ECLI:NL:RBLIM:2022:5055

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
C/03/282217 / HA ZA 20-444
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor onderverzekering na roofoverval op muntenverzameling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft eiser, een verzekerde, een vordering ingesteld tegen zijn assurantietussenpersoon, gedaagde, wegens onderverzekering na een roofoverval waarbij zijn muntenverzameling werd gestolen. De verzekeraar, ASR, keerde slechts een deel van de schade uit, waardoor eiser een aanzienlijk bedrag van € 69.570,00 niet vergoed kreeg. Eiser stelde gedaagde aansprakelijk voor deze schade, stellende dat gedaagde zijn zorgplicht had geschonden door niet jaarlijks de verzekerde sommen te controleren en niet te informeren over de waarde van de muntenverzameling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 1983 verzekeringen had afgesloten bij de assurantietussenpersoon, die later door gedaagde werd overgenomen. Eiser had zijn kostbaarhedenverzekering bij AON Artscope, maar de muntenverzameling was niet onder deze verzekering gedekt. De rechtbank oordeelde dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het melden van de waarde van zijn muntenverzameling en dat gedaagde niet op de hoogte was van deze verzameling. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen het eventueel schenden van de zorgplicht door gedaagde en de schade die eiser had geleden.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat eiser niet had aangetoond dat de onderverzekering van de muntenverzameling voorkomen had kunnen worden door jaarlijkse controlegesprekken. Dit vonnis werd uitgesproken op 29 juni 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/282217 / HA ZA 20-444
Vonnis van bij vervroeging van 29 juni 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. M. van Sintmaartensdijk te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.G. Rosenquist-Mulders.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende verzoek ex artikel 22 Rv met 20 producties;
- de producties 9, 10 en 11 van [eiser] ;
- de producties 12 en 13 van [eiser] ;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 december 2021;
- de spreekaantekeningen van partijen;
- de akte met de producties 14 tot en met 20 van [eiser] ;
- de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert een verzekeringskantoor in de vorm van een eenmanszaak.
2.2.
[eiser] heeft in 1983 verzekeringen afgesloten bij assurantietussenpersoon [naam tussenpersoon] . In 2007 heeft [naam tussenpersoon] zijn onderneming beëindigd en heeft [gedaagde] de verzekerings-portefeuille van [naam tussenpersoon] overgenomen. Op dat moment was [eiser] bij ASR verzekerd. Hij had onder meer een kostbaarhedenverzekering voor juwelen en horloges en een inboedelverzekering. [eiser] had verder een speciale kostbaarhedenverzekering voor kunst en antiek bij AON Artscope. Die verzekering liep niet via [gedaagde] .
2.3.
[eiser] heeft de kostbaarhedenverzekering bij ASR op eigen initiatief beëindigd. In zijn brief van 25 april 2013 aan ASR schrijft hij:
“Hierbij verzoek ik u vriendelijk de verzekering per eerstkomende vervaldatum zijnde
24 juli 2013 te willen beëindigen, aangezien de te verzekeren objecten al geruime tijd geleden zijn toegevoegd aan de bij AON Artscope lopende verzekering van onze totale kunst-, kostbaarheden en antiekcollectie.”
De inboedelverzekering bleef via [gedaagde] bij ASR lopen.
2.4.
Op 8 juli 2019 heeft er een roofoverval in de woning van [eiser] plaatsgevonden en is onder meer zijn muntenverzameling gestolen. De expert van ASR heeft de waarde van de verzameling getaxeerd op € 96.570,00. ASR heeft op grond van de inboedelverzekering voor de gestolen munten een bedrag van € 27.000,00 aan [eiser] uitgekeerd.
2.5.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 1 november 2019 voor de schade wegens onderverzekering van € 69.570,00 (€ 96.570,00 min € 27.000,00) aansprakelijk gesteld.
heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.6.
De polis van de inboedelverzekering die gold van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2019 vermeldt onder meer:
“Dekking Huishoudelijke inboedel
Het verzekerd bedrag is op 01-08-2006 met behulp van de inboedelmeter
vastgesteld
Verzekerd bedrag en premie
€ 241.120,-- huisraad
Premie 3,31%, op jaarbasis € 798,11
Verzekeringsvorm en Bijzondere voorwaarden
All Risks met garantie volgens model BIF 07-1”
2.7.
Artikel 1 van de “Bijzondere Voorwaarden Inboedelverzekering All Risks”, Rubriek Wonen (BIF 07-1) luidt voor zover van belang:

Aanvullende begripsomschrijvingen
In deze Bijzondere Voorwaarden verstaan wij onder:
(…)
2.Inboedel
Alle roerende zaken die deel uitmaken ven de particuliere huishouding van
de verzekerde, inclusief kostbaarheden. Tot de inboedel rekenen wij ook
kleine huisdieren, (schotel)antennes en aan het woonhuis bevestigde
zonweringen.
Niet tot de inboedel rekenen wij:
- geld en geldswaardige papieren. Onder geldswaardig papier verstaan wij
(kas)cheques, creditcards en tegoeden op chippassen;
- motorrijtuigen (behalve bromfietsen en bromscooters), aanhangwagens, caravans
en vaartuigen, met de onderdelen en accessoires die daarbij horen;
- zaken die bestemd zijn voor industriële, handels- of beroepsdoeleinden.
Voor een aantal zaken die niet tot de inboedel worden gerekend, is een
speciale dekking opgenomen in artikel 6.
3.Kostbaarheden
Zaken die deel uitmaken van de inboedel, maar die zich naar aard en waarde
onderscheiden:
a.
antiek. Dit zijn zaken die vanwege hun ouderdom en/of zeldzaamheid een specifieke waarde hebben;
b.
kunst. Dit zijn zaken die vanwege hun artistieke kwaliteiten een speciale waarde hebben;
c.
verzamelingen;
d.
juwelen en sieraden;
e.
duiksport-, parachute-, golf- en hengelsportuitrusting;
f.
foto-, film-, audio- en videoapparatuur met de zaken die daarbij horen;
g.
muziekinstrumenten;
h.
laptops;
i.
overige kostbaarheden, die op het polisblad staan vermeld.
(…)”.
2.8.
Artikel 4 van deze voorwaarden luidt voor zover van belang:

Verzekerd bedrag

1.lnboedelwaardemeter

Als het verzekerde bedrag is vastgesteld aan de hand van de door u ingevulde inboedelwaardemeter gelden de volgende bepalingen:
a.Verzekerd bedrag
Het verzekerde bedrag is berekend:
- aan de hand van de laatste inboedelwaardemeter die wij van u hebben
ontvangen en
- na toepassing van de regeling die staat omschreven in lid 3.a.
b.Garantie tegen onderverzekering
Als de inboedelwaardemeter naar waarheid is ingevuld, doen wij bij
schade geen beroep op onderverzekering. Voor huurdersbelang en
zaken die bij kostbaarheden staan genoemd bieden wij dekking tot
de in de inboedelmeter genoemde maxima.
c.Hernieuwde vaststelling op uw verzoek
U kunt tijdens de looptijd van de verzekering het bedrag aanpassen
waarvoor u de inboedel verzekert. Voor het opnieuw vaststellen van
de waarde van de inboedel moet u de meest recente inboedel-
waardemeter gebruiken.
d.Hernieuwde vaststelling op ons verzoek
De inboedelwaardemeter moet u op ons verzoek opnieuw invullen:
1. na verhuizing;
2. na een schademelding;
3. 5 jaar na een vorige opgave.
Als de inboedelwaardemeter opnieuw moet worden ingevuld, moet u
deze binnen 2 maanden na ons verzoek aan ons terugsturen. Als u
de inboedelwaardemeter niet op tijd terugstuurt, vervalt de garantie
tegen onderverzekering.
(…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoer bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 69.570,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
8 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening en € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden (1 september 2020) tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] het volgende. [gedaagde] dient op te komen voor de schade die hij geleden heeft wegens onderverzekering. [gedaagde] had jaarlijks moeten onderzoeken of de verzekeringen van [eiser] aanpassing behoefden in die zin dat de verzekerde som moet worden verhoogd ter voorkoming van onderverzekering. Door dat na te laten heeft [gedaagde] zijn zorgplicht geschonden, waarmee hij is tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de bemiddelingsovereenkomst.
Als [gedaagde] zijn verplichtingen wel zou zijn nagekomen, dan zou de dekking van de inboedelpolis zijn verhoogd ( [eiser] zou hem dan hebben verteld over de toename van de muntenverzameling) en dan zou de muntenverzameling zijn verzekerd op een aparte kostenbaarhedenverzekering, indien de inboedelpolis niet zou volstaan. Hij zou dan geen schade hebben geleden. Hij ging er vanuit dat [gedaagde] over zijn polissen waakte en dat het goed geregeld was zolang hij van [gedaagde] niet anders hoorde.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering. Hij voert als verweren dat:
niet vast is komen te staan dat de muntenverzameling niet verzekerd is onder de bijzondere kostbaarhedenverzekering bij AON;
hij zijn zorgplicht niet geschonden heeft. Er bestaat geen jaarlijkse controle- verplichting. Verder was er voor hem geen aanleiding om naar andere bijzondere kostbaarheden zoals een muntenverzameling te vragen, omdat hij daar geen weet van had en [eiser] zijn bijzondere kostbaarheden in aparte verzekeringen had ondergebracht. Bij een hercontrole zou dit daarom niet aan het licht zijn gekomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] geleden heeft omdat hij onderverzekerd was voor de muntenverzameling.
4.2.
De vraag is allereerst of de muntenverzameling van [eiser] verzekerd was onder de bijzondere kostbaarhedenverzekering bij AON. Na de mondelinge behandeling heeft [eiser] productie 20 overgelegd. Dat is een e-mail van AON van 11 januari 2022 aan de toenmalige advocaat van [eiser] waaruit blijkt dat de muntenverzameling niet gedekt is onder de kostbaarhedenpolis bij AON. [gedaagde] heeft de inhoud van deze e-mail niet betwist. Hiermee staat vast dat de muntenverzameling niet via AON verzekerd was. Het daarop gerichte verweer van [gedaagde] gaat dus niet op.
4.3.
Partijen verschillen van mening of [gedaagde] zijn zorgplicht als assurantietussenpersoon ten opzichte van [eiser] heeft geschonden omdat hij niet jaarlijks, middels een onderhoudsgesprek, heeft gecontroleerd of de verzekerde sommen nog juist waren.
4.4.
De vraag of een jaarlijks onderhoudsgesprek vereist is, kan naar het oordeel van de rechtbank onbeoordeeld blijven. Als namelijk al vast zou komen te staan dat een jaarlijks onderhoudsgesprek tot de verplichtingen van [gedaagde] behoort, dan heeft [eiser] onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat de muntenverzameling dan aan de orde zou zijn gekomen en onderverzekering van de muntenverzameling zou zijn voorkomen. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
4.5.
[eiser] wist, althans wordt geacht te weten, dat de verzekerde waarde van de inboedel op 1 augustus 2006 met behulp van de inboedelmeter is vastgesteld. Dit staat namelijk vermeld op het polisblad van de inboedelverzekering die gold van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2019. Daarop staat eveneens dat het verzekerd bedrag voor huisraad is vastgesteld op € 241.120,00.
4.6.
ASR heeft bij e-mail ASR van 16 december 2021 aan de toenmalige advocaat van [eiser] bericht dat in de inboedelmeter onder punt 8 wordt gevraagd of verzekerde meer dan € 15.000,00 aan antiek, kunst, verzamelingen en instrumenten bezit. Als hier geen bedrag voor is ingevuld, is dit het maximaal verzekerde bedrag. Als hier wel een extra bedrag was opgegeven kwam dit op het polisblad te staan. Dat er een hoger bedrag dan € 15.000,00 aan [eiser] is uitgekeerd, namelijk € 27.000,00, heeft ermee te maken dat zijn polis in 2019 is omgezet naar een nieuw administratiesysteem waarbij onduidelijkheid is ontstaan over het maximaal te vergoeden bedrag.
4.7.
Bij productie 15 van [eiser] is een inboedelmeterformulier gevoegd. Hieruit blijkt wat ASR daarover in haar e-mail van 16 december 2021 heeft opgemerkt. [eiser] heeft geen ondertekende versie van het inboedelmeterformulier uit die tijd in het geding gebracht, maar de rechtbank houdt het ervoor dat het overgelegde formulier (ook) in 2006 gold en dat dit destijds door hem is ingevuld. [eiser] diende er dus zelf op bedacht te zijn dat een verzameling met een hogere waarde dan € 15.000,00, voor wat betreft die hogere waarde, niet onder het verzekerd bedrag viel en dat hij daarvan alsdan melding diende te maken. Het verzekerde bedrag is na 1 augustus 2006 echter nooit meer aangepast.
4.8.
Op welk moment de muntenverzameling van [eiser] een waarde van € 15.000,00 oversteeg, weet de rechtbank niet. Was dit voor of nadat hij zijn andere kostbaarheden bij AON had ondergebracht? Daarover stelt [eiser] niets. Vaststaat wel dat hij nooit aan [gedaagde] heeft gemeld dat hij over een muntenverzameling beschikte. Ook niet toen die verzameling in de loop van de tijd aanzienlijk in waarde toenam. Hij heeft deze verzameling nooit ondergebracht in een aparte kostbaarhedenverzekering. Dit terwijl hij dat wel met zijn overige kostbaarheden had gedaan, waarvan hij tussentijds de waardevermeerderingen doorgaf.
4.9.
[eiser] is niet op de mondelinge behandeling verschenen. Daardoor is niet toegelicht waarom hij wel spontaan AON tussentijds geïnformeerd heeft over de toegenomen waarde van de kostbaarheden die hij bij AON verzekerd had, terwijl hij
[gedaagde] niet spontaan geïnformeerd heeft over de (toegenomen waarde van de) muntenverzameling. Waarom deze muntenverzameling wel door hem gemeld zou zijn tijdens een jaarlijks onderhoudsgesprek, is door hem niet althans niet toereikend toegelicht. Overigens is het nog maar de vraag of zo’n gesprek met [eiser] zelf zou hebben plaatsgevonden. Gebleken is immers dat [eiser] de verzekeringskwesties overliet aan zijn personeel en of zijn personeel van (de toegenomen waarde van) deze muntenverzameling op de hoogte was, is niet gesteld of gebleken. Voor [gedaagde] bestond er in elk geen aanleiding naar een muntenverzameling te vragen, omdat hij daar geen weet van had. [gedaagde] hoefde daar, zonder uitdrukkelijke vragen/mededelingen daarover van [eiser] , niet op bedacht te zijn, zeker niet nu hij wist dat [eiser] elders, bij AON, een kostbaarhedenverzekering had.
4.10.
De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat met jaarlijkse controle-gesprekken de onderverzekering van de muntenverzameling zou zijn voorkomen. Er kan dus geen causaal verband tussen het (eventueel) schenden van een zorgplicht en de gestelde schade worden vastgesteld. De rechtbank wijst de vordering daarom af.
4.11.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
2.785,00(2.5 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.722,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.722,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van vijftien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: TN