tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken. De in het geding gebrachte correspondentie dateert van 2020 en [gedaagden] heeft gesteld dat zij na 2020 niet meer is aangesproken op het feit dat ramen open en/of op kiepstand stonden buiten het afgesproken tijdslot. Het had op de weg van [eisers] gelegen [gedaagden] eerst buiten rechte aan te spreken op nakoming van de vaststellingsovereenkomst alvorens het uiterste middel in te zetten en haar in rechte te betrekken. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden tot heden begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.
4.10.
De kantonrechter merkt tot slot op dat met dit vonnis weliswaar onderhavige procedure is geëindigd, maar dat de ter zitting gebleken overige geschilpunten en irritaties tussen partijen niet zijn opgelost. Voorts is ter zitting gebleken dat partijen daar ook beiden last van ondervinden. Een verbetering in de situatie zou bereikt kunnen worden door met elkaar het gesprek aan te gaan, eventueel met behulp van derden (mediator). De kantonrechter geeft partijen in overweging de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 747,00 salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr G.M. Drenth.
CJ