ECLI:NL:RBLIM:2022:492

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
9592321 CV EXPL 21/5825
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een appartement wegens overlast door de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eigenaar van een appartement en de bewindvoerder van de huurder, die wordt beschuldigd van ernstige overlast. De eigenaar, vertegenwoordigd door mr. Y.L.S. Schipper, vorderde ontruiming van het appartement van de huurder, [onderbewindgestelde], die onder bewind staat. De eigenaar stelde dat de huurder sinds eind 2018 structurele overlast veroorzaakte, waaronder geluidsoverlast, stank- en rookoverlast, en agressief gedrag, wat leidde tot klachten van andere huurders, met name [huurder 2]. De huurder, vertegenwoordigd door mr. R.H.J.G. Borger, betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat de overlast te wijten was aan de gehorigheid van het pand en dat hij zelf slachtoffer was van provocaties door andere huurders.

De kantonrechter oordeelde dat de eigenaar onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de bodemrechter met grote waarschijnlijkheid een ontruimingsbevel zou geven. De rechter wees op de extreme gehorigheid van het pand en de onderlinge conflicten tussen de huurders. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en de eigenaar werd veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder, vastgesteld op € 747,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kosten onmiddellijk moeten worden betaald, tenzij de eigenaar binnen veertien dagen aan de voorwaarden voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9592321 \ CV EXPL 21-5825
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 24 januari 2022
in de zaak van
[eisende partij],
wonend te [woonplaats 1] ,
woonplaats kiezend te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. Y.L.S. Schipper,
tegen
[gedaagde partij], handelend onder de naam
[handelsnaam], kantoor houdend te [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[onderbewindgestelde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.H.J.G. Borger.
Partijen worden hierna [eisende partij] , de bewindvoerder en [onderbewindgestelde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 4 januari 2022 met 19 producties,
  • de akte depot van [eisende partij] houdende videofragmenten,
  • de schriftelijke conclusie van antwoord met 8 producties,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 13 januari 2022, alwaar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht, [eisende partij] spreekaantekeningen heeft overgelegd en de bij akte depot ingediende videofragmenten zijn bekeken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is eigenaar van het pand, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] (hierna: het pand).
2.2.
Sinds 15 juni 2003 heeft [eisende partij] aan [onderbewindgestelde] het appartement ( [huisnummer 1] ) op de tweede etage van het pand verhuurd. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte 1998 van toepassing (hierna: Algemene Bepalingen) (productie 2 bij dagvaarding: huurovereenkomst en Algemene Bepalingen).
2.3.
Met ingang van 29 december 2018 heeft een nieuwe huurder, [huurder 1] , het appartement boven [onderbewindgestelde] (hierna: appartement [huisnummer 2] ) betrokken. Deze huurder heeft op 30 december 2018 het volgende, geciteerd voor zover van belang, aan [eisende partij] geschreven (productie 3 bij dagvaarding):
“Ich hatte mir eben Abend essen gekocht und habe mich ganz normal in der Wohnung bewegt. Dann kam ständig ein Klopfen in Höhe der Treppe (der Mann der unter mir lebt). Dann wiederum kam erneut Geschrei von ihm. Ich bin runter habe geklopft und wollte mit ihm reden und nachfragen was los ist daraufhin hat er mich nur sehr aggressiv angesprochen, auf niederländisch etwas zu mir gesagt und die Tür zugeschlagen.”
[huurder 1] heeft de huur weer opgezegd en de woning verlaten.
2.4.
Sinds 1 maart 2019 heeft [eisende partij] appartement [huisnummer 2] aan [huurder 2] verhuurd.
2.5.
Bij e-mail van 2 april 2019 van [huurder 2] aan Woonmanagement Maastricht, de beheerder van het pand, heeft [huurder 2] , geciteerd voor zover van belang, het volgende geschreven (productie 4 bij dagvaarding):
“(…) the daily loud music and television volume levels which can start and stop for hours. So loud the bass vibrates on my floors and I can hear the music lyrics. His daily slamming of his apartment door and banging around my apartment door, thinking it’s someone knocking but just the tenant dropping things along my door.(…) I also have a serious issue with his heavy smoking which strongly negatively impacts the air and smell quality in my apartment. (…) My suggestion is to keep the house hallway window on my floor open for fresh air. The tenant in apartment [huisnummer 1] , however, yelled at me from his living room window onto the street where I was, demanding I keep the window closed and the main house door locked at all times.”
2.6.
Bij brief van 7 april 2019 heeft [eisende partij] [onderbewindgestelde] verzocht vriendelijker te zijn in de omgang met zijn nieuwe bovenbuur (productie 5 bij dagvaarding).
2.7.
In een e-mail van 13 maart 2021 aan [eisende partij] heeft [huurder 2] , geciteerd voor zover van belang, het volgende geschreven (productie 7 bij dagvaarding):
“(…)De buurman onder in [huisnummer 1] is weer erg moeilijk. Zijn appartement is extreem vies en moest worden schoongemaakt van mensen die hij kent. (…) Hij heeft een hond en is vaak te dronken en lui om zijn hond mee naar buiten te nemen. De hond schijt op zijn vloeren. Hij had zoveel afval en lege alcoholflessen dat het stinkt in mijn appartement en omdat het winter is kan ik de ramen niet openen om de geur te helpen verdwijnen. Ik ruik de hondenpoep, vuilnis en alcohol in mijn appartement. Hij sloeg zijn slaapkamerdeur ’s nachts zo hard dat mijn vloer trilt. Ik heb hem gevraagd om zachter te zijn, maar als hij dronken of boos is, slaat hij vaak de deur en altijd laat ’s nachts. (…) Hij bonkt agressief op mijn deur als hij iets wil en bonkt op zijn plafond agressief als ik mijn appartement stofzuig. (…) Het is niet leuk om zo’n e-mail te schrijven, maar zijn psychologische toestand is slecht geworden en hij bewijst dat hij niet voor zichzelf kan zorgen. Zijn agressieve stemming is nu ook te vaak. Dit toont mij dat het erger wordt.”
2.8.
Vervolgens heeft [huurder 2] op 14 maart 2021 nog een e-mail aan [eisende partij] verstuurd waarin, geciteerd voor zover van belang, het volgende staat (productie 8 bij dagvaarding):
“Het is twee uur en de buurman slaat luid met zijn slaapkamer deur meerdere malen om me wakker te houden. Hij is dronken en ik hoor hem braken en hoesten.”
2.9.
Op 14 april 2021heeft [huurder 2] het volgende, geciteerd voor zover van belang, geschreven (productie 9 bij dagvaarding):
“Hij belde de politie en vertelde hen dat ik probeerde in te breken en zijn deur in te trappen. De politie kwam en ik sprak met hen uit te leggen hoe vaak ik [onderbewindgestelde] help en hij heeft hulp nodig en kan niet alleen wonen. De politie was het ermee eens en zei dat [onderbewindgestelde] zeer bekend is bij de politie en heeft al jaren regelmatig problemen met de politie omdat hij teveel drinkt. Ze adviseerden dat ik je blijf informeren en de volgende keer moet ik contact opnemen met de politie boven [onderbewindgestelde] . Zij zouden ook contact opnemen met de overlasting om hen te informeren over [onderbewindgestelde] ’s problemen.”
2.10.
In een e-mail van 9 juni 2021 heeft [huurder 2] , geciteerd voor zover van belang, het volgende aan [eisende partij] verklaard (productie 11 bij dagvaarding):
“Ik heb de politie meerdere keren moeten bellen omdat [onderbewindgestelde] probeert in mijn woning te breken. Hij zal proberen mijn deur in te trappen. Ik heb er video’s van en zijn schoenafdruk kan op de deur worden gezien.”
2.11.
Bij brief van 7 juli 2021 heeft [eisende partij] [onderbewindgestelde] geschreven dat het zo niet verder gaat, dat hij klachten krijgt van medebewoners en dat hij, [onderbewindgestelde] , hulp moet zoeken, ook voor zijn gezondheid (productie 13 bij dagvaarding).
2.12.
Bij brief van en 4 november 2021 heeft [eisende partij] [onderbewindgestelde] gesommeerd om binnen vijf dagen schriftelijk te bevestigen dat hij zich zal onthouden van overlastveroorzakende gedragingen (productie 14 bij dagvaarding).
2.13.
Op 5 oktober 2021 heeft de bewoner van appartement [huisnummer 3] ( [bewoner] ) op diens verzoek een e-mail verzonden aan [eisende partij] en daarin, geciteerd voor zover van belang, het volgende verklaard (productie 17 bij dagvaarding):
“Regelmatig hoor ik hard gebonk en kabaal. Mijn indruk is dat er dan hard tegen een deur/muur wordt geslagen. Dit lawaai is echt heel luid – sommige knallen dreunen keihard na in het trappenhuis, de deuren in mijn appartement trillen ervan. Als [onderbewindgestelde] aanwezig is, gebeurt dit ongeveer wekelijks, maar soms meerdere malen per week. Dit vindt plaats op alle momenten van de dag: soms in de ochtend, soms de middag, soms de avond. Soms gaat dit gepaard met geschreeuw – voor zover ik kan horen, is [onderbewindgestelde] dan degene die schreeuwt.
De politie komt regelmatig langs in ons pand. Het is meermaals voorgekomen dat er vervolgens een luide discussie tussen [onderbewindgestelde] en de politie ontstaat. Er wordt dan ook met deuren geslagen.”
2.14.
Op 5 november 2021 heeft [huurder 2] aan [eisende partij] , geciteerd en voor zover van belang, het volgende geschreven (productie 15 bij dagvaarding):
“ [onderbewindgestelde] hat mich soeben im Treppenhaus mit seinem Gehstock attackiert und geschlagen. Unerwartet und improvisiert. Ich stehe jetzt am Hauseingang und warte auf die Polizei. So geht’s nicht weiter! Ich bin nicht mehr sicher im Haus und die Nachbarn auf dem Erdgeschoss haben es gehört. [onderbewindgestelde] muss sofort raus oder ich gehe zum Huurcommissie. Das ist jetzt extrem geworden.”
[huurder 2] heeft diezelfde dag aangifte van mishandeling gedaan (productie 16 bij dagvaarding).
2.15.
In een schriftelijke verklaring van 19 november 2021 heeft [huurder 2] , geciteerd voor zover van belang, het volgende verklaard (productie 6 bij dagvaarding):
“(…) Als ik in mijn huis een deur dichtdeed of geluid maakte, werd hij erg boos. Hij begon met een hard voorwerp tegen de muren te slaan.(…)
3. U vraagt mij wanneer de problemen erger zijn geworden. Dat is 7/8 maanden geleden. Begin van dit jaar. Het ging steeds slechter met [onderbewindgestelde] . Zijn appartement zag er slecht uit. Hij had vaak niet gegeten. Toen heb ik bij zijn familie/vrienden gezegd dat hij hulp nodig heeft. De familie/vriend was het daarmee eens. Nadat ik dit had gezegd veranderde het gedrag van [onderbewindgestelde] . (…) Daarna werd hij verbaal agressief. Heel luidruchtig. Hij schopte en bonkte tegen mijn deur. Hij stal ook de post.(…) Met het allerergste incident, een paar weken geleden op 5 november 2021. Toen verliet ik mijn appartement en viel [onderbewindgestelde] mij fysiek aan. (…) Hij kwam de hal in rennen en begon met een stok op mijn lichaam in te slaan. Ik werd overal geslagen. Ik had een bult op mijn hoofd. De politie werd gebeld. (…)
4. (…) Als [onderbewindgestelde] thuis is, gebeurt dit bijna non-stop.(…)
5. (…) Hij is een zieke oude man, daarom voel ik me niet fysiek bang. Maar hij heeft mij 1 keer van achteren heeft aangevallen. Dat zag ik niet aankomen, daardoor ben ik nu wel bang. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagde in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] veroordeelt om het appartement, plaatselijk bekend als de [adres] [huisnummer 1] te [plaats] , binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis te ontruimen en te verlaten alsmede ontruimd te houden, met al de zijnen en het zijne, onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan [eisende partij] , met machtiging van [eisende partij] bij gebreke van voldoening hieraan die ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van gedaagde met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
gedaagde in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] veroordeelt tot betaling van de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten ex artikel 237 lid 3 Rv, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat gedaagde in verzuim is deze kosten te voldoen.
3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [onderbewindgestelde] sinds eind 2018 ernstige en structurele overlast veroorzaakt in de vorm van geluidsoverlast, stank- en rookoverlast en agressief, intimiderend en gewelddadig gedrag.
De overige huurders van het pand - en met name [huurder 2] - ervaren hierdoor ernstige hinder. Ook de voormalige huurder van appartement [huisnummer 2] heeft zijn huurovereenkomst al na enkele dagen opgezegd vanwege geluidsoverlast afkomstig van [onderbewindgestelde] (productie 3 bij dagvaarding), aldus [eisende partij] . [onderbewindgestelde] handelt daarmee in strijd met de verplichtingen op grond van de wet (artikel 7:213 BW) en de huurovereenkomst (artikel 13.4 Algemene Bepalingen). Op [eisende partij] rust de verplichting om de (andere) huurders een ongestoord woongenot te bieden.
3.3.
Het verweer van de bewindvoerder, althans van [onderbewindgestelde] , strekt tot afwijzing van de vordering. Hij voert daartoe - samengevat - aan dat het een oud pand betreft met onder andere houten vloeren, dunne wanden en een houten trappenhuis met als gevolg dat het pand extreem gehorig is. Dit heeft, aldus [onderbewindgestelde] , tot gevolg dat de bewoners van het pand over en weer (meer) geluiden van elkaar dienen te verdragen, maar anderzijds ook dat zij elkaar daarop moeten kunnen aanspreken. Dat de voormalige bewoner van appartement [huisnummer 2] na enkele dagen zijn huurovereenkomst opzegde, heeft ook alles te maken met die extreme gehorigheid. [onderbewindgestelde] betwist de hem verweten geluidsoverlast, alsmede dat sprake zou zijn van agressief en intimiderend gedrag. Hij heeft [huurder 2] nimmer aangevallen. Het is juist [huurder 2] die hem uitdaagt door opzettelijk veel geluid te produceren. [onderbewindgestelde] verwijst ter onderbouwing naar een tweetal videofragmenten (IMG_3340 en IMG_4061) waarop te zien is dat [huurder 2] net zo lang doorgaat met stofzuigen (en dat filmt) totdat [onderbewindgestelde] daarop reageert. Dat [onderbewindgestelde] enige tijd niet in staat was zijn appartement op orde te houden, was een rechtstreeks gevolg van de fysieke beperkingen als gevolg van een operatie aan zijn heup. Tot slot verdwijnt er regelmatig post bestemd voor [onderbewindgestelde] . De brief van [eisende partij] van 4 november 2021 heeft [onderbewindgestelde] niet ontvangen. Van de brief van [eisende partij] van 19 november 2021 nam [onderbewindgestelde] eerst op 8 december 2021 kennis, aangezien die brief toen, samen met de dagvaarding, in de bus lag.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:438 lid 1 en 2 BW en artikel 1:441 lid 1 BW heeft de rechthebbende gelet op het ingestelde beschermingsbewind niet de bevoegdheid om zelfstandig te procederen, maar treedt de bewindvoerder ter zake de onder bewind staande goederen op als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende. Daar waar hierna over [onderbewindgestelde] wordt gesproken, wordt daarmee derhalve tevens de bewindvoerder bedoeld en vice versa.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.3.
Bij de beoordeling van een vordering tot het treffen van een onmiddellijke voorziening moet de voorzieningenrechter zich - bij wijze van uitgangspunt - richten naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat de gevorderde veroordeling tot ontruiming van het door [onderbewindgestelde] gehuurde appartement alleen kan worden toegewezen als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat een op artikel 7:213 BW gebaseerde vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast moet ook beoordeeld worden of van [eisende partij] niet kan worden gevergd een bodemprocedure af te wachten. Het belang van [eisende partij] bij het treffen van de voorziening en de gevolgen voor [onderbewindgestelde] bij het ten onrechte treffen van een voorziening dienen bij de beoordeling betrokken te worden. Daarbij staat voorop dat een ontruiming van een woning een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in de rechten van de huurder.
4.4.
Alle omstandigheden en belangen van dit geval in aanmerking genomen is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eisende partij] op dit moment een zodanig spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening die strekt tot ontruiming van het gehuurde dat dit belang zwaarder dient te wegen dan de belangen van [onderbewindgestelde] . [eisende partij] heeft als grond voor de door hem gevorderde ontruiming aangevoerd dat sprake is van zodanige overlast dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Ter staving van deze stelling verwijst [eisende partij] naar de door hem overgelegde producties, die voor een groot deel verklaringen van [huurder 2] betreffen en derhalve afkomstig zijn van voornamelijk slechts één bron. De verklaring van [bewoner] (zie 2.12) voegt daar naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter te weinig aan toe, nu uit die verklaring onvoldoende blijkt dat daadwerkelijk sprake is van geluidsoverlast afkomstig van [onderbewindgestelde] . In de e-mail van de voormalige huurder van het appartement boven [onderbewindgestelde] geeft die huurder weliswaar aan dat [onderbewindgestelde] “klopt” en “schreeuwt” en dat wanneer hij hem daarop wil aanspreken, [onderbewindgestelde] daar niet voor open staat en agressief reageert (zie 2.3), maar ook die enkele gebeurtenis is - voor zover al juist - naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende om thans over te gaan tot een veroordeling tot ontruiming. Daarbij neemt de kantonrechter in acht de stelling van [onderbewindgestelde] dat het een zeer gehorig pand betreft, welke stelling [eisende partij] niet, althans onvoldoende heeft betwist.
4.5.
De tijdens de mondelinge behandeling op verzoek van [eisende partij] bekeken videofragmenten maken dat niet anders. Uit die fragmenten blijkt immers weliswaar van enige overlast door [onderbewindgestelde] , maar de kantonrechter constateert tevens dat de gemoederen tussen [huurder 2] en [onderbewindgestelde] inmiddels hoog zijn opgelopen met onderlinge confrontaties tot gevolg. Niet gebleken is wat de exacte aanleiding daartoe telkens is geweest (geluidsoverlast afkomstig van [onderbewindgestelde] , of [huurder 2] die - zoals [onderbewindgestelde] stelt en door [eisende partij] onvoldoende is betwist - [onderbewindgestelde] uitdaagt, of gebruikelijke leefgeluiden die partijen vanwege de extreme gehorigheid van het pand moeilijk van elkaar kunnen verdragen). De andere argumenten van [eisende partij] ter onderbouwing van zijn standpunt dat [onderbewindgestelde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt (het stelen van de post, de stank- en/of rookoverlast, de staat van onderhoud van zijn appartement), welke argumenten [onderbewindgestelde] alle gemotiveerd heeft betwist, acht de kantonrechter evenmin steekhoudend.
4.6.
Gelet op al het vorenstaande kan dus niet worden geoordeeld dat de bodemrechter met grote waarschijnlijkheid het bevel tot ontruiming zal geven. Daarvoor heeft [eisende partij] zijn stellingen, in het licht van het gemotiveerde verweer van [onderbewindgestelde] , onvoldoende onderbouwd. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [onderbewindgestelde] gevallen en tot vandaag begroot op € 747,00. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna onder de beslissing nader is bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van de bewindvoerder tot vandaag vastgesteld op € 747,00,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de bewindvoerder volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
RJ