[gedaagden in de hoofdzaak] hebben vanaf medio 2013 boekhoudkundige werkzaamheden voor [handelsnaam 1] verricht. Zij voerden deze werkzaamheden uit op grond van een overeenkomst tussen Susteco International B.V. (hierna: Susteco) en [handelsnaam 1] . Susteco was een besloten vennootschap waarvan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 2] enig aandeelhouder en bestuurder was. Inmiddels is Susteco uitgeschreven uit het handelsregister. Vanaf 10 april 2018 verliep de administratie via [handelsnaam 2] in plaats van Susteco.
3. Het geschil
in de hoofdzaak3.1. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt dat [gedaagden in de hoofdzaak] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 2] is te kort geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] . [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vordert uit dien hoofde (na wijziging van eis) dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, [gedaagden in de hoofdzaak] zal veroordelen tot:
I. betaling van € 270.785,50 in het kader van de onrechtmatige overboekingen;
II. betaling van € 16.774,40 (inclusief btw) in het kader van schade die [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] lijdt omdat zij een boekhoudster moet inschakelen om onderzoek te doen naar haar boekhouding over de jaren 2017- 2020 en het alsnog laten opstellen van jaarstukken en het doen van fiscale aangiften;
III. betaling van € 7.750,00 in het kader van de terugbetaling van de lening die [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident]
in 2017 heeft verstrekt;
IV. betaling van € 12.500,00 in het kader van de terugbetaling van de lening die [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident]
heeft verstrekt in het kader van het Libereum-project;
V. betaling van € 2.920,71 in het kader van de door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betaalde advocaatkosten die niet gedekt zijn door haar verzekering;
VI. betaling van (primair) € 20.000,00 in het kader van immateriële schadevergoeding;
VII. afgifte van de volledige administratie die aan [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] toebehoort en die door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan
[gedaagden in de hoofdzaak] is overhandigd uit hoofde van de (boekhoud)overeenkomst die zij met [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] hebben gesloten, bestaande uit onder meer alle bankafschriften, facturen, bonnen en
e-mailwisselingen over de boekjaren 2017 - 2021 binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagden in de hoofdzaak] met afgifte in gebreke blijven, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 75.000,00;
VIII. de proceskosten en de nakosten.