ECLI:NL:RBLIM:2022:5054

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
C/03/272518 / HA ZA 20-2
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen de Vereniging van Eigenaren en leden over gemeenschappelijke gedeelten van een appartementencomplex

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex en twee leden van de VvE, die ook eigenaar zijn van appartementsrechten. De rechtbank heeft op basis van de splitsingstukken en het deskundigenrapport vastgesteld welke gedeelten van het appartementencomplex als gemeenschappelijk kunnen worden aangemerkt. Na twee tussenvonnissen heeft de rechtbank op 29 juni 2022 een eindvonnis gewezen. De VvE had gevorderd dat bepaalde gedeelten, waaronder de lange gevels van het gebouw, als gemeenschappelijk zouden worden erkend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de lange gevels niet dragend zijn en dus niet gemeenschappelijk. De deskundige, die door de rechtbank was benoemd, concludeerde dat de lange gevels aan de zijden van het flatgebouw niet dragend zijn, wat door de gedaagden werd bevestigd. De rechtbank heeft de gevorderde verklaring voor recht van de VvE afgewezen voor de lange gevels, maar heeft wel bepaald welke andere gedeelten als gemeenschappelijk zijn aangemerkt, zoals de buitentrap, leuningen, en verlichting. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/272518 / HA ZA 20-2
Vonnis van 29 juni 2022
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende
VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW
[adres] TE [plaats],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.F.H. Mertens te Maastricht,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidB.V. INTER NEDERLAND BELEGGINGSADVISEURS IN ONROEREND GOED,

statutair gevestigd te Doorn,
2.
[gedaagde sub 2a] ,[gedaagde sub 2b] ,erfgenamen van wijlen
[erflater], bij leven wonend te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.N. Reijnders te Utrecht.
Partijen zullen hierna de VvE, B.V. Inter en [gedaagde sub 2] of samen gedaagden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 maart 2021
  • het deskundigenbericht van 18 oktober 2021
  • de conclusie na deskundigenbericht van de VvE
  • de brief van mr. Reijnders van 20 december 2021 waarin hij de rechtbank bericht dat [erflater] (gedaagde sub 2) is overleden
  • de conclusie na deskundigenbericht van gedaagden
  • de brief van mr. Reijnders van 26 januari 2022, waarin hij de rechtbank verzoekt de erfgenamen van wijlen [erflater] ( [gedaagde sub 2a] , [gedaagde sub 2b] en [naam] ) in de plaats van gedaagde sub 2 te stellen.
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

De gevorderde verklaring voor recht onder I, onderdelen 1 (balkons) en 2 tot en met 7 (overige gedeelten respectievelijk zaken flatgebouw)

2.1.
De rechtbank volhardt bij het tussenvonnis van 2 december 2020. In dat vonnis is geoordeeld dat de balkons tot de privé-gedeelten van de appartementseigenaren (met woning) behoren (rov. 4.7) en dus niet gemeenschappelijk zijn. De in het petitum van de dagvaarding onder I, onderdeel 1, gevorderde verklaring voor recht dat - samengevat - die balkons gemeenschappelijk zijn, wordt derhalve afgewezen.
De rechtbank heeft voorts in het vonnis van 2 december 2020 (rov. 4.2 van dat vonnis) geoordeeld dat, doordat partijen het eens zijn over de kwalificatie van de onder I, onderdelen 2 tot en met 7, genoemde gedeelten respectievelijk zaken als gemeenschappelijk, de onder I in het petitum van de dagvaarding gevorderde verklaring voor recht, betreffende de onderdelen 2 tot en met 7, zal worden toegewezen.
De gevorderde verklaring voor recht onder I, onderdeel 8 (betonnen buitengevels lange zijden flatgebouw)
2.2.
De rechtbank heeft in rov. 4.8 en 4.11 van het tussenvonnis van 2 december 2020 geoordeeld dat uit de splitsingsakte volgt dat de dragende buitengevels en muren gemeenschappelijk zijn en de niet-dragende buitengevels en muren privé zijn, alsmede dat indien komt vast te staan dat de lange buitengevels dragende muren zijn, die muren op grond van het gewijzigde en aangevulde artikel 9 onder 1 sub a modelreglement volledig gemeenschappelijk zijn.
2.3.
Bij tussenvonnis van 17 maart 2021 heeft de rechtbank een bouwkundig ingenieur als deskundige benoemd en hem de volgende vragen gesteld:
  • Kunt u aan de hand van de relevante tekeningen/stukken en een onderzoek ter plaatse aangeven of de gevels aan de lange zijden van het flatgebouw geheel of gedeeltelijk dragende buitengevels of niet-dragende buitengevels zijn? U dient uw bevindingen dienaangaande gemotiveerd schriftelijk uiteen te zetten, eventueel onderbouwd met tekeningen.
  • Kunt u daarbij meer in het bijzonder aangeven of de lange gevels ter plaatse van de trappenhuizen dragende buitengevels of niet-dragende buitengevels zijn?
  • Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.4.
De deskundige heeft na kennisneming van de processtukken, de tussenvonnissen en bouwkundige stukken (opgesomd op de p. 4-7 van het deskundigenrapport) en na een onderzoek ter plaatse in het bijzijn van partijen op 29 april 2021, op 18 oktober 2021 een deskundigenrapport uitgebracht. De deskundige heeft de reacties van partijen op zijn conceptrapport (bijlagen 1 en 2 deskundigenrapport) in het definitieve deskundigenrapport
(p. 17-20) verwerkt. De conclusie van de deskundige is dat de gevels aan de lange zijden van het flatgebouw niet dragend zijn. Dit geldt ook voor de kozijnen en dichte geveldelen in de trappenhuizen.
2.5.
De VvE kan zich niet verenigen met de conclusie van de deskundige. De VvE volhardt in haar stelling dat de lange buitengevels van het flatgebouw volledig dragend en derhalve gemeenschappelijk zijn.
2.6.
Gedaagden hebben bij conclusie na deskundigenbericht bericht het eens te zijn met de conclusie van de deskundige dat de voor- en de achtergevel niet dragend zijn. Gezien artikel 9 van het splitsingsreglement zijn zij, met de VvE (zie rov. 4.11 van het tussenvonnis 2 december 2020), van mening dat daar waar de gevels enkel een gemeenschappelijke ruimte dienen, zoals een trappenhuis, deze gevels gemeenschappelijk zijn. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook wat betreft dat deel van de buitengevels aan de lange zijden van het flatgebouw worden toegewezen.
2.7.
Wat de overige gedeelten van de lange buitengevels betreft, overweegt de rechtbank het volgende.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat het deskundigenrapport zorgvuldig tot stand gekomen is en duidelijk gemotiveerd is. De rechtbank neemt de bevindingen van de deskundige over. De deskundige heeft onderbouwd toegelicht waarom de lange (open en dichte) geveldelen (en invullingen ervan) niet dragend zijn en dat zij geen (onlosmakelijk) deel uitmaken van de dragende constructieve wapening van het flatgebouw (van de borstweringen, de wanden en de vloeren). Kort gezegd moet het ervoor worden gehouden dat de geveldelen aan de lange zijden van het flatgebouw kunnen worden gestript, zonder dat de dragende functie van de constructie van het flatgebouw wordt aangetast.
2.9.
Omdat de voornoemde geveldelen niet dragend zijn, zijn die geveldelen gelet op de splitsingsstukken, niet gemeenschappelijk. Uit de splitsingsakte volgt immers dat de dragende buitengevels en muren gemeenschappelijk zijn en de niet-dragende buitengevels en muren (die enkel een privéruimte dienen) privé zijn.
2.10.
De gevorderde verklaring voor recht onder I, onderdeel 8, betreffende de buitengevels aan de lange zijden van het flatgebouw, met uitzondering van de lange buitengevels ter plaatse van de gemeenschappelijke inpandige trappenhuizen, zal dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
2.11.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dat betekent dat de kosten van de deskundige, die zijn voorgeschoten door de VvE, voor rekening van de VvE blijven.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten, die voor gemeenschappelijke rekening komen waarin iedere eigenaar moet bijdragen naar rato van het breukdeel waarvoor zijn appartementsrecht deel uitmaakt van de in de splitsing betrokken goederen:
1. de buitentrap met bijbehorende leuningen,
2. de leuningen aan de galerij,
3. de gezamenlijke toegangsdeur en bijbehorende belpanelen, huistelefoon en technische installatie,
4. alle verlichting voor zover deze is aangesloten op de gemeenschappelijke elektriciteits-meter, bestaande uit:
a. verlichting in de onderdoorgang naar de trap,
b. verlichting onder de trap/bordes,
c. verlichting in de brandgang achter de flat,
d. verlichting op de galerij,
alsmede de binnenverlichting bestaande uit:
e. algemene / nood verlichting in de trappenhuizen,
f. algemene / nood verlichting in de keldergang,
g. algemene / nood verlichting in de gemeenschappelijke ruimte in de kelder,
5. de inpandige trappenhuizen,
6. de gemeenschappelijke gang in de kelder,
7. de buitengevels aan de lange zijden van het gebouw ter plaatse van de gemeenschappelijke inpandige trappenhuizen,
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM