ECLI:NL:RBLIM:2022:5138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/03/305921 / KG ZA 22-207
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een leerling van de basisschool en de zorgvuldigheidseisen van de onderwijsinstelling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding over de schorsing van een leerling van de basisschool. De vader van de leerling, aangeduid als [eiser], heeft de stichting Triade Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs, hierna Triade, aangeklaagd omdat zijn zoon, [minderjarige], met ingang van 1 juni 2022 was geschorst. De vader vorderde dat de schorsing werd ingetrokken en dat zijn zoon weer toegang tot de school kreeg. De voorzieningenrechter oordeelde dat Triade in redelijkheid niet tot de schorsing had kunnen komen. De schorsing voldeed niet aan de eisen van zorgvuldigheid en was in strijd met de Wet op het primair onderwijs, die bepaalt dat een schorsing niet langer dan één week mag duren. De voorzieningenrechter wees de vordering van de vader toe en beval Triade om de schorsing in te trekken en de leerling binnen één werkdag weer toe te laten tot de school. De rechter benadrukte dat de schorsing niet alleen onterecht was, maar ook dat de procedure rondom de schorsing niet correct was verlopen, aangezien de ouders niet voorafgaand aan de schorsing waren gehoord. De voorzieningenrechter veroordeelde Triade ook in de proceskosten van de vader.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/305921 / KG ZA 22-207
Vonnis in kort geding van 7 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. I.M. van den Heuvel te Roosendaal,
tegen
de stichting
TRIADE STICHTING VOOR KATHOLIEK PRIMAIR ONDERWIJS,
gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.Th. Frissen te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en Triade genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 en 2,
  • de door Triade ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegde producties 1 tot en met 11,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser] ,
  • de pleitnota van Triade .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de vader van de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op
[geboortedatum] .
2.2.
[minderjarige] zit in groep zes van de door Triade geëxploiteerde basisschool [naam basisschool 1] te [vestigingsplaats] (verder: de school).
2.3.
Bij brief van 31 mei 2022 heeft [naam voorzitter] , voorzitter van het college van bestuur Stichting Triade, aan de ouders van [minderjarige] meegedeeld dat hij met ingang van 1 juni 2022 is geschorst. In deze brief is het volgende vermeld:
“(…). Afgelopen woensdag 25 mei 2022 kreeg de directeur van bs [naam basisschool 1] een terugbelverzoek van dhr. [eiser] . Zij heeft hieraan gehoor gegeven. Dhr. [eiser] belde omtrent de straf die [minderjarige] heeft moeten schrijven en gaf aan dat dit buitenproportioneel was. Hij wilde voorafgaand aan het opleggen van een straf in kennis gesteld worden van het gebeuren en daarna het gesprek aangaan voordat er een straf werd uitgedeeld. De directeur heeft aangegeven dat de school bepaalt als leerlingen straf verdienen en ouders hierover worden geïnformeerd. Helaas heeft dit in het verleden geen effect gehad op het gedrag van [minderjarige] , omdat dhr. [eiser] stelselmatig de discussie aanging en de werkwijze van school niet onderschreef.
De toon van het gesprek werd, naarmate het gesprek vorderde steeds agressiever. Dhr. [eiser] deed zeer kwetsende persoonlijke uitspraken aan het adres van zowel de directeur als de leerkracht van [minderjarige] . Hij beschuldigde school en voornamelijk de directeur van liegen en bedriegen en dat zij er een dictatuur op zou nahouden. Zijn verwijten waren doorspekt met aannames en onwaarheden, Tijdens dit gesprek liet hij de directeur geen moment uitpraten en na een hele tirade heeft zij gevraagd of zij ook even spreektijd mocht. Zij heeft toen aangegeven dat de school op korte termijn een gesprek zal gaan plannen om te kijken welke school [minderjarige] nodig heeft vanuit zijn onderwijs- en ondersteuningsbehoeftes. Ook gaf zij aan dat school en dhr. [eiser] door alle vervelende situaties van de afgelopen maanden niet op een lijn zitten. Dhr. [eiser] gaf aan dat dit enkel door school kwam en hij niet zou gaan meewerken aan het verplaatsen van [minderjarige] naar een andere school. Het gesprek werd beëindigd doordat hij de hoorn erop gooide.
Voor de leerkrachten en de directie, maar ook voor het bestuur van de school is het onacceptabel, wanneer ouder zich op deze wijze opstelt naar de school. Een opstelling waaruit niet alleen een volledig gebrek aan vertrouwen blijkt in de (aanpak van de) school, maar die ook bij directie en personeel leidt tot een onveilige situatie.
Gezien het feit, dat het gedrag van dhr. [eiser] in het verleden, met name dit schooljaar, al meerdere malen heeft geleid tot een structureel negatief effect op leer- en werkhouding van [minderjarige] en daardoor het groeps- en schoolproces dusdanig negatief wordt beïnvloed, zijn disciplinaire maatregelen onvermijdelijk en onontkoombaar, temeer daar de eerder gemaakte afspraken niet worden nageleefd. Door het gedrag van dhr. [eiser] en mede daaruit voortvloeiende het gedrag van uw zoon is er voor school en leerkracht een onwerkbare situatie ontstaan. De school is als gevolg van de pertinente weigering van elke medewerking door dhr. [eiser] handelingsverlegen geworden. Dat wil zeggen dat we uw zoon niet de begeleiding kunnen geven die hij van ons vraagt. Met name op pedagogisch gebied zijn we niet meer in staat om [minderjarige] ’s hulpvragen te beantwoorden.
Conform de wettelijke bepalingen zullen wij derhalve op zoek gaan naar een school die bereid is uw zoon toe te laten. Daarbij willen wij aantekenen, dat aan deze verplichting een termijn van acht weken is verbonden. Mochten wij samen met de trajectbegeleider van het samenwerkingsverband geen andere school vinden, dan zijn wij aan het einde van deze termijn, uiterlijk 27 juli 2022, gerechtigd uw zoon van school te verwijderen. Wij zullen dit melden bij de leerplichtambtenaar van de Gemeente en bij de inspectie van het Onderwijs.
De gebeurtenissen van de afgelopen tijd en de daardoor ontstane definitieve vertrouwensbreuk achten wij van een dermate ernstige aard dat, in afwachting van de resultaten van het zoeken naar een andere school, uw zoon met onmiddellijke in gang de toegang tot de school wordt ontzegd c.q. wordt geschorst. Dit betekent dat hij feitelijk vanaf woensdag 1 juni 2022 niet meer tot de school zal worden toegelaten. Om te voorkomen dat uw zoon in deze periode achterstand oploopt, zal de school regelmatig digitaal huiswerk en opdrachten aanbieden. Dit werk zal via de mail worden gecommuniceerd, ook kunnen vragen omtrent het huiswerk via de mail worden gesteld, de leerkracht zal deze zo snel mogelijk beantwoorden.
Het bestuur wil u beiden als ouders, eventueel bijgestaan door een raadsman/raadsvrouw, in de gelegenheid stellen op het besluit tot schorsing en de voorgenomen verwijdering te reageren en uw standpunt nader toe te lichten. Wij nodigen u derhalve uit voor een gesprek op maandag 13 juni 2022 om 10 uur op het OnderwijsServiceBureau van Triade, (…).
Tot slot maken wij u attent op de mogelijkheid om tegen de beslissing tot het ontzeggen van de toegang tot de school bezwaar te maken. Dit dient schriftelijk te gebeuren binnen zes weken na ontvangst van dit schrijven. (…).”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ook ten aanzien van de kosten,
I. Triade te bevelen om terstond na betekening van het te wijzen vonnis althans binnen zodanige termijn na die betekening als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, de maatregelen althans de schorsing in te trekken en [minderjarige] weer toe te laten tot de school om daar weer onderwijs te volgen en deel te nemen aan de andere schoolse en buitenschoolse activiteiten;
II. Triade te verbieden opnieuw ten aanzien van [minderjarige] maatregelen te nemen althans hem te schorsen zolang niet definitief zal zijn beslist over de rechtmatigheid van de verwijdering;
III. Triade te veroordelen om in geval van niet opvolging van het bevel aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 per dag dat Triade na betekening van het vonnis in gebreke zal zijn met het opvolgen van het bevel en voor iedere overtreding van het verbod een dwangsom van € 10.000,00, althans zodanige dwangsommen op te leggen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
IV. Triade te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Triade bij de schorsing niet de wettelijke regels in acht heeft genomen, in die zin dat artikel 40c lid 1 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) bepaalt dat een leerling slechts voor een periode van ten hoogste één week kan worden geschorst, welke periode in deze niet in acht is genomen. Daarbij komt dat de reden die Triade aan de schorsing ten grondslag heeft gelegd niet deugt; een concrete motivering ontbreekt. Bovendien zijn de ouders niet voorafgegaand aan de te nemen maatregelen – schorsing en verwijdering – gehoord. Tot slot dient Triade ervoor zorg te dragen dat een andere school bereid is [minderjarige] toe te laten.
3.3.
Triade voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hoewel [eiser] heeft verzuimd het onderhavige kort geding te entameren in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige zoon [minderjarige] – [eiser] treedt in deze immers
pro seop – zal hij, gezien de spoedeisendheid die voortvloeit uit de aard van deze zaak, in dit kort geding worden toegelaten om de belangen van zijn minderjarige zoon te vertegenwoordigen.
Ten aanzien van vordering I
4.2.
Vooropgesteld wordt dat Triade als onderwijsinstelling in beginsel de vrijheid heeft om volgens haar ongewenst gedrag als zodanig te kwalificeren en te sanctioneren. De school mag daarbij eigen normen stellen, zulks binnen de geldende (wettelijke) regelingen. De voorzieningenrechter kan het besluit van Triade om [minderjarige] te schorsen met het oog op zijn verwijdering echter niet in volle omvang toetsen, maar slechts marginaal, wat betekent dat de voorzieningenrechter in deze zaak enkel kan beoordelen of Triade in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat de schorsing op het moment dat dit vonnis wordt gewezen langer dan vier weken duurt.
4.3.
Triade heeft naar haar zeggen het besluit tot schorsing en verwijdering van [minderjarige] van 31 mei 2022 niet alleen gebaseerd op het incident met [eiser] op 25 mei 2022 – zie de brief van 31 mei 2022 (rov. 2.3) – maar ook op het gedrag van [eiser] in het verleden, met name dit schooljaar, waarbij dit volgens Triade al meerdere malen heeft geleid tot een structureel negatief effect op de leer- en werkhouding van [minderjarige] . Hierdoor werden het groeps- en schoolproces negatief beïnvloed en werden gemaakte afspraken niet nageleefd. Door het gedrag van [eiser] en het mede hieruit voortvloeiende gedrag van [minderjarige] is er voor school en leerkracht een onwerkbare situatie ontstaan, aldus Triade . Deze opstelling van [eiser] , waaruit een volledig gebrek aan vertrouwen blijkt in de (aanpak van de) school, leidt ook bij directie en personeel tot een onveilige situatie. Triade geeft aan daardoor handelingsverlegen te zijn geworden. Op pedagogisch gebied is Triade bovendien niet meer in staat om de hulpvragen van [minderjarige] te beantwoorden, zo voert Triade bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog aan.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De wettelijke regels omtrent schorsing en verwijdering van een leerling van een basisschool zijn vastgelegd in de Wet op het primair onderwijs. Artikel 40 c lid 1 van deze wet bepaalt over schorsing:
“1. Het bevoegd gezag kan met opgave van redenen een leerling voor een periode van ten hoogste één week schorsen.”
Artikel 40 lid 11 van deze wet bepaalt, voor zover van belang:
“(…). Definitieve verwijdering van een leerling vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. (…).”
4.5.
Ter mondelinge behandeling heeft Triade analoge toepassing bepleit van, volgens haar, vaste jurisprudentie van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (hierna: de Klachtencommissie). Zij heeft hiervoor verwezen naar de uitspraak met publicatienummer 2021007327. Volgens Triade wordt in deze uitspraak aanvaard dat schorsing voor langer dan een week wél toegestaan is, indien deze schorsing het voorportaal vormt van verwijdering van de leerling.
4.6.
De voorzieningenrechter volgt dit betoog niet. Niet gesteld of gebleken is dat [minderjarige] fysiek geweld heeft gebruikt waardoor de veiligheid van medescholieren en het personeel in het gedrang kwam, zoals het geval is in de door Triade genoemde uitspraak van de Klachtencomissie waarin de betreffende leerling andere kinderen op school mishandelde. In meergenoemde brief van 31 mei 2022 van Triade is het gedrag van [minderjarige] zelfs geen thema; alleen het gedrag van zijn vader, [eiser] , wordt genoemd om het besluit te onderbouwen. In het licht hiervan dienen naar het oordeel van de voorzieningenrechter (nog) hogere eisen te worden gesteld aan de zorgvuldigheid van een besluit tot schorsing en verwijdering, omdat in zo’n geval niet direct de veiligheid binnen de school (naar andere leerlingen en personeel) door toedoen van de leerling in het geding is, maar hoogstens indirect, wanneer de ouder van een leerling zich in de school bevindt, hetgeen met een ontzegging van de toegang van een ouder tot de school zou kunnen worden ondervangen. Aan die eisen van zorgvuldigheid, waarbij het belang van de school bij schorsing moet worden afgewogen tegen het belang van de leerling op het volgen van onderwijs, een belang dat tijdens de coronapandemie nog eens nadrukkelijk onder de aandacht is gekomen, voldoet het besluit tot schorsing niet. Dit om twee redenen.
Ten eerste lijkt de schorsing van [minderjarige] – zonder nadere informatie, die ontbreekt – rauwelijks te zijn genomen. Weliswaar is de voorzieningenrechter ervan overtuigd dat het een en ander aan “gebeurtenissen” aan het besluit van Triade is voorafgegaan en is ook aannemelijk dat door toedoen van [eiser] sprake is van een “definitieve vertrouwensbreuk”, zoals in de brief van 31 mei 2022 van Triade is neergelegd, maar dit rechtvaardigt niet dat [minderjarige] , een leerling van 10 jaar, van de ene op de andere dag – de schorsing ging al in, daags na de brief van 31 mei 2022 – de toegang tot de school wordt ontzegd. Een minder ingrijpend middel, zoals eerst een waarschuwing waarbij zou zijn aangezegd dat een schorsing wordt overwogen, eventueel en bij een volgend incident gevolgd door een time-out met bijvoorbeeld een ontzegging van de toegang van [minderjarige] tot de school voor een (gedeelte van de) dag, had dan eerder voor de hand gelegen, met in beide gevallen op (zeer) korte termijn en zo spoedig mogelijk een gesprek met de ouders dat in een verslag ten behoeve van de dossiervorming wordt vastgelegd. In het onderhavige geval zou een gesprek pas zo’n twee weken later, te weten op 13 juni 2022, plaatsvinden, hetgeen de voorzieningenrechter vooral ook met het oog op het hierna volgende niet redelijk acht.
Ten tweede is in de WPO geen steun te vinden voor een schorsing die langer duurt dan één week. Leerlingen die nog op de basisschool zitten zijn per definitie kwetsbaar. Dat het onwenselijk is dat leerlingen langdurig thuis komen te zitten, wordt onderstreept in de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de invoering van voormelde twee wetsbepalingen (Memorie van Toelichting, Vergaderjaar 2011-2012 Kamerstuk 33106 nr. 3, gepubliceerd op 30 november 2011):
“Schorsing en verwijdering
Op dit moment is in het voortgezet onderwijs geregeld dat een leerling door het bevoegd gezag van de school kan worden geschorst (artikel 13 Inrichtingsbesluit WVO). Dit kan maximaal voor de periode van één week. De school gaat niet zomaar over tot schorsing van een leerling. Schorsing kan worden gezien als een ultieme mogelijkheid voor de school om aan een leerling een waarschuwing te geven voor bepaald zeer ontoelaatbaar gedrag.
Deze mogelijkheid bestaat nog niet in het basisonderwijs en in het (voortgezet) speciaal onderwijs.Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat schorsing ook in deze onderwijssectoren kan worden opgelegd door het bevoegd gezag. Hiermee wordt het instrumentarium uitgebreid waarmee het bevoegd gezag in geval van problemen met
het gedrag van een leerlingkan ingrijpen, waardoor problemen niet verder oplopen en groter worden in zoverre dat een school de leerling moet verwijderen.”
(onderstrepingen zijn van de voorzieningenrechter).
In de parlementaire geschiedenis valt verder het volgende terug te vinden (Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 102, nr. 3, Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs)):

categorie3: d
eugdelijkheidseisen om de inspectie in staat te stellen effectief toezicht uit te oefenen
(…) Om te voorkomen dat geschorste of verwijderde leerlingen onderwijs mislopen doordat zij thuiszitten, beoogt dit wetsvoorstel te regelen dat een schorsing of verwijdering onverwijld wordt gemeld aan de inspectie. De regering denkt hierbij aan een termijn van één werkdag of zo spoedig mogelijk daarna. De huidige eis laat ruimte over om dagen of zelfs weken te wachten met het doorgeven van die melding.
Vervolgens staat op bladzijde 22 het volgende vermeld:
“Artikel I, onderdeel P en artikel III, onderdeel K
De artikelen 40c WPO en 40a WEC stellen regels aan het schorsen van een leerling, hetgeen voor een periode van maximaal een week mogelijk is. Bij een schorsing langer dan één dag dient dit aan de inspectie gemeld te worden. De inspectie constateert dat signalen van schorsing nu soms dagen of zelfs weken later worden doorgegeven. Vastgelegd wordt dat de school onverwijld meldt dat een leerling geschorst is.”
Op onderwijsinspectie.nl staat bovendien vermeld:
“Een leerling mag voor maximaal één week worden geschorst, ook als u voornemens bent de leerling van school te verwijderen of als u een oplossing zoekt binnen de school. (…).
Soms is er sprake van gedragsproblematiek waardoor andere leerlingen niet optimaal kunnen leren of hun veiligheid zelfs in het geding is. [1] In andere situaties weet de school niet direct een passende oplossing of is deze niet meteen voor handen. Ook in deze situaties heeft een leerling recht op onderwijs en mag hij niet langer dan een week worden geschorst.
(…)
Bij verwijdering van een leerling dient de leerling de school te blijven bezoeken totdat de leerling terecht kan op een nieuwe school. Leerlingen mogen dus niet geschorst worden in afwachting van verwijdering.”
Gelet op het voorgaande is in de WPO dan ook geen enkele steun of ruimte te vinden voor het standpunt van Triade dat schorsing van een leerling op een basisschool voor langer dan één week is toegestaan, ook niet bij gedragsproblematiek van de leerling zelf. Wél spreekt uit artikel 40c lid 1 WPO de norm dat het onwenselijk is dat een leerling op een basisschool lange tijd – langer dan één week – thuis komt te zitten en dan verstoken blijft van onderwijs. Door een langdurige(re) schorsing toch toe te staan wordt deze norm geschonden. Voortvarendheid is dan ook geïndiceerd, zoals de wetgever ook voor ogen heeft gestaan bij de wijziging van de Wet op het primair onderwijs: bij de hiervoor bedoelde pedagogische maatregelen als een waarschuwing en een time-out, voorafgaand aan een eventuele ordemaatregel als schorsing en verwijdering, dient, na overleg met de ouders, dan ook reeds onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden van plaatsing van de leerling op een andere school.
Een en ander leidt tot de conclusie dat Triade in redelijkheid niet tot haar besluit tot schorsing van [minderjarige] , zulks met het oog op zijn definitieve verwijdering, heeft kunnen komen. Het gevorderde sub I is dan ook voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat de voorzieningenrechter Triade zal bevelen [minderjarige] weer toe te laten tot de school, zodat [minderjarige] weer onderwijs kan volgen en deel kan nemen aan andere schoolse en buitenschoolse activiteiten, zulks binnen één dag na betekening van dit vonnis, zodat de school de gelegenheid heeft zich voor te bereiden op de komst van [minderjarige] .
4.7.
De (gedrags)problemen van [minderjarige] , neergelegd in (in ieder geval) het Tijdpad Leerling groep 6 (productie 7 van Triade Stichting) en het verslag ‘Duiden & doen’ van
15 februari 2022 (productie 4 van Triade Stichting), alsmede in e-mailberichten van
15 juli 2021 en 14 januari 2022 (producties 5 en 6 van Triade Stichting), werpen geen ander licht op het oordeel van de voorzieningenrechter, nu zij zoals gezegd niet ten grondslag zijn gelegd aan het besluit van Triade van 31 mei 2022.
Ten aanzien van vordering II
4.8.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De relatie tussen ouder(s) en school dient constructief te zijn; immers, een goede samenwerking tussen school en ouders komt de leerlingen en daarmee het onderwijs ten goede. Aannemelijk is dat de relatie van [eiser] met de school verstoord is. Ook aannemelijk is, zo heeft Triade genoegzaam voor het voetlicht gebracht, dat dit vooral door toedoen van [eiser] zelf komt doordat hij zich weinig coöperatief opstelt om in overleg tot een oplossing te komen. De voorzieningenrechter verwijst daartoe naar de diverse door Triade overgelegde stukken, waaronder e-mailberichten van 15 juli 2021 (productie 5), 8 december 2021 (productie 5) en 25 mei 2022 (productie 9) en uit het Tijdpad Leerling groep 6. Dit maakt dat, indien [eiser] vasthoudt aan de wijze waarop hij zich thans opstelt en tot aan de zitting heeft opgesteld, hij er ernstig rekening mee moet houden dat Triade alsnog en na een zorgvuldige belangenafweging, eventueel gebruikmakend van pedagogische maatregelen als een waarschuwing en een time-out, op termijn tot een nieuwe schorsing van [minderjarige] kan komen met het oog op zijn verwijdering. In het licht hiervan dient het gevorderde onder II te worden afgewezen. Hierbij dient tevens in aanmerking te worden genomen dat, nu geen sprake is van een besluit tot verwijdering, maar enkel van een voornemen daartoe, zoals Triade ter zitting nog heeft toegelicht, aan de gevorderde toetsing van de rechtmatigheid hiervan niet wordt toegekomen.
Nu niet alleen [minderjarige] niet gebaat is bij de ontstane verstoorde relatie tussen [eiser] en de school, maar ook [eiser] en de school zelf niet, geeft de voorzieningenrechter partijen in overweging het door Triade op zitting gedane voorstel – op zitting kwamen partijen hierover niet tot overeenstemming – tot het plaatsen van [minderjarige] op een andere school, te weten op basisschool “ [naam basisschool 2] ”, in heroverweging te nemen.
Ten aanzien van vordering III
4.9.
De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat Triade bereid is vrijwillig aan een veroordeling te voldoen. Daarom zal geen dwangsom worden opgelegd.
Ten aanzien van vordering IV
4.10.
Triade Stichting Voor Katholiek Primair Onderwijs zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 125,03
- griffierecht 86,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.227,03

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt Triade om terstond na betekening van dit vonnis de schorsing in te trekken en [minderjarige] binnen één werkdag na die betekening toe te laten tot de school, zodat [minderjarige] weer onderwijs kan volgen en deel kan nemen aan andere schoolse en buitenschoolse activiteiten,
5.2.
veroordeelt Triade in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.227,03,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022. [2]

Voetnoten

1.De voorzieningenrechter wijst er andermaal op dat niet het gedrag van [minderjarige] , maar enkel dat van [eiser] aan het besluit in de brief van 31 mei 2022 ten grondslag is gelegd.
2.type: AP