ECLI:NL:RBLIM:2022:4947
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot wijziging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering tot wijziging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De vordering was ingediend door de advocaat-generaal, die verzocht om uitbreiding van een eerder opgelegd gebiedsverbod voor de veroordeelde naar de gehele regio Parkstad. Dit verzoek was gebaseerd op een proces-verbaal van de politie, waaruit zou blijken dat het bestaande verbod niet meer voldeed aan de doelstellingen van de maatregel, aangezien het slachtoffer naar een andere locatie binnen de regio was verhuisd. De advocaat-generaal erkende echter dat er op dat moment geen wettelijke basis was voor de gevorderde wijziging, maar verwees naar een aanhangig wetsvoorstel dat deze mogelijkheid zou kunnen bieden.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat de vordering moest worden afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag was voor de wijziging van de maatregel. De verdediging steunde dit standpunt en voerde aan dat de wettelijke basis voor wijziging ontbrak. De rechtbank overwoog dat het Wetboek van Strafvordering geen regeling voorziet voor de wijziging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. De rechtbank concludeerde dat er geen onbedoelde lacune in de wet was en dat zij niet kon anticiperen op de mogelijke toekomstige wetswijziging.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering, omdat er geen wettelijke basis was voor de gevraagde wijziging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd ter openbare zitting uitgesproken.