ECLI:NL:RBLIM:2022:4892

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9535416 CV EXPL 21-5581
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige ziektekostenpremies met compensatie van proceskosten

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V. betaling van achterstallige ziektekostenpremies door gedaagde, die een zorgverzekeringsovereenkomst met eiseres heeft afgesloten. De vordering betreft een bedrag van € 549,92, vermeerderd met rente en kosten, voor de maanden oktober 2018, december 2018 en januari tot en met maart 2019. Gedaagde heeft een deel van de incassokosten betaald, maar betwist de openstaande schuld, stellende dat eiseres regelmatig vergoedingen voor thuishulp heeft betaald en dat er geen openstaande bedragen meer zijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet heeft aangetoond dat zij de gevorderde premies heeft betaald en dat eiseres geen verplichting heeft om vergoedingen te verrekenen met openstaande bedragen. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van eiseres op goede gronden ter incasso is uit handen gegeven en wijst het gevorderde bedrag toe. Echter, de kantonrechter merkt op dat eiseres nodeloze kosten heeft gemaakt door de vorderingen in afzonderlijke procedures aanhangig te maken, en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9535416 \ CV EXPL 21-5581
Vonnis van de kantonrechter van 6 juli 2022
in de zaak van:
de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[eiser],
wonend [straatnaam] ,
[postcode] Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde partij,
gemachtigde A&F Incasso & Partners B.V..

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de brief van de griffier aan de gemachtigde van eiseres d.d. 21 april 2022
  • de akte van eiseres
  • de antwoordakte van gedaagde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde is met eiseres een zorgverzekeringsovereenkomst aangegaan. Uit hoofde van die overeenkomst is gedaagde maandelijks bij vooruitbetaling verzekeringspremie aan eiseres verschuldigd.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde tot betaling van € 549,92, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eiseres vordert betaling van ziektekostenpremie over de maanden oktober 2018, december 2018 en januari tot en met maart 2019. De hoofdsom bedraagt € 606,92, en daarnaast vordert eiseres € 91,04 aan buitengerechtelijke incassokosten, btw over de incassokosten ad € 19,12 en ten slotte rente tot aan de dagvaarding ten bedrage van € 31,78.
Gedaagde heeft een bedrag van € 198,94 in mindering aan de incassogemachtigde betaald.
4.2.
Gedaagde betwist dat zij nog een openstaande schuld heeft bij eiseres. Dit volgt uit het feit dat eiseres regelmatig thuishulp aan gedaagde vergoedt. Mocht gedaagde nog een schuld bij eiseres hebben, dan zou eiseres die schuld toch verrekend hebben. En anders had eiseres de schuld dienen te vorderen in een reeds eerder door haar gevoerde gerechtelijke procedure.
4.3.
Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat zij geen plicht heeft om eventuele vergoedingen te verrekenen met openstaande bedragen. Sinds 2021 betaalt eiseres declaraties met betrekking tot thuiszorg rechtstreeks uit aan gedaagde. Desondanks is er sprake van niet betaalde verzekeringspremies.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat gedaagde niet heeft weersproken dat zij maandelijks premie aan eiseres moet betalen. Zij heeft niet aangetoond dat zij de in deze procedure door eiseres gevorderde premies heeft betaald. Eiseres heeft toegelicht dat zij geen verrekening heeft toegepast en dit is door gedaagde ook niet aannemelijk gemaakt. De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.5.
Eiseres heeft haar vordering naar het oordeel van de kantonrechter op goede gronden ter incasso uit handen gegeven. Een en ander betekent dat het gevorderde bedrag van € 549,92 zal worden toegewezen.
4.6.
De kantonrechter begrijpt uit de nadere akte van eiseres dat er nog twee andere gerechtelijke procedures tegen gedaagde zijn gevoerd. De eerste procedure had betrekking op de verschuldigde verzekeringspremie over de maanden november 2017, februari 2018, mei 2018 en augustus 2018. Er is gedagvaard op 8 januari 2019. Volgens eiseres was het toen niet mogelijk om de onderhavige vordering al mee te nemen omdat die toen nog niet opeisbaar was. De tweede gerechtelijke procedure zag op verschuldigd eigen risico over 2018 en er is gedagvaard op 30 oktober 2019. Eiseres stelt dat de onderhavige procedure niet is meegenomen omdat dit problemen zou geven bij de executie: voor eigen risico is het niet mogelijk om beslag te leggen op de zorgtoeslag en voor verzekeringspremies wel.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft eiseres onvoldoende onderbouwd waarom zij drie kort na elkaar ontstane vorderingen niet in één procedure voor de kantonrechter had kunnen brengen. Zoals gedaagde in haar antwoordakte terecht stelt, had eiseres in het eerste dossier iets later kunnen dagvaarden zodat toen ook al de onderhavige vordering meegenomen had kunnen worden. Verder is de kantonrechter van oordeel dat eventuele problemen bij de executie niet van tevoren al op gedaagde kunnen worden afgewenteld. Ook de vordering met betrekking tot het eigen risico over 2018 had bij de andere dossiers gevoegd kunnen worden. Door ervoor te kiezen om de drie vorderingen in afzonderlijke procedures aanhangig te maken, heeft eiseres nodeloze kosten gemaakt. Het is belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan, nu in zaken van betrekkelijke omvang de proceskosten in verhouding tot de hoogte van de vorderingen erg hoog zijn.
4.8.
In die omstandigheid ziet de kantonrechter dan ook aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 549,92, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: