ECLI:NL:RBLIM:2022:4872

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
304405 KGZA 22-142 08062022
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering in kort geding met betrekking tot gebruik onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen VDL Vastgoed BV en een gedaagde partij. VDL, eigenaar van een onroerende zaak, vorderde de ontruiming van een gedeelte van deze zaak dat door de gedaagde in gebruik was. VDL stelde dat de gedaagde zonder recht of titel gebruik maakte van de onroerende zaak en had hem gesommeerd om voor 15 april 2022 te ontruimen. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er mondelinge afspraken waren gemaakt die hem het gebruik van de onroerende zaak toestonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de vordering van VDL in een bodemprocedure kans van slagen had. Daarom werd de vordering afgewezen en werd VDL veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 1.330,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in kort geding procedures en de definitieve aard van ontruimingsvorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/304405 / KG ZA 22-142
Vonnis in kort geding van 8 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VDL VASTGOED BV,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaat mr. H.J. Heynen te Venlo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.L.G.J. Eikelboom te Maastricht.
Partijen worden hierna VDL en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 mei 2022 met producties 1 tot en met 3;
  • producties 4 en 5 van VDL, binnengekomen bij de rechtbank op 20 mei 2022;
  • producties 1 tot en met 19 van [gedaagde] , binnengekomen bij de rechtbank op 24 mei 2022;
  • productie 6 van VDL, binnengekomen bij de rechtbank op 25 mei 2022;
  • producties 20 en 21 van [gedaagde] , binnengekomen bij de rechtbank op 26 mei 2022;
  • de mondelinge behandeling op 30 mei 2022 en de op de mondelinge behandeling overgelegde pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VDL is sinds 14 januari 2022 eigenaar van de onroerende zaak staande en gelegen te [postcode] [plaats] aan de [adres] (hierna: de onroerende zaak).
2.2.
Voorafgaand aan de eigendomsoverdracht stelde VDL vast dat [gedaagde] een deel van de onroerende zaak in gebruik had. Het betreft vier boxen, een stenen schuur en 150m2 grond.
2.3.
VDL heeft Ad Hoc ingeschakeld omdat zij de onroerende zaak aan derden in gebruik wil geven in het kader van leegstandsbeheer. VDL heeft Ad Hoc verzocht contact op te nemen met [gedaagde] om te bezien of met hem afspraken zouden kunnen worden gemaakt. Het is Ad Hoc niet gelukt om afspraken te maken met [gedaagde] .
2.4.
Bij brief van 14 maart 2022 heeft VDL [gedaagde] gesommeerd dat hij vóór 15 april 2022 moet overgaan tot volledige ontruiming van het bij hem in gebruik zijnde gedeelte van de onroerende zaak. Tot op heden heeft [gedaagde] de onroerende zaak niet ontruimd.

3.Het geschil

3.1.
VDL vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om:
[gedaagde] met al het zijne en de zijnen te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van het vonnis tot volledige ontruiming van het door hem in gebruik zijnde gedeelte van de onroerende zaak, te ontruimen en ontruimd te houden en ter vrije beschikking van VDL te stellen;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
VDL legt aan haar vordering de stelling ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel gebruik maakt van de onroerende zaak van VDL, althans een gedeelte daarvan. Dit is onrechtmatig en deze onrechtmatige toestand moet worden beëindigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van VDL en tot afwijzing van de vorderingen van VDL.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevraagde voorziening moet worden afgewezen en dat VDL moet worden veroordeeld in de proceskosten. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2.
Beoordeeld moet worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat gerechtvaardigd is daarop door toewijzing van de vordering vooruit te lopen. Daarbij moet de rechtbank uitgaan van de voorshands vaststaande feiten met de beperkte toetsing daarvan (zonder nadere bewijsvoering) die in deze procedure in beginsel slechts mogelijk is.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of er mondelinge afspraken zijn gemaakt op grond waarvan [gedaagde] gebruik maakt van een deel van de onroerende zaak van VDL. [gedaagde] stelt dat hij met de heer [medewerker VDL 1] van VDL heeft afgesproken dat hij 3 à 3,5 jaar gebruik mag maken van een deel van de onroerende zaak. Hij onderbouwt die stelling met een gedetailleerd feitenrelaas van het verloop/de geschiedenis van het “ [terrein] ” in relatie tot het beheer door [naam 1] en de familie [familie gedaagde] (productie 10), de verklaring d.d. 18 april 2022 van de heer [naam 2] (productie 11) en een gedetailleerd verslag van het gesprek d.d. 25 februari 2022 om 11:00 uur tussen enerzijds de heer [medewerker VDL 2] en de heer [medewerker VDL 3] van VDL en anderzijds [gedaagde] , mevrouw [familie gedaagde] en de heer [naam 2] (productie 13). VDL betwist het bestaan van een dergelijke mondelinge afspraak en stelt dat VDL enkel heeft toegestaan dat [gedaagde] gedurende enkele weken het gebruik van de onroerende zaak mocht voortzetten totdat VDL wist hoe zij het leegstandsbeheer ging inrichten.
4.4.
Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld valt zonder bewijslevering – waarvoor deze kortgedingprocedure zich niet leent – niet vast te stellen wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. Daardoor kan de voorzieningenrechter ook niet tot het oordeel komen dat de vordering van VDL in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat gerechtvaardigd is daarop door toewijzing daarvan vooruit te lopen.
4.5.
Tevens kan de gevorderde ontruiming niet worden toegewezen in kort geding gelet op de definitieve aard daarvan.
4.6.
VDL zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00
4.7.
VDL zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt VDL in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.330,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte op 8 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: CL