ECLI:NL:RBLIM:2022:5208

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
9965003 CV EXPL 22-2914
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens aanrichten van grote vernielingen gerechtvaardigd

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting ZOwonen en de gedaagden, waaronder een bewindvoerder en een huurder, aangeduid als [gedaagde sub 2]. De eisende partij, ZOwonen, vorderde ontruiming van de huurwoning van [gedaagde sub 2] in Maastricht, omdat deze ernstige vernielingen aan de woning had aangericht. De huurder had zonder toestemming van ZOwonen rigoureuze sloopwerkzaamheden uitgevoerd, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de woning. De kantonrechter oordeelde dat de huurder in strijd had gehandeld met de huurovereenkomst en de wet, en dat de tekortkomingen van de huurder voldoende gewicht hadden om een ontruiming te rechtvaardigen. De kantonrechter stelde vast dat er een spoedeisend belang was voor ZOwonen om de woning te ontruimen, gezien de acute gevaarzetting die de vernielingen met zich meebrachten. De rechter wees de vorderingen van ZOwonen toe, inclusief de ontruiming van de woning binnen drie weken na betekening van het vonnis, en legde dwangsommen op voor het geval de gedaagden niet aan de geboden en verboden zouden voldoen. De kosten van de procedure werden eveneens toegewezen aan de gedaagden, die als in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9965003 CV EXPL 22-2914
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 6 juli 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZOWONEN,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.H.W. Golsteijn,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUREAU INKOMENSBEHEER B.V.,
gevestigd te Brunssum,
gedaagde sub 1,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats] , [adres] ,
gedaagde sub 2,
gemachtigde mr. G.J.E. Schoofs.
Partijen worden hierna ZOwonen, de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 30 juni 2022 met 7 producties,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 4 juli 2022 waar beide partijen hun standpunten nader hebben toegelicht en door [gedaagde sub 2] spreekaantekeningen met een bijlage (een verklaring van de persoonlijk begeleider van [gedaagde sub 2] ) is overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 25 juni 2015 huurt [gedaagde sub 2] van ZOwonen de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] (productie 1 bij dagvaarding). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van 1 januari 2005 van toepassing.
2.2.
De huurprijs per 1 juli 2022 bedraagt € 539,34 (productie 2 bij dagvaarding).
2.3.
Bij beschikking van 16 juni 2016 van deze rechtbank zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde sub 2] onder bewind gesteld (productie 3 bij dagvaarding).
2.4.
In februari 2022 is [gedaagde sub 2] aangemeld voor begeleiding in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning met als doel het bevorderen van zijn zelfredzaamheid.
2.5.
Op 9 juni 2022 is ZOwonen, via haar woonconsulent de heer [naam woonconsulent] (hierna: [naam woonconsulent] ), er achter gekomen dat [gedaagde sub 2] rigoureuze sloopwerkzaamheden heeft verricht in de woning (productie 4 bij dagvaarding). [gedaagde sub 2] heeft (binnen)muren gesloopt en elektra en verwarming(en) losgekoppeld.
2.6.
In zijn verklaring zegt [naam woonconsulent] daarover nog het volgende:
“(…)
De heer [gedaagde sub 2] vroeg nog of hij nog een muur mocht doorbreken. Daarop hebben wij hem aangegeven dat hij niets meer mag veranderen aan of in de woning en de situatie gevaarlijk is. Daarop reageerde de heer [gedaagde sub 2] geïrriteerd en werd hij intimiderend. (…)”
2.7.
Zowonen heeft van de sloopwerkzaamheden een melding gemaakt bij de gemeente.
2.8.
Op 17 juni 2022 heeft een medewerker van de gemeente Beekdaelen, afdeling Ruimte, de woning bezocht en een controle uitgevoerd. In het Controlerapport Toezicht en Handhaving (productie 5 bij dagvaarding) staat (onder meer) het volgende:
BEVINDINGEN:
Beoordeling van de uitgevoerde werkzaamheden (waarvan ondertaand enkele foto’s bijgevoegd) geven inzage in de mogelijk gehanteerde rigoureuse aanpak. Door verwijdering van enkele niet dragende binnenwanden is aanzienlijke nevenschade ontstaan aan derkozijnen, binnendeuren en vermoedelijk de elktrotechnische installatie. Op een plaats lijkt zelfs de bedrading op dusdanige spanning te hebben gestaan door het loskomen van de buis uit de verbindingsmof, dat de aders bloot zijn komen te liggen nabij de aansluiting met het plafond.
(…)
CONCLUSIE:
1: Huidige staat van het pand dient te worden gezien als een pand waar aanzienlijke interne verbouwing gaande is, derhalve kunnen gedurende de uitvoering van de werkzaamheden niet alle aspecten aan het bouwbesluit worden getoetst. Constructief is geen aantasting, waardoor de woning door mij als constructief veilig is beoordeeld.,
2: Ontstane schade aan de installatie is van dusdanige aard dat hier acute gevaarzetting niet kan worden uitgesloten. Werkzaamheden dieen derhalve geen verder vervolg te krijgen, eigenar zal voor spoedig herstel moeten zorgen. Na herstel zal herkeuring van de installatie reslyeren in een veilige geborgde woning.
(…)”
2.9.
De persoonlijk begeleider van [gedaagde sub 2] heeft op 3 juli 2022 het volgende verklaard (bijlage bij spreekaantekeningen van [gedaagde sub 2] ):
“(…)
Er zijn beperkingen aanwezig waardor dhr. [gedaagde sub 2] minder zelfredzaam is. Er is sprake van een beperkt inzicht/overzicht in eigen handelen en de omgeving, een beperkt probleemoplossend vermogen, een beperkte structuur, overschatting van zichzelf en/of de omgeving, moeite met het accepteren van de eigen beperkingen, problemen bij het aangaan/onderhouden van sociale contacten, problemen bij het vinden of invullen van een arbeidsmatige dag invulling/werk/opleiding, initiatiefverlies, beperkte leefbaarheid.
(…)
We zijn gestart met het opruimen van de woning en schilderwerkzaamhden. Zonder overleg of aankondiging is hij gestart met het slopen van de binnenmuren. Dit doet hij omdat er te weinig lucht en licht in de woonkamer is. Hij is niet in staat om de consequenties van dit gedrag te overzien. Hij is tevens vanmening dat hij de indeling vanzijn woning zelf mag aanpassen.
(…)
Dhr. [gedaagde sub 2] is naar mijn aangewezen op intensievere begeleiding: begeleid wonen of zelfs beschermd wonen. Ambulante begeleiding blijkt uit eerdere trajecten niet toereikend te zijn.”

3.Het geschil

3.1.
ZOwonen vordert dat de kantonrechter, als voorzieningenrechter in kort geding, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind tijdens deze procdure of na (datum) vonnis zou worden beëindigd –, veroordeelt om de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , per direct althans binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimt te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan ZOwonen te stellen, met machtiging van ZOwonen bij niet tijdige ontruiming deze zelf, voor rekening van gedaagden te bewerkstelligen door middel van een deurwaarder, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie,
[gedaagde sub 2] , bij wijze van gedragsaanwijzing, gebiedt om alle noodzakelijke medewerking te verlenen, in de breedste zin van het woord, aan de ontruiming van de woning als bedoeld onder 1,
[gedaagde sub 2] , bij wijze van gedragsaanwijzing, verbiedt om nog verdere veranderingen en/of toevoegingen – waaronder uitdrukkelijk begrepen sloop-c.q. verbouwingswerkzaamheden – van welke aard of soort dan ook (een en ander in de ruimste betekenis van het woord) op, in of aan de woning als bedoeld onder 1, inclusief de daarbij behorende installaties, uit te voeren c.q. aan te brengen tot de dag van de daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 1,
de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] , bij wijze van gedragsaanwijzing, gebiedt om alle noodzakelijke medewerking te verlenen, in de breedste zin van het woord, aan die werkzaamheden die door of namens Zowonen noodzakelijk worden geacht ter behoud en herstel van de woning als bedoeld onder 1, inclusief de daarbij behorende installaties, tot de dag van de daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 1,
de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind tijdens deze procedure of na (datum) vonnis zou worden beëindigd –, veroordeelt om aan ZOwonen een dwangsom te betalen van € 1.000,00, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, voor iedere dag – een dagdeel daaronder begrepen – dat [gedaagde sub 2] de geboden en verboden onder 2 tot en met 4 en/of de bewindvoerder het gevorderde gebod onder 4 overtreedt, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt, althans een door de kantonrechter te bepalen maximum bedrag,
de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind tijdens deze procedure of na (datum) vonnis zou worden beëindigd –, veroordeelt tot betaling van (een bedrag gelijk aan) de huidige huur, zijnde € 539,34 per maand, vanaf juli 2022 tot de dag van de daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de verschillende betalingstermijnen (zijnde de eerste van iedere maand) tot de dag van volledige voldoening,
de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind tijdens deze procedure of na (datum) vonnis zou worden beëindigd –, veroordeelt in de kosten van deze procedure te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis,
de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind tijdens deze procedure of na (datum) vonnis zou worden beëindigd –, veroordeelt in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv.
3.2.
ZOwonen legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde sub 2] (ernstig) tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de wet. ZOwonen heeft geen (schriftelijk voorafgaande) toestemming gegeven voor de sloopwerkzaamheden. [gedaagde sub 2] handelt daarom in strijd met de algemene bepalingen en artikel 7:215 en 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en is aansprakelijk voor de schade die ZOwonen als gevolg daarvan lijdt en nog zal lijden (artikel 6.9 algemene bepalingen en artikel 7:218 BW). De tekortkomingen van [gedaagde sub 2] zijn van voldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst en vooruitlopend daarop, een ontruiming van de woning, te rechtvaardigen.
3.3.
[gedaagde sub 2] voert verweer. Hij is bereid medewerking te verlenen aan de uitvoering van herstelwerkzaamheden, waaronder het verlenen van toegang tot de woning. Een (definitieve) ontruiming van de woning is daarvoor niet noodzakelijk. Er is namelijk geen sprake van een acute gevaarzetting en de woning is constructief nog veilig, aldus [gedaagde sub 2] . Verder kan het doel (herstel van de woning) ook worden bereikt door middel van het opleggen van het gevorderde gebod tot medewerking aan herstel (waartegen [gedaagde sub 2] geen bezwaar heeft) en waardoor een spoedeisend belang ontbreekt. Ook is hij bereid de met de herstelwerkzaamheden gepaard gaande kosten te vergoeden, voor zover zijn financiële middelen dat toelaten. Indien en voor zover een ontruiming wel noodzakelijk wordt geacht, verzoekt [gedaagde sub 2] die ontruiming slechts tijdelijk uit te spreken voor de duur van de werkzaamheden. Hij heeft geen persoonlijk vangnet en vanwege zijn psychische problematiek zal een definitieve ontruiming tot maatschappelijke teloorgang leiden, omdat hij nergens anders terecht kan.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding is in beginsel slechts plaats indien met voldoende mate van zekerheid valt te verwachten dat de rechter in de bodemzaak een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst op grond van het thans voorliggende feitencomplex zal toewijzen. Tegen die achtergrond is een vordering tot ontruiming in kort geding slechts toewijsbaar indien zich aan de zijde van ZOwonen bijzondere omstandigheden voordoen die zodanig zijn dat in redelijkheid – bij afweging van het belang van ZOwonen tegen het belang van [gedaagde sub 2] – niet van haar kan worden gevergd dat zij een beslissing tot ontbinding in een bodemprocdure afwacht. Voor wat betreft deze belangenafweging staat voorop dat een bij onmiddellijke voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder.
4.2.
Vaststaat dat [gedaagde sub 2] in zeer korte tijd enorme vernielingen aan de woning heeft toegebracht en daarmee in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 7:213 BW. Op de door ZOwonen in geding gebrachte foto’s is te zien dat enkele muren in de woning volledig zijn weggebroken en dat de woning bezaaid ligt met puin. Ter zitting heeft [naam woonconsulent] verklaard dat de kosten van herstel worden geschat op minimaal € 20.000,-. Gelet op de ernst van de tekortkoming en de hoogte van de schade kan met grote mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.3.
De vraag is vervolgens of ZOwonen een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening zodat, rekening houdend met het belang van [gedaagde sub 2] bij behoud van het gehuurde, het gerechtvaardigd is om nu al op die ontbinding vooruit te lopen. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.4.
Uit het rapport van de gemeente blijkt dat acute gevaarzetting niet kan worden uitgesloten. Daar komt bij dat volgens de verklaring van [naam woonconsulent] [gedaagde sub 2] nog een muur wilde doorbreken. Weliswaar heeft [naam woonconsulent] hem aangegeven dat hij niets meer aan de woning mag veranderen en dat de situatie gevaarlijk is, maar de vraag is of [gedaagde sub 2] die boodschap heeft begrepen en daar ook gevolg aan zal geven. Volgens zijn persoonlijk begeleider kan [gedaagde sub 2] namelijk niet of onvoldoende de consequenties van zijn gedrag overzien en is hij aangewezen op intensievere begeleiding. De hoeveelheid puin in de woning en de mogelijke gevaarzetting maken dat ZOwonen zo spoedig mogelijk tot het verrichten van de herstelwerkzaamheden moet kunnen overgaan en dat er spoedeisend belang is om te beslissen of [gedaagde sub 2] in de woning mag blijven of niet.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de ernst van de vernielingen, waartoe [gedaagde sub 2] zonder enige aankondiging is overgegaan, en de gegronde vrees voor herhaling, niet van ZOwonen verlangd kan worden dat deze de huurovereenkomst nog voortzet. De toezegging van [gedaagde sub 2] dat hij al zijn medewerking zal verlenen, is naar het oordeel van de kantonrechter met onvoldoende waarborgen omkleed. Vooral vanwege zijn (volgens de verklaring van [naam woonconsulent] ) intimiderende opstelling en omdat hij volgens zijn persoonlijke begeleider is aangewezen op intensievere begeleiding, die hij op dit moment nog niet krijgt. Niet uitgesloten is dat [gedaagde sub 2] bij terugkeer naar de woning niet in herhaling valt. Los daarvan zullen de herstelwerkzaamheden veel tijd kosten en ingrijpend zijn zodat de kantonrechter het niet wenselijk acht dat de woning gedurende de uitvoering daarvan wordt bewoond. Een tijdelijke ontruiming is daarom geen alternatief. Blijft over dat [gedaagde sub 2] de woning definitief dient te verlaten. De vordering tot ontruiming zal daarom worden toegewezen.
4.6.
ZOwonen behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat eiser bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.7.
De kantonrechter zal de ontruimingstermijn vaststellen op drie weken na betekening van dit vonnis zodat de hulpverlening van [gedaagde sub 2] in de gelegenheid wordt gesteld vervangende woonruimte, al dan niet in de vorm van begeleid wonen, voor hem te vinden.
4.8.
De kantonrechter acht van groot belang dat [gedaagde sub 2] zich in de tussentijd zal onthouden van verdere sloopwerkzaamheden en dat ZOwonen, voor zover mogelijk, alvast een begin kan maken met de herstelwerkzaamheden. De gevorderde ge- en verboden zullen daarom worden toegewezen. De dwangsommen zullen daarbij worden gematigd tot € 100,- per dag (of dagdeel) met een maximum van € 2.500,-.
4.9.
[gedaagde sub 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, van ZOwonen tot de datum van dit vonnis. Die kosten worden begroot op € 1.002,42, opgebouwd uit € 747,00 aan salaris gemachtigde, € 128,00 aan griffierecht en € 127,42 aan explootkosten. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening.
De nakosten zullen worden toegewezen als hierna onder de beslissing is bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind na de datum van dit vonnis zou worden beëindigd –, om de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , binnen drie weken na betekening van dit vonnis, met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimt te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan ZOwonen te stellen,
5.2.
gebiedt [gedaagde sub 2] om alle noodzakelijke medewerking te verlenen, in de breedste zin van het woord, aan de ontruiming van de woning als bedoeld onder 1,
5.3.
verbiedt [gedaagde sub 2] om nog verdere veranderingen en/of toevoegingen – waaronder uitdrukkelijk begrepen sloop-c.q. verbouwingswerkzaamheden – van welke aard of soort dan ook (een en ander in de ruimste betekenis van het woord) op, in of aan de woning als bedoeld onder 1, inclusief de daarbij behorende installaties, uit te voeren c.q. aan te brengen tot de dag van de daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 1,
5.4.
gebiedt de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] om alle noodzakelijke medewerking te verlenen, in de breedste zin van het woord, aan die werkzaamheden die door of namens Zowonen noodzakelijk worden geacht ter behoud en herstel van de woning als bedoeld onder 1, inclusief de daarbij behorende installaties, tot de dag van de daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 1,
5.5.
veroordeelt de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind na de datum van dit vonnis zou worden beëindigd –, om aan ZOwonen een dwangsom te betalen van € 100,-, voor iedere dag – een dagdeel daaronder begrepen – dat [gedaagde sub 2] de geboden en verboden onder 5.2. tot en met 5.4. en/of de bewindvoerder het gevorderde gebod onder 5.4. overtreedt, tot een maximum van € 2.500,- is bereikt,
5.6.
veroordeelt de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind na de datum van dit vonnis zou worden beëindigd –, tot betaling van (een bedrag gelijk aan) de huidige huur, zijnde € 539,34 per maand, vanaf juli 2022 tot de dag van de daadwerkelijke ontruiming van de woning als bedoeld onder 1, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de verschillende betalingstermijnen (zijnde de eerste van iedere maand) tot de dag van volledige voldoening,
5.7.
veroordeelt de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind na de datum van dit vonnis zou worden beëindigd –, tot betaling van de proceskosten van ZOwonen, tot vandaag begroot op € 1.002,42, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening,
5.8.
veroordeelt de bewindvoerder, en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk – indien en voor zover het bewind na de datum van dit vonnis zou worden beëindigd –, onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken door
mr. W.J.J. Beurskens.
RJ