ECLI:NL:RBLIM:2022:5124

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
9878757 CV EXPL 22-2291
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming op basis van overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Servatius en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De vordering van Servatius was gericht op ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege vermeende langdurige en ernstige overlast die hij zou hebben veroorzaakt. De huurovereenkomst tussen partijen dateert van 4 mei 1999 en de klachten van overlast kwamen voornamelijk van buren van [gedaagde]. Servatius stelde dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat de overlast de leefbaarheid in de buurt ernstig aantastte. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Servatius onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde overlast en dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De rechter concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de bodemrechter de vordering tot ontruiming zou toewijzen, en heeft de vordering van Servatius afgewezen. Tevens is Servatius veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9878757 \ CV EXPL 22-2291
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 6 juli 2022
in de zaak van:
de stichting
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde mr. G. Vansant,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. M.W.M. van Doorn.
Partijen zullen hierna Servatius en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met productie 1 t/m 27
  • de akte van Servatius met producties 28 t/m 31
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 10,
  • de mondelinge behandeling van 30 juni 2022 waarbij [naam 1] , werkzaam bij Servatius, bijgestaan door mr. Vansant voornoemd en [gedaagde] , bijgestaan door mr. van Doorn voornoemd, zijn verschenen en waarbij Servatius heeft gepleit overeenkomstig de door haar aangeleverde pleitnota en [gedaagde] overeenkomstig zijn conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Servatius als verhuurder en [gedaagde] als huurder is op 4 mei 1999 een huurovereenkomst gesloten voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Op de huurovereenkomst zijn de door Servatius gebruikte algemene voorwaarden zelfstandige woonruimte van 30 november 1994 van toepassing.
2.2.
Servatius heeft klachten van overlast die [gedaagde] zou hebben veroorzaakt ontvangen waarvan het merendeel van de overbuurvrouw en van de directe buren van [gedaagde] afkomstig is.
2.3.
Op 11 april 2022 heeft Servatius [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Daarvan heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
Servatius vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt om de woning staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met al het zijne en al de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan Servatius, en om bij niet tijdige ontruiming deze zelf voor rekening van [gedaagde] te bewerkstelligen door middel van een deurwaarder, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze uitspraak, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van deze uitspraak en tot betaling van de nakosten, te vermeerderen met de kosten van betekening indien deze uitspraak wordt betekend.
3.2.
Servatius legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen omdat hij van juni 2021 tot medio augustus 2021 en vanaf maart 2022 ernstige en langdurige overlast, in de vorm van geluidsoverlast en het beledigen, bespugen en het mishandelen van buurtbewoners, veroorzaakt en daarmee in strijd handelt met art. 7:213 BW en art. 13.4 van de algemene voorwaarden. Naar aanleiding van de op
21 juni 2021 ontvangen overlastklachten heeft zij [gedaagde] bij brief van 24 juni 2021 voor een gesprek en voor een begeleidingstraject onder regie van Servatius, samen met de GGD, uitgenodigd. Op 30 juni 2021 was er zicht op de medewerking maar op 15 juli 2021 heeft [gedaagde] te kennen gegeven geen contact met de GGD/Vangnet meer te willen hebben. Vervolgens deelde [naam 2] , werkzaam bij de GGD, haar op 21 juli 2021 mee dat [gedaagde] open stond voor een gesprek over individuele begeleiding en gespecialiseerde thuiszorg. Op 15 en 18 juli 2021 en op 13 en 16 augustus 2021 ontving zij weer meldingen van overlast die [gedaagde] zou hebben veroorzaakt waarop zij bij brief van 25 augustus 2021 een laatste sommatie aan [gedaagde] heeft verstuurd.
3.2.1.
Op 30 september 2021 heeft Vangnet de begeleiding van [gedaagde] overgedragen en hij wordt sindsdien begeleid door [naam 3] . Laatstgenoemde heeft zich echter nimmer bij Servatius met een zorg- of begeleidingsplan, dat tot een vermindering van de klachten zou moeten leiden, gemeld. Op 3, 6 en 29 maart 2022 en twee keer daarna ontving zij weer klachten van overlast. Met name [naam 4] en [naam 5] , de buren van [gedaagde] , en [naam 6] , die aan de overkant van de straat woont, klagen over overlast die [gedaagde] veroorzaakt. Met het verstrijken van de tijd verergert de situatie. De veiligheid van alle bewoners van de [adres] is in het geding en het is haar taak, als toegelaten instelling krachtens de Woningwet, om op te treden. Zij heeft zich geruime tijd ingespannen om samen met haar netwerkpartners te bezien of [gedaagde] in een zorgtraject kan worden begeleid. De overlast doet in sterke mate afbreuk aan de leefbaarheid en het rustig woongenot van de andere (toekomstige) bewoners. Verder gaat het niet alleen om haar maar ook om al haar (toekomstige) huurders aangezien het een woning met een zogenoemde niet-geliberaliseerde huurprijs betreft die schaars is. Gelet op de aard, de ernst en de duur van de overlast kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure kan afwachten, aldus Servatius.
3.3.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming in de vorm van ernstige en structurele overlast en beroept zich op de zgn. tenzij-bepaling van
art. 6:265 BW. Verder betwist hij dat Servatius een spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Hij voert daartoe aan dat zijn woning uit de twintiger jaren van de vorige eeuw dateert en in een straat van zo’n vijftig geschakelde woningen ligt waarvan de bewoners een zeer divers pluimage hebben. De woningen zijn minder geïsoleerd dan die in nieuwbouwwijken en dat vraagt van de bewoners een tolerantere houding ten aanzien van geluidsoverlast en dienen op dat punt extra hoge eisen te gelden. Een aantal buurtbewoners spant tegen [gedaagde] samen. De voornaamste spinnen in het web zijn overbuurvrouw [naam 6] en zijn buren [naam 4] en [naam 5] . Zij voeren een hetze tegen hem terwijl andere buurtbewoners hem nemen zoals hij is en hem een warm hart toedragen. Hij heeft het gevoel dat de klagers hem uitlokken en hem uit de straat weg willen hebben en dat Servatius, zonder nader onderzoek te doen, uitgaat van het grote getal jegens hem als eenling. Hij woont al ruim twintig jaar in de woning en dat vormt de enige houvast in zijn leven. Hij heeft geen sociaal vangnet of vervangende woonruimte waardoor een ontruiming ertoe zal leiden dat hij dakloos wordt en de hulpverlening, die hij nodig heeft, hem uit het oog zal gaan verliezen.
3.3.1.
De klachten die Servatius heeft ontvangen strekken zich uit over twee periodes: die van 18 juni 2021 tot en met 17 augustus 2021 (veertien klachten) en die van 3 maart 2022 tot en met 11 april 2022 (zes klachten). Tussen deze data ligt een periode van zes maanden waarbinnen er geen klachten meer door Servatius zijn ontvangen. Bovendien waren die klachten steeds van dezelfde drie personen, niet ernstig, en is het geen overlast die in frequentie en duur rechtvaardigt dat Servatius thans een spoedeisend belang heeft. De brief van 24 juni 2021 van Servatius is geen uitnodiging voor een gesprek maar een dreiging tot het opstarten van een kort geding als hij niet meewerkt aan een begeleidingstraject. Op
30 december 2021 heeft hij de moed verzameld om ook zelf tegen de samenspanners in zijn straat in actie te komen en heeft hij bij Servatius een klacht ingediend. Servatius heeft echter niets met zijn klacht gedaan en ook de wijkagent heeft geen oog voor zijn kant van het verhaal. De mededelingen van de wijkagent aan Servatius zijn goeddeels niet eens diens eigen waarneming. Servatius is slechts een keer bij hem geweest om hem een brief tot ontruiming aan te reiken. Hij erkent dat hij een alcoholprobleem heeft dat hij in de ene periode beter onder controle heeft dan in de andere. Het alcoholgebruik maakt dat hij de maatschappij aan kan. Hij wordt sinds juli of augustus 2021 ambulant begeleidt door
[naam 3] en zij is zijn vaste steun en toeverlaat die hem wekelijks een á twee uur bezoekt en daarnaast telefonisch bereikbaar voor hem is. Dat [naam 3] nimmer contact met Servatius heeft opgenomen is onjuist want op of omstreeks december 2021 heeft er bij Servatius een gesprek met hem, [naam 3] en [naam 7] van Servatius plaatsgevonden. Van dat gesprek zou een verslag worden opgemaakt maar dat is nimmer gebeurd. Verder is hij in 2013 gediagnosticeerd met het Asperger-syndroom hetgeen zijn specifieke angsten en conflictueuze relaties en reacties verklaart.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Bij de beoordeling van een vordering tot het treffen van een onmiddellijke voorziening moet de voorzieningenrechter zich - bij wijze van uitgangspunt - richten naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat de gevorderde veroordeling tot ontruiming van het door [gedaagde] gehuurde alleen kan worden toegewezen als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat een op art. 7:213 BW gebaseerde vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast moet ook beoordeeld worden of van Servatius niet kan worden gevergd om een bodemprocedure af te wachten. Het belang van Servatius bij het treffen van de gevorderde voorziening en de gevolgen voor [gedaagde] daarvan dienen bij de beoordeling betrokken te worden. Voorop staat dat een ontruiming van een woning een ingrijpende maatregel is die diep ingrijpt in de rechten van de huurder.
4.3.
De overlastklachten, waaronder die van mei 2022, zijn hoofdzakelijk afkomstig van [naam 6] , [naam 4] en [naam 5] . Nu gesteld is dat [naam 4] en [naam 5] een koppel vormen kan niet anders geoordeeld worden dan dat de facto sprake is van twee klagende partijen die in twee periodes met een onderbreking van ruim zes maanden bij Servatius over overlast hebben geklaagd. De verklaring ter mondelinge behandeling van [naam 1] , medewerker bij Servatius, dat hij niet weet hoe het met [gedaagde] gaat sinds hij begeleiding van [naam 3] (sinds september 2021) krijgt, de inhoud van de brief van 24 juni 2021 waarvan de toonzetting niet tot een vruchtbare samenwerking met de aan Asperger lijdende [gedaagde] uitnodigt en het niet reageren op de klacht van [gedaagde] leiden niet tot het oordeel dat Servatius een gedegen onderzoek naar de overlastklachten en de omstandigheden heeft verricht, terwijl dat wel op haar weg lag. Servatius heeft daarmee het geschetste beeld, dat zij alleen maar van de standpunten van de klagers en niet ook van dat van [gedaagde] - waaronder diens op zichzelf beschouwd niet ongeloofwaardige stelling dat hij door de bovengenoemde buren wordt ‘gezocht’ en uitgelokt - uitgaat, onvoldoende weten te ontzenuwen. De verklaringen van de overige buurtbewoners en de verklaringen van de wijkagent, die, op een na, niet zijn eigen waarnemingen betreffen, voegen daar weinig aan toe, want ook uit die verklaringen blijkt onvoldoende dat daadwerkelijk sprake is van langdurige en ernstige overlast die door [gedaagde] wordt veroorzaakt en evenmin van de inspanningen die Servatius zich ter zake heeft getroost. De stelling van Servatius, dat in de voorgaande jaren meerdere omwonenden overlast van [gedaagde] hebben ervaren, laat de kantonrechter dan ook voor wat zij is, gelet ook op het feit dat [gedaagde] op zichzelf heeft laten zien van goede wil te zijn door voor zijn alcoholproblematiek en Asperger hulp en begeleiding te zoeken en te aanvaarden en te erkennen dat hij die hulp nodig heeft.
4.4.
Alle omstandigheden en belangen van dit geval in aanmerking genomen is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van langdurige en ernstige overlast, die noopt tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Niet valt met grote waarschijnlijkheid te verwachten dat de bodemrechter het bevel tot ontruiming zal geven. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.5.
Servatius zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot vandaag begroot op € 747,00.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Servatius in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot vandaag vastgesteld op € 747,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: YT