ECLI:NL:RBLIM:2022:5162

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/03/300864 / KG ZA 22-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op roerende zaken in kort geding tussen Hair Science Institute B.V. en eisers in conventie

In deze zaak, die op 7 juli 2022 door de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de voorzieningenrechter moest oordelen over de rechtmatigheid van een conservatoir beslag dat was gelegd door de eisers in conventie op roerende zaken die in het bezit waren van Hair Science Institute B.V. (HSI). De eisers, die voorheen de onderneming Hair Science Institute dreef, stelden dat HSI onrechtmatig zaken had onttrokken aan het beslag dat op 15 december 2021 was verleend. HSI betwistte de eigendom van de beslagen zaken en voerde aan dat het beslag onrechtmatig was, omdat het niet betrekking had op de zaken die door de deurwaarder waren beslagen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag op meer zaken was gelegd dan waarop het verlof van 15 december 2021 betrekking had. De rechter concludeerde dat de eisers niet hadden aangetoond dat de onttrokken zaken onder het beslag vielen, en dat het beslag daarom moest worden opgeheven. De vordering in conventie werd afgewezen, terwijl de vordering in reconventie van HSI werd toegewezen, wat leidde tot de opheffing van het beslag op de roerende zaken. De eisers werden veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing van de reikwijdte van verleend beslag en de noodzaak voor eisers om hun vorderingen goed te onderbouwen. De voorzieningenrechter wees erop dat het beslag niet verder mocht reiken dan het verleende verlof, en dat een ruime interpretatie van het verlof niet aanvaardbaar was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/300864 / KG ZA 22-13
Vonnis in kort geding van 7 juli 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. B.H.A. Augustin te Maastricht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAIR SCIENCE INSTITUTE B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. van Sintmaartensdijk te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en HSI genoemd worden. In voorkomende gevallen zullen eisers ieder afzonderlijk als [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] respectievelijk [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 10 producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie,
  • de brief van Hair Science Institutevan 3 februari 2022 met vier producties,
  • de brief van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] van 7 februari 2022 met zes producties,
  • de mondelinge behandeling die op 8 februari 2022 heeft plaatsgevonden,
  • de pleitnota van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
  • de brieven van HSI en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] van 24 respectievelijk 25 februari 2022 waarin wordt verzocht om (nadere) aanhouding van de zaak, zulks met het oog op het bereiken van een minnelijke oplossing,
  • de brief van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] van 7 april 2022 met twee producties, waarin [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aangeeft “niet anders” te kunnen dan “alle zaken wederom voorleggen bij de rechtspraak.”
  • de brief van HSI van 7 juni 2022 met het verzoek om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] dreef tot 1 januari 2015 de onderneming Hair Science Institute (niet zijnde gedaagde in deze zaak). Per genoemde datum zijn de activiteiten van deze onderneming (deels) overgedragen aan de entiteit van [naam 1] en voortgezet onder de (gelijknamige) naam HSI (gedaagde).
2.2.
Met ingang van genoemde datum van 1 januari 2015 is HSI twee huurovereenkomsten bedrijfsruimte aangegaan met [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] respectievelijk [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] ter zake het zogeheten [naam 2] respectievelijk [naam 3] , welke locaties zijn gelegen aan de [adres 1] te [plaats] .
2.3.
Op 17 november 2020 heeft HSI de huur beëindigd, reden waarom de panden per 1 januari 2022 opgeleverd dienden te worden. In dat kader hebben partijen overleg gevoerd over de vraag welke zaken HSI mee mocht nemen naar haar nieuwe locatie. Nadat de advocaat van HSI bij e-mail van 13 december 2021 een lijst had gestuurd met zaken waarvan werd gesteld dat die eigendom waren van HSI – een deel hiervan was reeds overgebracht naar de nieuwe locatie van HSI, een ander deel zou spoedig naar de nieuwe locatie worden verhuisd – heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de voorzieningenrechter verzocht om verlof tot het leggen van conservatoir beslag, dat op 15 december 2021 werd verleend. Het beslag heeft betrekking op:
  • alle zaken die aard en nagelvast verbonden zijn aan het onroerend goed;
  • de keukens/aanrechtbladen (in de behandelkamers) die een bestanddeel zijn van het onroerend goed;
  • alle verlichting die een bestanddeel is van het onroerend goed;
  • het telecom/intercom systeem en de daaraan gekoppelde installaties;
  • patchkasten/computernetwerk;
  • elektronica/domotica systeem, hardware en software in de meest brede zin van het woord.
2.4.
Ter uitvoering hiervan heeft de deurwaarder op 16 december 2021 conservatoir beslag gelegd op 120 specifiek in de twee processen-verbaal aangeduide zaken in het [naam 2] en het [naam 3] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft gesteld dat op 4 januari 2022 is gebleken dat tal van zaken die onder het beslag vielen onttrokken waren aan dat beslag. Bij e-mail van 5 januari 2022 heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] (de advocaat van) HSI hierover aangeschreven en gesteld dat de aan het beslag onttrokken zaken uiterlijk 6 januari 2022 om 17:00 uur teruggebracht moesten zijn. Hierop is, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , nimmer een reactie ontvangen.
3.2.
Volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gaat het om de volgende door HSI aan het beslag onttrokken zaken, daarbij telkens verwijzend naar de (in de hierna volgende opsomming niet vermelde) randnummers die de deurwaarder in het proces-verbaal hanteert ten aanzien van de door hem beslagen zaken:
een koffiezetapparaat van het merk Jura
een whiteboard
een televisietoestel van het merk Philips
een papierversnipperaar van het merk Rexel en een kopieerapparaat van het merk HP
drie kopieerapparaten van het merk HP, een bureau, een doekjeshouder van het merk Franke
twee aangesloten gasflessen
twee doekjeshouders van het merk Franke
een bureau met daarop drie monitoren
een doekjeshouder van het merk Franke en rvs-prullenbak
twee monitoren, een toetsenbord en een verlengkabel
een vergadertelefoon van het merk Snom
op de zolder ontbreken diverse rekken
een wasmachine en droger met daarachter schotten
een kluis
een vaatwasser van het merk Winterhalter, twee doekjeshouders van het merk Propia, twee koelkasten, een koffiezetapparaat en een oven van het merk Eloma
rekken
twee bureaus met vier monitoren, een koelkast met vriezer en een behandelstoel
een koelkast met glazen deur, tafels en stoelen, koffiezetapparaten en drinkwaterautomaat
sanitisers aan de muren
een spoelstoel en sanitisers
een sanitiser, doekjeshouder van het merk Franke en een apparaat van het merk Hämed
sanitisers, doekjeshouders van het merk Franke en televisietoestellen aan de muren
whiteboards.
3.3.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft aangifte gedaan van onttrekking door HSI van deze zaken aan het gelegde beslag ex artikel 198 Wetboek van Strafrecht.
3.4.
Gelet hierop heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gevorderd dat de voorzieningenrechter, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad, om
HSI te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de door de voorzieningenrechter van 15 december 2021 gegeven beschikking te respecteren en derhalve alle onder het beslag vallende zaken die onttrokken en/of verborgen worden gehouden voor [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , terug te plaatsen/te installeren (derhalve terug te brengen naar de staat gedurende het beslag), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 per dag of dagdeel, met een maximum van € 100.000,00, dat niet aan het vonnis wordt voldaan, dan wel op straffe van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
HSI te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.5.
Hair Science Institute voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.7.
HSI betwist dat de thans beslagen zaken eigendom zijn van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ; zij zijn eigendom van HSI. In dit verband verwijst HSI naar de verklaring van haar fiscaal adviseur [naam fiscaal adviseur] die betrokken was bij de hiervoor onder rechtsoverweging 2.1 bedoelde overdracht van activa en passiva aan HSI. De eigendomsvraag zal echter, aldus HSI, aan de bodemrechter worden voorgelegd. Wat betreft de onderhavige zaak in kort geding stelt HSI dat de hiervoor onder rechtsoverweging 3.2 opgesomde zaken, genoemd in voormelde
e-mail van (de advocaat van) [eisers in conventie, verweerders in reconventie] van 5 januari 2022, niet onder het beslag vallen, nu het op 15 december 2021 door de voorzieningenrechter verleende verlof niet ziet op die zaken. Het beslag is daarom onrechtmatig en dient te worden opgeheven. Voor zover dat wel het geval zou zijn, quod non, is geen sprake van onttrekking van die zaken aan het beslag, nu zij slechts verplaatst zijn naar het nieuwe adres van HSI aan de [adres 2] in [plaats] ofwel zijn opgeslagen bij verhuisbedrijf Pinxt. Daar blijven die zaken ook, totdat de bodemrechter heeft beslist over de eigendomskwestie.
3.8.
Gelet op het vorenstaande heeft HSI gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het beslag op de roerende zaken op de lijst van 5 januari 2022 op te heffen, met veroordeling van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.9.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] voert verweer.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De spoedeisendheid van de zaak in conventie en in reconventie is gegeven, nu deze voortvloeit uit de aard ervan.
4.2.
Gezien hun samenhang zullen de zaken gezamenlijk worden beoordeeld.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de onderhavige zaak in kort geding slechts een beperkt onderdeel is van een groter feitencomplex waarin partijen kort gezegd twisten over de vraag wie van partijen eigenaar is van de door de deurwaarder beslagen zaken. Die vraag hebben partijen voorgelegd aan de bodemrechter in deze rechtbank.
4.4.
Uitgangspunt in dit kort geding is het verzoekschrift van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tot het leggen van conservatoir beslag van 14 december 2021. Zoals gezegd heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de voorzieningenrechter hierin verzocht verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag “onder de als randnummer 1.6 aangeduide zaken”, zijnde:
  • alle zaken die aard en nagelvast verbonden zijn aan het onroerend goed;
  • de keukens/aanrechtbladen (in de behandelkamers) die een bestanddeel zijn van het onroerend goed;
  • alle verlichting die een bestanddeel is van het onroerend goed;
  • het telecom/intercom systeem en de daaraan gekoppelde installaties;
  • patchkasten/computernetwerk;
  • elektronica/domotica systeem, hardware en software in de meest brede zin van het woord,
welk verlof de voorzieningenrechter daags erna, op 15 december 2021, heeft verleend.
4.5.
Op 16 december 2021 heeft de deurwaarder ter uitvoering hiervan beslag gelegd op 120 specifiek aangeduide zaken, waaronder de 23 zaken die hiervoor onder rechtsoverweging 3.2 zijn genoemd.
4.6.
De vraag die thans moet worden beoordeeld is of het verlof van de voorzieningenrechter van 15 december 2021 (ook) ziet op de in rechtsoverweging 3.2 genoemde zaken. Die vraag dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontkennend te worden beantwoord, waartoe het volgende.
4.7.
Wat betreft de eerste drie onderdelen van de zaken die vallen onder het door de voorzieningenrechter verleende verlof gaat het om zaken die “aard en nagelvast” of bestanddeel zijn van het “onroerend goed.” Wat een bestanddeel is, is geregeld in artikel 3:4 BW. De voorzieningenrechter is op geen enkele manier gebleken dat één of meer van de op de lijst van 5 januari 2022 genoemde zaken bestanddeel zijn, in die zin dat zij zodanig met het [naam 2] en het [naam 3] verbonden zijn, dat zij volgens verkeersopvatting onderdeel van deze gebouwen zijn of daarvan niet kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan die roerende zaken. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft dat ook op geen enkele manier voor het voetlicht gebracht, kennelijk ervan uitgaande dat de door de deurwaarder gelegde beslagen doorslaggevend zijn. Voor zover [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zich op dat standpunt stelt, moet dit worden verworpen, nu de voorzieningenrechter op 15 december 2021 slechts verlof heeft verleend voor beslag op de onder randnummer 1.6 van het verzoekschrift genoemde zaken. Een dergelijk verlof dient beperkt te worden uitgelegd, gelet op de summiere toetsing van het verzoekschrift, in beginsel zonder toepassing van hoor en wederhoor, en het ingrijpend karakter van het conservatoir beslag. Een ruime(re) interpretatie van zo’n verlof zou hiermee op gespannen voet komen staan en een ontoelaatbare uitbreiding impliceren van voor beslag vatbare zaken. Dat de deurwaarder klaarblijkelijk op méér zaken beslag heeft gelegd dan waarop het verlof van 15 december 2021 van de voorzieningenrechter zag, maakt dat niet anders.
4.8.
Het voorgaande geldt evenzeer voor “het telecom/intercom systeem en de daaraan gekoppelde installaties.” Op geen enkele wijze vermag de voorzieningenrechter in te zien dat één van de op de lijst van roerende zaken van 5 januari 2022 onder deze categorie valt. Zou dat anders zijn, dan had het op de weg van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gelegen zulks te stellen en te onderbouwen, hetgeen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] echter heeft nagelaten. Dat één of meer zaken van de lijst van 5 januari 2022 wel staan vermeld op de lijst van 120 nader aangeduide zaken van de deurwaarder, werpt hier geen ander licht op, nu ook hier geldt dat alleen conservatoir beslag mocht worden gelegd op de zaken waarvoor de voorzieningenrechter op 15 december 2021 verlof had verleend.
4.9.
Tot slot heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] evenmin verhelderd dat één of meer van de op de lijst van 5 januari 2022 genoemde zaken vallen onder de categorieën “patchkasten/computernetwerk” respectievelijk “elektronica/domotica systeem, hardware en software in de meest brede zin van het woord.” Voor zover [eisers in conventie, verweerders in reconventie] voor ogen zou hebben dat de op de lijst van 5 januari 2022 genoemde monitoren en toetsenborden wel onder de laatste categorie vallen, is dit, voor zover [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dit punt al heeft onderbouwd, door HSI gemotiveerd betwist, daar waar zij stelt dat onder een ‘computernetwerk’ wordt verstaan een systeem voor communicatie tussen twee of meer computers, welke communicatie verloopt via netwerkkabels of via een draadloos netwerk; daaronder vallen niet monitoren en toetsenborden.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de deurwaarder op meer zaken beslag heeft gelegd dan waarop het verlof van 15 december 2021 van de voorzieningenrechter zag, zodat het beslag op de zaken van de lijst van 5 januari 2022 op de voet van artikel 705 lid 1 en 2 Rv zal worden opgeheven. Daarmee is de grondslag aan het in conventie gevorderde komen te ontvallen, zodat de vordering in conventie zal worden afgewezen en die in reconventie zal worden toegewezen, met veroordeling van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de gevorderde voorziening af;
5.2.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de kosten van de procedure, aan de zijde van HSI gerezen en tot aan dit vonnis begroot op € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 voor salaris advocaat;
in reconventie
5.3.
heft het beslag op de 23 roerende zaken zoals genoemd in de e-mail van de advocaat van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan de advocaat van HSI van 5 januari 2022 op;
5.4.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de kosten van de procedure, aan de zijde van HSI gerezen en tot aan dit vonnis begroot op € 508,00 voor salaris advocaat;
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis met uitzondering van 5.1 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.