In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eigenaar van een appartement en de bewindvoerder van de huurder, die wordt beschuldigd van ernstige overlast. De eigenaar, vertegenwoordigd door mr. Y.L.S. Schipper, vorderde ontruiming van het appartement van de huurder, [onderbewindgestelde], die onder bewind staat. De eigenaar stelde dat de huurder sinds eind 2018 structurele overlast veroorzaakte, waaronder geluidsoverlast, stank- en rookoverlast, en agressief gedrag, wat leidde tot klachten van andere huurders, met name [huurder 2]. De huurder, vertegenwoordigd door mr. R.H.J.G. Borger, betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat de overlast te wijten was aan de gehorigheid van het pand en dat hij zelf slachtoffer was van provocaties door andere huurders.
De kantonrechter oordeelde dat de eigenaar onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de bodemrechter met grote waarschijnlijkheid een ontruimingsbevel zou geven. De rechter wees op de extreme gehorigheid van het pand en de onderlinge conflicten tussen de huurders. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en de eigenaar werd veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder, vastgesteld op € 747,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kosten onmiddellijk moeten worden betaald, tenzij de eigenaar binnen veertien dagen aan de voorwaarden voldoet.