4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Aan de verdachte zijn verschillende strafbare feiten ten laste gelegd. De rechtbank komt ten aanzien van de meeste feiten tot een bewezenverklaring en zal daarom eerst de gebruikte bewijsmiddelen weergeven. Vervolgens zal de rechtbank, waar nodig, ingaan op de verweren van de verdediging en overwegen waarom de verdachte van feit 2, de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , wordt vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
Op 27 mei 2020 heeft [slachtoffer 1] contact opgenomen met de 112-meldkamer. Zij meldt dat zij is mishandeld door haar vriend. De politie gaat ter plaatse in Stein en treft daar [slachtoffer 1] aan. Zij zag er onverzorgd uit, huilde en zei dat ze niks kon zeggen. Ook had zij littekens en blauwe verkleuringen op haar armen en verkleuringen en striemen in haar nek. [slachtoffer 1] verklaarde dat haar vriend haar door het hele huis had geslagen, dat hij haar keel had dichtgeknepen en in haar buik had gestompt. Ook vertelde ze dat ze door haar vriend werd verkocht aan andere mannen. [slachtoffer 1] wilde eerst niet vertellen wie haar vriend was, want dan zou hij haar broertje doodmaken. Later vertelde ze wel wie haar vriend was, namelijk de verdachte. De verbalisanten nemen [slachtoffer 1] mee naar het politiebureau. Daar aangekomen zegt ze dat ze echt terug moet, want “hij (de
rechtbank begrijpt: de verdachte) komt erachter dat ik niet op het station ben en dan doet hij me wat aan”. [slachtoffer 1] is vervolgens uit de politieauto gerend, waarna de verbalisanten haar konden tegenhouden. Op het politiebureau werd [slachtoffer 1] meerdere keren gebeld door de verdachte. In een van de gesprekken zei de verdachte dat hij spijt had dat hij haar pijn had gedaan, zowel lichamelijk als emotioneel. [slachtoffer 1] geeft in een van de gesprekken aan dat de verdachte haar niets geeft; geen geld en geen sigaretten. Verder zegt [slachtoffer 1] in een van de gesprekken met de verdachte “Ik verkoop mezelf voor jou. Jij scheldt me uit voor kankerhoer. Ik werk voor jou en dan ga je me zo behandelen” en later “Ik wil gewoon jouw vriendin zijn. In de avond werken zodat we overdag leuke dingen kunnen doen”. Tegenover de verbalisanten verklaart [slachtoffer 1] : “Misschien slaat hij me, maar hij heeft me wel een huis gegeven en een familie. Hij snapt mij, hij is ongeveer hetzelfde als mij alleen iets erger”. [slachtoffer 1] verklaart tegenover de politie dat de verdachte in het bezit is van een wapen. De verdachte had dit wapen al een paar keren tegen haar hoofd gezet en hij had geprobeerd haar door haar knie te schieten.
De verdachte en [slachtoffer 1] hebben elkaar leren kennen via de datingsite Badoo. [slachtoffer 1] heeft borderline, PTSS en depressies, verlatingsangst en bindingsangst. Op 14 februari 2020 hebben zij voor het eerst met elkaar afgesproken en zijn zij een (seksuele) relatie aangegaan. Omdat er geldproblemen waren, heeft de verdachte op enig moment aan [slachtoffer 1] voorgesteld dat zij als prostituee zou gaan werken. [slachtoffer 1] was het hier wel mee eens en stuurde foto’s van zichzelf naar de verdachte, zodat hij seksadvertenties kon maken.
Op 1 april 2020 heeft de verdachte drie seksadvertenties van [slachtoffer 1] op de website [naam website] geplaatst. De tekst van de advertenties en de daarin genoemde prijzen waren door de verdachte vastgesteld. Vanaf de dag dat de advertenties online stonden, verbleef [slachtoffer 1] grotendeels bij de verdachte in zijn woning in Stein.Vanaf mei 2020 ging [slachtoffer 1] helemaal niet meer naar Met-GGZ, de GGZ-instelling waar zij verbleef.
Op 1 april 2020, of de dag erna, is [slachtoffer 1] begonnen met werken als prostituee. Zij werkte de eerste weken in Zoetermeeren had daar tussen de 30 en 50 klanten in twee weken tijd. Vervolgens is zij het prostitutiewerk gaan verrichten vanuit Stein. In Stein had [slachtoffer 1] veel meer klanten. [slachtoffer 1] had zo’n 3 tot 5 klanten per dag voor gemiddeld € 150,00 per klant. Bij dit bedrag zaten nog niet de ‘extraatjes’, zoals de extra kosten voor het hebben van seks zonder condoom.De verdachte onderhield als een manager het contact met de klanten.[slachtoffer 1] mocht niet meekijken met de chatgesprekken die de verdachte met de klanten voerde.Ook zorgde de verdachte voor het vervoer van [slachtoffer 1] van en naar de seksafspraken. [slachtoffer 1] bezocht klanten thuis en zij deed aan ‘cardates’. Het geld dat [slachtoffer 1] verdiende, werd door de klanten ofwel contant betaald ofwel via een Tikkie op de bankrekening van het zusje van de verdachte gestort. De verdachte beschikte als enige over een pinpas van deze bankrekening. Het via een Tikkie betaalde geld werd vervolgens gepind. Al het door [slachtoffer 1] verdiende geld werd in een pot gestopt die in de woning in Stein stond.Het door [slachtoffer 1] verdiende geld werd vooral door de verdachte gebruikt. [slachtoffer 1] moest toestemming aan de verdachte vragen als zij geld uit de pot wilde. [slachtoffer 1] denkt dat zij in totaal zo’n € 300,00 van het geld heeft ontvangen, waarvan € 200,00 voor het kopen van nieuwe lingerie. De rest van het geld is door de verdachte gebruikt.
Als [slachtoffer 1] tegen de verdachte zei dat ze niet meer wilde werken, zei de verdachte dat zij meer moest werken en dat ze lui was. Niet werken betekende namelijk dat het geld opraakte. Ook werd de verdachte agressief. Hij sloeg [slachtoffer 1] en bedreigde haar. Onder meer heeft hij een keer een wapen tegen haar hoofd en tegen haar knie gezet en gedreigd om haar broertje dood te maken.
[slachtoffer 1] is verliefd op de verdachte en laat hem meerdere keren weten alles voor hem te zullen doen. Dit komt onder meer naar voren in het navolgend WhatsApp gesprek van 2 mei 2020 tussen haar en de verdachte:
- [slachtoffer 1] : “Half 12 ga ik nog steeds werken want mijn koning heeft geld nodig. Ik ga aan jou bewijzen dat ik dit wil”
- Verdachte: “Hoeft niet meer”
- [slachtoffer 1] : “Je denkt verkeerde dingen. Dingen die er niet zijn. Ik hou van jou. En je mag alles met me doen wat je wil. Ik werk hoor. Ik pak je telefoon en ik ga werken. (..) Ik kan niet zonder je. Ik hou van jou. Tot het eind. Ik weet dat je boos bent. Maar pleas fix werk. Ik doe alles voor je. Echt”.
En een WhatsApp gesprek van 9 mei 2020 tussen [slachtoffer 1] en de verdachte,
waarin [slachtoffer 1] onder meer aangeeft “Ik probeer alles te doen wat je vraagt zodat ik goed genoeg ben” en “Dan voel ik me niet goed genoeg”.
Ten overstaan van de rechter-commissaris tijdens het verhoor van 13 oktober 2020 heeft [slachtoffer 1] aangegeven dat de relatie met de verdachte heel belangrijk voor haar was, dat ze zich verkocht voor hem en dat ze dan boos werd als hij haar uit huis zette, omdat ze dat opvatte als het verbreken van de relatie. Zij zou echt alles hebben gedaan om hem te houden.
De verdachte heeft ook een tatoeage met zijn initialen ‘ [verdachte] ’ op de bil van [slachtoffer 1] gezet.Hij had tegen haar gezegd dat ze zo liet zien dat ze om hem gaf.
In de periode dat [slachtoffer 1] samen is met de verdachte heeft laatstgenoemde via WhatsApp contact met anderen.
Op 23 februari 2020 heeft de verdachte via WhatsApp een screenshot van een Whatsapp-gesprek met “ [slachtoffer 1] ” (
De rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) doorgestuurd naar de contactpersoon ‘ [naam 1] ’ met daarbij de tekst “Die meid met wie ik vandaag op date was, was better dan ik had verwacht”.
Op 27 februari 2020 heeft de verdachte naar ‘ [naam 1] ’ een screenshot gestuurd van een Whatsapp-gesprek met “ [slachtoffer 1] ” waarin besproken wordt dat [slachtoffer 1] haar pinpas aan de verdachte geeft. Verdachte plaatst bij dit screenshot de tekst “Ik gaa stuk nuiw slachtofertje” en “Rtje vertrouwen met pas heelen moeilijk. Gaa stuk om somige wijfies”.
Op 30 maart 2020 heeft de verdachte via Whatsapp aan ‘ [naam 1] ’ gevraagd: “Ik zoek privé driver. (..) Vrijdag tot zondag om te beginnen kan je me als je blieft helpen. Zit ook wat voor jou in. Maar komt wel goed man gaa even goed zoeken want dit is wel goud mijntje denk ik. Geen invest. Wolla mij meid wil zelf djoenta voor mij ze hoeft niks van die money”.
Op 15 april 2020 laat de verdachte via WhatsApp aan een contactpersoon met de naam ‘ [naam 2] ’ weten dat hij van vrijdag tot zondag in Zoetermeer werkt en dat hij vijf dagen per week in Sittard werkt. De Limburgers “die lusters er wel wat van en die zijn rijk dus maaken vaak gebruik van de extra mogelijkheden”. “500 per dag als ik 3 doe”, aldus de verdachte. De verdachte stuurt verder naar ‘ [naam 2] ’: “Heb nu weer nieuwe er bij he er twee nu”, “Blonde en ginger”. Op 15 mei 2020 laat de verdachte aan ‘ [naam 2] ’ weten: “Ik heb nu een escort meid maar haar vriendin wild dit ook doen maar kan haar niet wijfen om dat ze me meid kent”. De verdachte pakt “10 k per week hier in limburg” of “In weekd 2 k op goeie dag”. “Im the King hiero” aldus de verdachte tegen ‘ [naam 2] ’.
Op 16 mei 2020 stuurt de verdachte een gesproken bericht naar de contactpersoon met de naam ‘B’ waarin hij aangeeft: “Ik denk dat ik toch ff bij kamer van koophandel ga aanschrijven, want het zit zo ik heb nu nog een vrouw bijgekregen, die dit werk voor mij gaat doen. We werken nu met zn drieëen. (..) Denk dat je haar wel kent. Is een oude vrouw van 29, ga met haar werken man en met [slachtoffer 1] samen”.
Op 26 mei 2020 heeft de verdachte via WhatsApp een gesprek gevoerd met een contact met de naam ‘ [naam 3] ’. In dit gesprek geeft de verdachte aan dat hij twee meisjes heeft, een ‘MILF en zo.meisje van 21’ die voor hem werken. ‘Het gaat kk dik laatste weekenen’, “Hier verdien je goed geld’ ‘Ik vraag soms 150 voor 30 min’ ‘Ze doen gewoon’, aldus de verdachte. De verdachte geeft in dit gesprek verder aan dat hij de ‘manager’ is van [naam 4] en 45% van haar krijgt. “Van die rooden (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) krijg ik 100%” “145% per dag”, aldus de verdachte. De verdachte stuurt naar ‘ [naam 3] ’: “Als je slim bent Kom je laater voor me werken Ben hoeren huis aan maaken in agga”.
De zus van verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer 1] voor haar broer werkte en dat deze een deel van het verdiende geld kreeg. Ze heeft gezien dat de verdachte met zijn schoenen aan [slachtoffer 1] in haar buik heeft geschopt/getrapt toen deze op de grond lag.
In de woning van de verdachte in Stein heeft de politie op 27 mei 2020 een gaspistool (Zoraki M906) en vier patronen (kaliber 7.65 Browning aangetroffen) aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat zowel het gaspistool als de munitie onder categorie III van de Wet Wapens en munitie valt.De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het wapen en de munitie van hem waren.
Na de aanhouding van de verdachte op 27 mei 2020 zijn de telefoongesprekken die de verdachte vanuit de P.I. met [slachtoffer 1] heeft gevoerd, getapt. In de tapgesprekken vraagt de verdachte meermalen aan [slachtoffer 1] of ze haar aangifte wil intrekken.
Op 9 juni 2020 heeft het volgende telefoongesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer 1] :
- [slachtoffer 1] : “denk je dat ik het leuk vond met die klanten, dat vond ik echt niet leuk hoor! Weet je wat ik het leukste vond, dat ik weer terug kon, dat ik jou dan zag en dat ik zag dat je blij was met het geld. Dat ik jou blij kon maken”
- Verdachte: “Maar dat deed je ook”
- [slachtoffer 1] : “Alleen met geld ja!! Dat liet je niet merken, je schold me altijd uit. Elke keer als ik wakker werd, en niet op tijd wou opstaan, schold je me uit voor kankerhoer. (..) Maar als ik iedere dag moet werken, heb ik ook niet echt zin en nog energie om het fucking huis op te ruimen”
- Verdachte: “Maar je werkte niet eens de hele dag”. (..)
- [slachtoffer 1] : “Je bent dat gewend dat luxe leven en shit. Ik kon makkelijk ‘stil’ leven, jij bent alles wat ik nodig heb. Het enige waar ik jou blij mee maakte is geld”. (..) “Het allerergste vind ik dat je zo tegen me hebt gedaan, niet eens het verkopen misschien, want dat was mijn eigen idee, maar, hoe je op het einde dat je me deed, dat je me in mijn buik schopte.” (..) “Waarom liet je mij niet werken op mijn eigen manier” “Je was verblind door het geld”
- Verdachte: “Dat is waar”
- [slachtoffer 1] : “dus je vindt geld belangrijker dan mij?”
- Verdachte: “op dat moment, omdat ik iets wil bereiken.”
- [slachtoffer 1] : “Ik ga dit werk niet meer voor je doen. Ik ben veel te mooi om verkocht te worden”. (..) “Ga je mijn broertje, mijn moeder, iemand waarvan ik hou, iets aandoen?
- Verdachte: “je weet hoe ik te werk ga, ik ben heel sluw. Als je mij iets flikt, dan wacht ik twee-drie jaar en dan pak ik hem.”
Op 15 juni 2020 vond het volgende telefoongesprek plaats tussen de verdachte en [slachtoffer 1] :
- Verdachte: “Er staat wel in: “Toen hij mij ging slaan, toen was het niet vrijwillig”. Kijk en dat stukje gaat mij naaien.”
- [slachtoffer 1] : “Sorry, maar het is wel zo. Je sloeg mij omdat ik niet wou werken op dat (vak?)” “Je sloeg mij omdat we geen geld hadden, één van die twee redenen is het”.
- [slachtoffer 1] : “Als je van mij hield, had je mij nooit geslagen”
- Verdachte: “Als je van mij hield, had je me nooit verraden”.
- Verdachte: “Heb ik jou ooit gedwongen om naar een klant toe te gaan?”
- [slachtoffer 1] : “Je sloeg me, bedreigde me en schold me uit en sch…NTV (K) op mijn huid, “Want je wil niet werken”, dan sloeg je die, ja dan ga ik wel werken ja.” (..)
- [slachtoffer 1] : “Dat je gewoon geld aan mij wou verdienen”. “Je hebt meer aan mij verdiend dan uitgegeven” (..) “Dat je niet hoeft toe te geven dat je en mij hebt geslagen en van de trap af hebt gegooid en hebt geschopt en zo. Mijn keel hebt dicht geknepen”
- Verdachte: “Ja, maar wat jij hebt gedaan is allemaal normaal” (..) “ga niet lopen liegen bij de politie, want dat gaat verkeerd aflopen, dat zeg ik je alvast. (…) Als je mij naait, dan naai ik jou 10 keer harder terug, dat is geen dreigement, dat meen ik!”.
Op 23 juni 2020 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer 1] over een e-mail die [slachtoffer 1] moest versturen aan de advocaat van de verdachte. Tijdens dit gesprek herhaalt [slachtoffer 1] meermalen wat de verdachte dicteert. De verdachte zegt in dit gesprek onder meer het volgende tegen [slachtoffer 1] :
“Wat we het beste kunnen zeggen is: euhm ik heb euhm met de politie gesproken maar de politie heeft vanalles en nog wat verdraaid, ze hebben mijn woorden verdraaid. Moet je zeggen. Moet je zeggen tijdens mijn derde verhoor (
de rechtbank begrijpt:de aangifte van [slachtoffer 1] ) hebben zij dingen verdraaid want die andere twee verhoren zijn goed. Dat zei mijn advocaat ook. (..) Je moet zeggen: in eerste instantie wou ik alleen een melding maken van wat er af heb gespeeld, maar de politie heeft mij onder druk gezet van dingen die eigenlijk niet aan de orde waren. (..) Dan moet je zeggen: Ik heb nooit toestemming gegeven om aangifte te doen van mensenhandel want ik heb al die tijd vrijwillig gewerkt. Dat moet je zeggen” (..) Dan moet je zeggen: van mensenhandel is geen sprake want ik en [verdachte] deden alles in overleg. We hebben overlegd dat ik euh in de prostitutie ging werken. (..) Hij heeft mij nooit daartoe gedwongen.” Op het einde van dit gesprek zegt de verdachte dat [slachtoffer 1] niets meer met de politie moet bespreken en dat ze stil moet blijven. Ook belooft de verdachte dat hij [slachtoffer 1] meeneemt naar aan all-inclusive hotel.
Op 29 juni 2020 heeft [slachtoffer 1] tegen de politie verteld dat zij een mail had geschreven die volledig gedicteerd was door de verdachte. Deze mail had zij naar de advocaat van de verdachte gestuurd. De aangifte van [slachtoffer 1] berustte echter op waarheid.
De verdachte ontving in 2020 een Wajong-uitkering. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de opbrengsten die hij ontving uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] niet heeft gemeld bij de bewindvoerder en/of bij de uitkeringsinstantie.
De bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1, 3, 4 en 5 bewezen (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] , de mishandeling van [slachtoffer 1] , het bezit van een vuurwapen en munitie en de uitkeringsfraude). De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs in het bijzonder het volgende.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaringen van [slachtoffer 1] , zoals die hiervoor zijn weergegeven, als uitgangspunt neemt voor het bewijs. De rechtbank ziet – anders dan de verdediging – geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen. Dat [slachtoffer 1] op meerdere momenten bij de politie terug is gekomen op eerder afgelegde belastende verklaringen over de verdachte aangaande de seksuele uitbuiting, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door haar afgelegde belastende verklaringen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten een enorme impact op het slachtoffer hebben. Vaak willen slachtoffers ofwel geen aangifte doen ofwel later terugkomen op een eerder gedane aangifte.Dat een slachtoffer in een later verhoor voor een groot deel of zelfs volledig terugkomt op een eerder afgelegde verklaring, vormt op zichzelf dus geen reden om aan de betrouwbaarheid van de afgelegde belastende verklaringen te twijfelen. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat ook slachtoffer [slachtoffer 1] hiermee worstelde en niet wist was zij moest doen. Ze wilde aangifte doen vanwege alles wat de verdachte haar had aangedaan, maar was enerzijds enorm bang om aangifte te doen uit angst voor represailles van de verdachte en anderzijds nog steeds verliefd op de verdachte. Ze wilde niet dat hij boos werd en hoopte op een gezamenlijke gelukkige toekomst die de verdachte haar beloofd had. Dat [slachtoffer 1] in deze voortdurende strijd zat en daarom meermalen (deels) terugkwam op belastende verklaringen, leidt de rechtbank onder meer af uit hetgeen zij heeft verklaard bij de politie, uit haar verklaring bij de rechter-commissaris en uit de inhoud van de telefoongesprekken die tijdens de detentie van de verdachte tussen de verdachte en [slachtoffer 1] werden gevoerd. Ten slotte betrekt de rechtbank in haar overweging dat de (belastende) verklaringen van [slachtoffer 1] op meerdere onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen uit het dossier, zoals het Whatsappverkeer en de getapte telefoongesprekken die hiervoor zijn weergegeven. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen.
Bewijsoverweging feit 1 (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] )
Onder feit 1 wordt aan de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (mensenhandel). Het verwijt van mensenhandel is in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰ en 9⁰. De rechtbank acht de seksuele uitbuiting op al deze subonderdelen bewezen. De verdachte heeft dit ook bekend. Zo volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte aan [slachtoffer 1] heeft voorgesteld om als prostituee te gaan werken en dat [slachtoffer 1] dit werk vervolgens is gaan verrichten terwijl zij bij de verdachte verbleef. De verdachte maakte de seksadvertenties van [slachtoffer 1] , onderhield het contact met klanten en zorgde voor het vervoer van en naar de seksafspraken (de verwijten onder 1⁰ en 4⁰). De verdachte heeft bovendien voordeel getrokken uit de opbrengsten van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] (het verwijt onder 9⁰).
Om tot een veroordeling van mensenhandel te komen, moet bovendien vast komen te staan dat gebruik is gemaakt van een specifiek in artikel 273f, lid 1, sub 1⁰ genoemd dwangmiddel. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte om zijn doel te bereiken dwangmiddelen heeft toegepast op [slachtoffer 1] . De verdachte heeft bekend dat hij geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1] . Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met geweld. De rechtbank leidt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en uit de bij de bewijsmiddelen weergegeven telefoongesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer 1] af dat de verdachte dit geweld uitoefende en dreigde met geweld om zijn doel te bereiken, namelijk het prostitueren van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte controle en druk op [slachtoffer 1] uitoefende zodat zij bleef werken als prostituee. Als [slachtoffer 1] niet deed wat de verdachte wilde, dan praatte hij haar een schuldgevoel aan en begon hij over hun toekomst samen. Hij dreigde ook wel haar uit huis te zetten, waardoor [slachtoffer 1] haar toekomst samen met de verdachte in duigen zag vallen. [slachtoffer 1] voelde zich dusdanig onder druk gezet, dat zij geen nee durfde te zeggen en dat zij geen andere uitweg zag dan datgene te doen wat de verdachte wilde. Zij was volledig in de macht van de verdachte en zou naar eigen zeggen alles gedaan hebben wat de verdachte wilde dat zij deed. Uit de bewijsmiddelen en de verklaringen van [slachtoffer 1] komt naar voren dat [slachtoffer 1] niets liever wilde dan ‘goed genoeg’ bevonden worden door de verdachte. Dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] , volgt niet alleen uit de verklaring van [slachtoffer 1] zelf, maar ook uit het Whatsapp-verkeer dat de verdachte met zijn vrienden voerde. De verdachte sprak immers over een ‘nieuw slachtoffertje’ en hij gaf aan dat dit nieuwe slachtoffer alles voor hem deed en zelfs ‘djoenta’ (= werken) wilde voor hem, zonder dat zij zelf iets van het geld wilde.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt en handelingen heeft verricht om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 1] als prostituee werkte. De opbrengsten van de prostitutie kwamen aan de verdachte toe. Uit de Whatsapp-gesprekken die de verdachte met anderen heeft gevoerd, zoals deze hiervoor zijn weergegeven, leidt de rechtbank af dat de verdachte ook het oogmerk had om [slachtoffer 1] seksueel uit te buiten, zodat sprake is van mensenhandel. De Whatsapp-gesprekken hebben overduidelijk betrekking op [slachtoffer 1] en in de gesprekken spreekt de verdachte over een nieuw ‘slachtoffertje’ en over de vele inkomsten die hij geniet uit de prostitutie van zijn slachtoffer. De berichten van de verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden opgevat dan dat de verdachte maar één oogmerk had, namelijk het seksueel uitbuiten van [slachtoffer 1] . Dit betekent dat sprake is van mensenhandel (
feit 1).
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van één onderdeel van de tenlastelegging, te weten het afpakken van de telefoon en ID-kaart van [slachtoffer 1] . Het dossier bevat hiervoor onvoldoende bewijs.
Bewijsoverweging feit 5 (de uitkeringsfraude)
De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte de prostitutieopbrengsten opzettelijk niet heeft gemeld bij de uitkeringsinstantie (feit 5). Het verweer van de raadsman dat de verdachte deze inkomsten niet kon melden bij de instanties, omdat hij onder bewind stond, treft geen doel, aangezien de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen op grond van artikel 3:74 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten niet alleen rust op de bewindvoerder – die overigens niet op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden en de daaruit gegenereerde inkomsten – maar ook op de jonggehandicapte, dus op de verdachte zelf.
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte [slachtoffer 1] van de trap heeft geduwd/gegooid, zodat vrijspraak moet volgen voor feit 2. Dat [slachtoffer 1] door de verdachte van de trap is geduwd/gegooid volgt enkel uit de verklaring van [slachtoffer 1] . De verdachte ontkent dit en heeft verklaard dat [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen toen zij zelf van de trap gevallen was. Ook de zus van de verdachte, [naam 5] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] niet van de trap is geduwd maar gevallen.