6.3.1.Aard en ernst van het feit en relevante omstandigheden
[slachtoffer] verliet op 8 december 2020 in de vroege ochtend haar woning om naar haar werk te gaan. Buiten, in het donker, werd zij geconfronteerd met de verdachte die haar stond op te wachten. Toen zij achter het stuur zat, stak de verdachte haar meerdere keren met een mes, waaronder vier dodelijke steken in haar hals. Zij kon geen kant op en de verdachte liet haar hevig verwond en bloedend achter. [slachtoffer] is kort hierna liggend op de oprit van haar woning overleden.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] en anderen in haar omgeving door de verdachte werden lastiggevallen en dat [slachtoffer] bang was voor de verdachte. Zij had al contact gehad met de politie, verzamelde bewijs tegen verdachte en nota bene diezelfde dag stond om 16.00 uur een afspraak met de politie gepland. Zij moet in de vroege ochtend van 8 december 2020 dan ook doodsangsten hebben uitgestaan toen zij plotseling voor haar eigen huis werd geconfronteerd met de verdachte die haar vervolgens neerstak. Buurtgenoten hoorden haar geschreeuw. Zij heeft gevochten voor haar leven.
De verdachte heeft [slachtoffer] op een afschuwelijke wijze van het leven beroofd. Daardoor heeft hij niet alleen haar meest kostbare bezit, het leven, ontnomen, maar ontnam hij haar dierbaren ook een dochter, een zus en een geliefde tante. De verdachte heeft door zijn daad de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed en verdriet aangedaan. De moeder en de zus van [slachtoffer] hebben tijdens de zitting de impact van het plotselinge overlijden van [slachtoffer] indringend verwoord. Voor hen is onverteerbaar dat de verdachte al eerder een jonge vrouw op soortgelijke wijze om het leven heeft gebracht en desondanks opnieuw dit delict kon plegen. Verder heeft het door de verdachte begane misdrijf de rechtsorde zeer ernstig geschokt.
6.3.2.Persoon van de verdachte
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 29 maart 2006 in Engeland werd veroordeeld voor de moord op zijn zwangere ex-vriendin, waarbij de voorgeschiedenis en de werkwijze nagenoeg gelijk waren aan de moord op [slachtoffer] . In maart 2014 werd hij uitgeleverd aan zijn geboorteland Portugal waar de gevangenisstraf werd omgezet naar 17 jaar en 6 maanden. In mei 2019 is de verdachte (vervroegd) vrijgekomen, na het uitzitten van bijna veertien jaar gevangenisstraf. Niet is gebleken dat de verdachte destijds is gediagnosticeerd of behandeld. Daarbuiten is hij niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Psycholoog Labrijn en psychiater Dinjens hebben de verdachte allebei één keer gesproken en noemen hem ‘een man met meerdere gezichten’. Zij adviseerden hem te laten observeren in het Pieter Baan Centrum. Daar zegt de verdachte later over zichzelf: “
I have an angel and a devil.”
Psycholoog T. ’t Hoen en psychiater P.K.J. Ronhaar hebben naar aanleiding van het verblijf van de verdachte in het Pieter Baan Centrum op 21 maart 2022 een rapportage uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte. Uit deze rapportage blijkt onder meer het volgende:
“Bij te hanteren spanning, in relatieve rust en zo in het alledaags functioneren komt betrokkene naar voren als correct, behulpzaam, rustig en vriendelijk. De onderliggende (brij aan) emoties, voortkomend uit de vele pijnlijke ervaringen uit zijn jeugd maar ook later in zijn leven, zijn echter gemakkelijk te triggeren. Hij kan hier vervolgens volstrekt onvoldoende mee omgaan, anders dan afleiding zoeken of in de vorm van dempen door middelengebruik. Zo lang hij in staat is tot vermijding en afleiding zoeken, herstelt de innerlijke rust zich uiteindelijk wel. Slaagt hij hier echter niet of onvoldoende in, neemt de controle op deze emoties en impulsen af en neemt het risico op agressieve impulsdoorbraken toe. Deze agressie kan zich zowel richten naar zichzelf als naar anderen. Hierbij lijkt middelengebruik vooral katalyserend en versnellend te werken; hij is daardoor nog sneller opgefokt en ontremd. Daarbij is gebleken dat de woede soms dermate groot is dat deze een ernstig destructieve vorm aan kan nemen en kan leiden tot dodelijk geweld. Dit laatste lijkt met name het geval wanneer het meer intieme relaties betreft en er sprake is van (dreigende) afwijzing of verlating. Dit kan worden beschouwd als de achilleshiel bij betrokkene.
Uit het geheel van het onderzoek komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een
ernstige persoonlijkheidsstoornis met borderline en afhankelijke trekken. Centraal in deze
persoonlijkheidsstoornis staat de gebrekkige agressie-, impuls- en emotieregulatie, anderzijds valt in zijn functioneren op dat hij een beperkte mate van zelfstandigheid heeft en hij tot een zekere mate van afhankelijkheid neigt. Door de complexe en ambivalente relatie met zijn moeder en eerdere partners, is betrokkenes pathologie vooral zichtbaar in partnerrelaties. Hoewel hij verlangt naar liefde en affectie en zich daarbij afhankelijk kan opstellen, heeft hij onvoldoende vaardigheden om de relatie op volwassen en wederkerige wijze vorm te geven, onder andere door zijn moeite met het omgaan met relationele conflicten. Confrontaties probeert hij te vermijden omdat hij weet dat hij zijn emoties (vooral boosheid of woede) moeilijk kan doseren. Signalen dat hij wordt afgewezen lijden tot woede en krampachtige pogingen de afwijzing ongedaan te maken.
In de aanloop naar, en tijdens het ten laste gelegde was er sprake van de beschreven
persoonlijkheidsstoornis als ook van de lichte stoornis in het gebruik van alcohol en xtc.
[…] betrokkenes functioneren ten tijde van het ten laste gelegde werd nadrukkelijk beïnvloed door zijn persoonlijkheidsstoornis. Met het slachtoffer had betrokkene een turbulente relatie, met (wederzijds) aantrekken en afstoten, idealiseren en devalueren, en controle en jaloezie. Ondergetekenden zijn van mening dat de dynamiek in de contacten tussen het slachtoffer en betrokkene, en in het bijzonder de relatiebreuk en wat daaraan voorafging, betrokkene in de kern van zijn pathologie raakte. Afgaand op wat hij hierover vertelt, was de relatiebreuk voor hem onverdraaglijk en werd hij heen en weer geslingerd tussen angst en woede, en namen de spanningen toe toen hij geen contact met haar kon krijgen. Met alcohol en xtc zou hij geprobeerd hebben de opgelopen emoties te dempen. Hij had niet alleen angst dat hij haar kwijt zou raken, maar ook woede over haar afwijzing en hoe hij zich door haar bejegend voelde. In samenhang daarmee deed hij al eerder opvallende, maar inadequate pogingen met haar in contact te komen. In die toestand, die mogelijk al enige dagen bestond en waarin hij verminderd in staat was zijn emoties te reguleren, constructieve afwegingen te maken en andere strategieën te overwegen om zijn problemen met de relatiebreuk adequaat op te lossen, nam hij op 8 december 2020 's ochtends vroeg het besluit naar haar toe te gaan. Door zijn psychopathologie kon hij geen afstand nemen van de ontstane situatie en was het voor hem haast onmogelijk om niet naar haar toe te gaan en haar met rust te laten. Hoewel betrokkene veel heeft verteld over het ten laste gelegde, blijven tegelijkertijd allerlei elementen van het mogelijke delictscenario vragen oproepen. Hoewel hij naar eigen zeggen met het slachtoffer in gesprek wilde gaan over de relatiebreuk, valt op dat hij moeite deed zijn scooter op afstand te parkeren en dat hij haar 's ochtends vroeg opwachtte met een mes binnen handbereik. Betrokkene zegt dat hij vooraf geen plannen had om haar iets aan te doen.
Als uitgegaan wordt van wat betrokkene over het verdere beloop vertelt, werd hij tijdens de
korte ontmoeting met het slachtoffer door woede overspoeld, vooral toen hij het idee zou
hebben gehad dat zij schamperend over hem sprak en hem min of meer uitlachte. Nog los
van de vraag of dit daadwerkelijk zo is gegaan, achten ondergetekenden het onwaarschijnlijk
dat betrokkene nog voldoende grip had op zijn woede en dat het slachtoffer dit niet teniet
had kunnen doen. Zelfs tijdens de gesprekken met ondergetekenden was deze woede nog
steeds voelbaar.
Voor zover er direct voorafgaande en tijdens het ten laste gelegde aanwijzingen zijn voor
planmatig handelen, menen ondergetekenden dat dit niet los gezien kan worden van de
toestand waarin hij - als gevolg van zijn psychopathologie - vermoedelijk al meerdere dagen
verkeerde. Het doet ondergetekenden niet denken aan berekenende, antisociale afwegingen
en handelingen. Niet alleen past een dergelijk perspectief minder goed bij zijn pathologie,
betrokkene is ook niet zozeer bekend met antisociale cognities en strategieën.
Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan
betrokkene toe te rekenen.
Het recidivegevaar op (zeer) ernstig relationeel geweld, dan wel feiten als het thans ten laste
gelegde, moet als hoog worden beschouwd indien betrokkene zonder behandeling zou
terugkeren in de maatschappij. Dit risico betreft vooral nieuwe partners, omdat betrokkenes
kenmerkende pathologie primair binnen partnerrelaties tot uitdrukking komt. Het recidive
gevaar kan zich echter ook op andere personen richten indien betrokkene met hen een
langer durende vertrouwensband opbouwt (of denkt op te bouwen), bijvoorbeeld in een
behandelkliniek, eventueel zonder dat de ander zich daar volledig van bewust is.
Aan het hoge recidiverisico ligt ten grondslag dat betrokkenes persoonlijkheidsstoornis nog
onbehandeld is en hij, door zijn dieperliggende wensen en behoeftes, nieuwe relaties zal
aangaan. Door het feit dat betrokkene nu voor de tweede maal verdacht wordt van het doden
van een ex-partner, zullen toekomstige relaties alleen maar krampachtiger verlopen, met een
verhoogd risico op relationele problemen en afwijzingen, hetgeen betrokkene opnieuw in de
kern van zijn pathologie zal raken.”
6.3.3De maatregel: terbeschikkingstelling
Op grond van de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht kan aan de verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond de tbs-maatregel worden opgelegd, indien het door hem begane misdrijf bedreigd wordt met een gevangenisstraf van vier jaar of meer en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel (en de verpleging van overheidswege) eist.
Gelet op het bewezenverklaarde misdrijf moord en hetgeen hiervoor met betrekking tot de rapportage van 21 maart 2022 is opgenomen, wordt voldaan aan de formele vereisten om tbs op te leggen.
Om het hoge recidivegevaar te verminderen, adviseren de deskundigen een intensieve, klinische behandeling van betrokkenes persoonlijkheidsstoornis en de daarachter liggende chronische traumatisering, terwijl er ook aandacht zal moeten zijn voor de effecten van middelengebruik op de emotie-, impuls- en agressieregulatie. Vanwege de ernst van de pathologie, maar ook vanwege de taalbarrière zal het om een langdurige behandeling gaan, die moet plaatsvinden in een hoog beveiligde kliniek (FPC). Mocht op enig moment resocialisatie aan de orde zijn, dan dient dit onder gecontroleerde en goed gemonitorde omstandigheden plaats te vinden. De deskundigen adviseren aan de verdachte een behandeling op te leggen in het kader van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege, gelet op enerzijds de aard en omvang van betrokkenes pathologie en de relatie daarvan met het ten laste gelegde en anderzijds het daarmee samenhangende hoge recidivegevaar op overeenkomstige ernstige feiten.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van tbs noodzakelijk maken. De rechtbank zal verdachte aldus ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat de verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
De maatregel van tbs met verpleging van overheidswege wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten moord door het doden van een persoon met een mes. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
6.3.4De straf: gevangenisstraf
Moord is een van de zwaarste delicten die het Nederlandse strafrecht kent. De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit feit tot uitdrukking gebracht door daarop een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van dertig jaar als strafmaximum te stellen. De verdachte heeft in 2005 onder vergelijkbare omstandigheden zijn toenmalige ex-vriendin doodgestoken en wordt nu dus voor de tweede keer veroordeeld voor moord. Om die reden dient naar het oordeel van de rechtbank naast de tbs-maatregel ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur opgelegd te worden.
De rechtbank is van oordeel dat de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de noodzakelijk geachte langdurige tbs-behandeling van verdachte een effect moeten hebben op de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Het is namelijk te voorzien dat de tbs-maatregel ook nog een langdurige vrijheidsbeneming zal inhouden.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit en de eerdere veroordeling, alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank realiseert zich daarbij overigens dat voor de nabestaanden geen enkele straf het verdriet kan wegnemen.
De rechtbank weegt ook mee welke gevangenisstraffen zijn opgelegd in het relatief beperkte aantal vergelijkbare zaken, waarin sprake was van recidive van een levensdelict en ook tbs met dwangverpleging is opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege en een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in overleveringsdetentie en voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Het opleggen van een lagere gevangenisstraf aan de verdachte, zoals verzocht door de raadsman, zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van het feit en
de eerdere veroordeling.