ECLI:NL:RBLIM:2022:5060

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
C/03/274769 / HA ZA 20-116
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de echtheid van handtekeningen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 29 juni 2022 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser, thans geopposeerde] en [gedaagde, thans opposant]. De zaak betreft een geschil over de echtheid van handtekeningen op een overeenkomst en een volmacht. [gedaagde, thans opposant] betwist de echtheid van haar handtekening op een document dat door [eiser, thans geopposeerde] als bewijs wordt ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast bij [eiser, thans geopposeerde] ligt, en heeft besloten om een deskundigenonderzoek te gelasten om de echtheid van de handtekeningen te verifiëren. De deskundige zal de originele documenten moeten onderzoeken, maar [eiser, thans geopposeerde] heeft aangegeven dat hij deze niet kan overleggen. De rechtbank heeft een deskundige voorgesteld en partijen in de gelegenheid gesteld om hun mening over deze deskundige te geven. De kosten van het onderzoek zijn geschat op ongeveer € 4.341,48, en het voorschot voor deze kosten dient door [eiser, thans geopposeerde] te worden betaald. De rechtbank heeft verdere beslissingen aangehouden in afwachting van de aktewisseling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/274769 / HA ZA 20-116
Vonnis van 29 juni 2022
in de zaak van
[eiser, thans geopposeerde] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
oorspronkelijk eiser, thans geopposeerde,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema,
tegen
[gedaagde, thans opposant] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
oorspronkelijk gedaagde, thans opposant,
advocaat mr. R.G.P. Voragen,
Partijen zullen hierna [gedaagde, thans opposant] en [eiser, thans geopposeerde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 1 december 2021,
  • de akte van [gedaagde, thans opposant] met de daarbij gevoegde productie,
  • de akte van [eiser, thans geopposeerde] met de daarbij gevoegde producties 12 en 13,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In aanvulling op het vonnis van 1 december 2021 stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
2.2.
[gedaagde, thans opposant] is op 4 augustus 2001 in Polen gehuwd met de heer [naam] (hierna: [naam] ). Haar achternaam is daardoor veranderd in ‘ [naam] ’.
2.3.
Op 14 juli 2003 heeft [gedaagde, thans opposant] bij notaris [naam notaris 1] te [vestigingsplaats] een ‘volmacht tot aanvaarding van registergoed’ getekend (productie 13 van [eiser, thans geopposeerde] ). De handtekening rechts onder op deze volmacht is van [gedaagde, thans opposant] .
2.4.
Het huwelijk tussen [gedaagde, thans opposant] en [naam] heeft geduurd tot 12 maart 2013.
[gedaagde, thans opposant] is ook daarna de achternaam van haar voormalige echtgenoot blijven gebruiken.
2.5.
In een bericht van notaris [naam notaris 2] van 17 januari 2022 staat, voor zover thans van belang, geciteerd het volgende vermeld:

Naar aanleiding van uw verzoek van vrijdag 14 januari jongstleden en rechtsoverweging 4.2.3 van het vonnis van de Rechtbank Limburg van 1 december 2021 en de inhoud van de akte van levering van 18 november 2020 verklaar ik hierbij dat een bedrag van € 24.914,85 nog steeds op mijn kwaliteitsrekening wordt aangehouden ten behoeve van de verkoper, [gedaagde, thans opposant] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
Ten overvloede verwijs ik naar hetgeen in de akte van levering is opgenomen
onder het kopje “Kwijting”.
KWIJTING
Koper heeft de koopprijs en de aankoopkosten van Verkoper voldaan door:
a.
verrekening met de proceskosten ad duizend vijfhonderdvijfentachtig euro
en vijftien eurocent (€1.585,15);
het restant ad vierentwintigduizend negenhonderd veertien euro en
vijfentachtig cent (€24.914,85) door overboeking op een kwaliteitsrekening
van mij notaris.
Koper is voor de betaling van de koopprijs gekwiteerd door en namens de
Verkoper mede omdat ik notaris deze koopsom en de aankoopkosten na deze
levering van het registergoed en correcte inschrijving van deze akte in de
Openbare Registers uitsluitend voor Verkoper onder mij zal houden tot het
moment dat Verkoper mij notaris schriftelijk om uitbetaling van die koopsom zal
verzoeken.’

3.De beoordeling

3.1.
[eiser, thans geopposeerde] stelt dat hij op 12 augustus 2003 een overeenkomst met [gedaagde, thans opposant] heeft gesloten, waarin partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde, thans opposant] op eerste afroep van [eiser, thans geopposeerde] gehouden is het perceel [kadasternummer] aan [eiser, thans geopposeerde] te leveren voor een prijs van
€ 25.000,00 exclusief kosten (productie 2 van [eiser, thans geopposeerde] ). Dit blijkt zowel uit die overeenkomst, als uit de ‘
volmacht tot aanvaarding van registergoed’ die door [gedaagde, thans opposant] is ondertekend op 14 juli 2003 (productie 13 van [eiser, thans geopposeerde] ), en waarin [gedaagde, thans opposant] op 12 augustus 2003 haar handtekening aan de linkerzijde van de kantlijn heeft gezet voor akkoord met de wijziging van het in die volmacht vermelde bedrag van €15.000,00 naar € 25.000,00.
3.2.
[gedaagde, thans opposant] betwist dat zij op 12 augustus 2003 een overeenkomst met [eiser, thans geopposeerde] heeft gesloten. Zij heeft voormelde – door [eiser, thans geopposeerde] slechts in kopie overgelegde – overeenkomst niet ondertekend. Voorts heeft zij ook niet op 12 augustus 2003 met haar handtekening geaccordeerd dat het bedrag in de volmacht van 14 juli 2003 van € 15.000,00 naar € 25.000,00 is gewijzigd. De handtekening die bij de volmacht aan de linkerzijde van de kantlijn bij ‘voor akkoord’ is gezet en waar 12.08.2003 bij is geschreven, is niet van haar.
3.3.
De vraag of partijen een overeenkomst met een terugkoopoptie voor een bedrag van € 25.000,00 met betrekking tot perceel [kadasternummer] op 12 augustus 2003 zijn overeengekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding. De overeenkomst met een terugkoopoptie voor een bedrag van € 25.000,00 kan worden aangenomen, indien dit door partijen is overeengekomen.
3.4.
Het gaat bij dit geschilpunt over de vraag of een onderhands stuk, dat als akte wordt tegengeworpen aan een persoon wiens handtekening volgens degene die zich op dat stuk beroept, daarop is gesteld, als akte bewijskracht heeft tegenover die persoon. Daarvoor is ingevolge art. 156 lid 1 Rv vereist dat het stuk is bestemd om tot bewijs te dienen en is ondertekend door de partij tegen wie het als bewijsmiddel wordt gebruikt. Uit art. 159 lid 2 Rv blijkt dat een onderhandse akte bewijskracht mist indien de ondertekening door de partij tegen wie die akte dwingend bewijs zou opleveren, stellig ontkent dat de onder het stuk aanwezige handtekening van hem afkomstig is, zolang niet bewezen is van wie die handtekening afkomstig is. Dat is hier het geval. Nu het hier gaat om een onderhandse akte, die [eiser, thans geopposeerde] als bewijsmiddel wil gebruiken, rust op hem de bewijslast en daarmee het bewijsrisico van de echtheid van de betwiste handtekening.
3.5.
Gelet op het vorenstaande dient [eiser, thans geopposeerde] overeenkomstig zijn stelling te bewijzen dat de handtekeningen op de overeenkomst van 12 augustus 2003 en bij het op
12 augustus 2003 gewijzigde bedrag op de volmacht van 14 juli 2003 van [gedaagde, thans opposant] afkomstig zijn.
3.6.
De rechtbank ziet, zoals ook namens [eiser, thans geopposeerde] is voorgesteld, aanleiding om een deskundigenbericht te gelasten omtrent zowel de echtheid van de handtekening op de betreffende overeenkomst en de handtekening die bij het gewijzigde bedrag is geplaatst op de volmacht van 14 juli 2003 aan de linkerzijde van de kantlijn onder ‘voor akkoord’.
3.7.
De deskundige dient indien mogelijk te beschikken over de originele overeenkomst. [eiser, thans geopposeerde] heeft ter mondelinge behandeling echter verklaard dat hij niet in staat is de originele overeenkomst over te leggen. Gelet hierop dient de deskundige het onderzoek te verrichten aan de hand van een kopie van de betreffende overeenkomst. De gevolgen hiervan voor het onderzoek komen voor risico van [eiser, thans geopposeerde] , nu hij de bewijslast en daarmee het bewijsrisico draagt.
3.8.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. De rechtbank stelt partijen voor als deskundige te benoemen
W. de Jong, verbonden aan The Maastricht Forensic Institute te Maastricht. Deze deskundige staat geregistreerd in het Landelijk Register voor Gerechtelijk Deskundigen. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich er over uit te laten of zij kunnen instemmen met deze persoon. De deskundige heeft de rechtbank laten weten dat het hem vrijstaat om deze zaak in behandeling te nemen.
3.9.
De rechtbank is voornemens de volgende vragen aan de deskundige te stellen:
Kunt u vaststellen of de handtekening onder de overeenkomst van 12 augustus 2003 (productie 2 bij exploot van dagvaarding van [eiser, thans geopposeerde] ) van [gedaagde, thans opposant] afkomstig is?
Kunt u vaststellen of de handtekening in de volmacht getekend te [vestigingsplaats] met kenmerk 20030376/MHA/12376 (productie 13 van [eiser, thans geopposeerde] ) aan de linkerzijde van de kantlijn onder ‘voor akkoord’ met vermelding van de datum 12.08.2003 van [gedaagde, thans opposant] afkomstig is?
Met welke mate van waarschijnlijkheid kunt u aangeven of deze handtekeningen, ieder afzonderlijk te beoordelen, wel of niet van [gedaagde, thans opposant] afkomstig zijn?
Op grond van welke onderzoeksbevindingen bent u tot uw conclusie gekomen?
Welke andere feiten of omstandigheden, voortvloeiend uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
3.10.
De rechtbank is voornemens aan de deskundige voor te stellen om als vergelijkingsmateriaal te gebruiken de handtekening die [gedaagde, thans opposant] op 14 juli 2003 heeft gezet rechts onderaan de volmacht met kenmerk 20030376/MHA/12376 (productie 13 van [eiser, thans geopposeerde] ) en die zij ter mondelinge behandeling van 16 mei 2022 als haar handtekening heeft erkend.
3.11.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte over de vraagstelling en het door de deskundige te gebruiken vergelijkingsmateriaal uit te laten.
3.12.
De rechtbank heeft een offerte opgevraagd bij de beoogd deskundige. Deze heeft op 16 juni 2022 laten weten dat de kosten van het forensisch schriftonderzoek in deze zaak op circa € 4.341,48 incl. btw worden geschat. De offerte zal de rechtbank ter goedkeuring aan partijen voorleggen, waarna zij bij akte kunnen reageren.
3.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat het voorschot door de eisende partij dient te worden betaald. Het voorschot dient derhalve door [eiser, thans geopposeerde] te worden betaald nu ook hij de bewijslast draagt.
3.14.
In afwachting van de aktewisseling houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
13 juli 2022voor akte uitlating partijen over de persoon van de deskundige (r.o. 3.8.), de vragen aan de deskundige (r.o. 3.9.) en de offerte van de beoogd deskundige (r.o. 3.12.),
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op
29 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: AP