ECLI:NL:RBLIM:2022:4854

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
C/03/291362 / HA ZA 21-209
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een echtscheidingsconvenant met betrekking tot de overbedeling en rentevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de nakoming van een echtscheidingsconvenant tussen twee partijen die op 2 september 1994 zijn gehuwd en op 4 maart 2008 zijn gescheiden. In het convenant van 27 mei 2008 is onder andere afgesproken dat de overwaarde van de echtelijke woning, die in gemeenschappelijk eigendom was, aan de vrouw zou worden toegescheiden. De partijen hebben een bedrag van € 80.000,00 vastgesteld als overwaarde, vermeerderd met een rentevergoeding van 3% per jaar. De man vordert nu betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente, terwijl de vrouw betwist dat het bedrag van € 80.000,00 nog steeds geldt en stelt dat de vordering verjaard is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op 22 november 2013 een bedrag van € 20.000,00 aan de man heeft betaald, maar dat er nog een restant van € 72.891,10 openstaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rente vanaf 10 juli 2008 verschuldigd is en dat de vrouw ook de rente over het openstaande bedrag moet betalen. De rechtbank heeft de vordering van de man toegewezen en de vrouw veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag en de verschuldigde rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/291362 / HA ZA 21-209
Vonnis van 22 juni 2022
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.M.H.H. Tuinstra,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J.C. Bolton.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 april 2021 met producties 1 tot en met 5
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 3
  • de dagbepaling van de mondelinge behandeling
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte eiswijziging van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met producties 6 en 7
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 maart 2022
  • de antwoordakte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met productie 4.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn op 2 september 1994 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd.
2.2.
Het huwelijk tussen partijen is ontbonden door inschrijving van de
echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Valkenburg aan de Geul op 4 maart 2008.
2.3.
Op 27 mei 2008 zijn partijen een echtscheidingsconvenant en op 10 juli 2008 een aanvulling daarop overeengekomen. In het convenant van 27 mei 2008 staat - voor zover thans van belang - het volgende:
“(...) 6. De echtelijke woning, staande en gelegen te [woonplaats 2] , aan de [adres] , betreft een woning in gemeenschappelijk eigendom.
De man heeft de woning inmiddels verlaten.
De woning is belast met een hypotheek bij de Rabobank met als hoofdsom € 231.000,00. Aan de hypotheek is verpand een Spaarzekerpolis, afgesloten bij Interpolis onder polisnummer 401 09 231 en een waarde per
7 januari 2008 van € 34.182,53. Nadien hebben partijen een geldlening opgenomen bij de Rabobank onder
nr 1241 914 990 ten bedrage van € 20.000,00 welke geldlening is verstrekt in de vorm van een aflossingsvrije hypotheek.
Partijen komen overeen dat de woning, alsmede de aan de woning verbonden hypotheken en de Spaarzekerpolis, zullen worden toegescheiden aan de vrouw. Partijen stellen de overwaarde, inclusief alle uit dit convenant voortvloeiende verrekenposten, op € 80.000,00, te vermeerderen met een enkelvoudige rentevergoeding van 3% per jaar dan wel een gedeelte van een jaar over het resterende bedrag tot aan de dag der voldoening. Uitbetaling zal verder plaatsvinden onder de navolgende voorwaarden:
  • de vrouw zal het aan de man toekomende deel van de overwaarde voldoen zodra de jongste dochter van partijen de lagere school verlaten heeft;
  • de vrouw zal het aan de man toekomende deel van de overwaarde op ieder moment dat zij daartoe financieel in staat is kunnen voldoen, eventueel in deelbetalingen van minimaal € 1.000,00 per keer;
  • indien de vrouw gaat samenwonen met een ander als ware zij gehuwd dan wel zal huwen met een ander zal de helft van de overwaarde voor de man meteen opeisbaar zijn;
  • ingeval de vrouw aanspraak zal moeten maken op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen dan wel in staat van faillissement is geraakt, zal de helft van de overwaarde voor de man meteen opeisbaar zijn.
De man zal op eerste afroep van de vrouw binnen dertig dagen na ondertekening van dit echtscheidingsconvenant zijn medewerking verlenen aan de wijziging tenaamstelling van de woning op de vrouw bij notaris [naam notaris] te [vestigingsplaats] . De kosten van de wijziging tenaamstelling van de woning zullen worden gedragen door de vrouw.
De vrouw vrijwaart de man uitdrukkelijk en onherroepelijk voor alle aanspraken van derden, de huidige hypotheek betreffende. De vrouw zal de hypothecaire- en eigenaarslasten van de woning vanaf het moment van overdracht van de woning voor eigen rekening voldoen. De bank heeft de vrouw inmiddels toegezegd dat na overschrijving van de woning op naam van de vrouw de bank de man zal ontheffen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid.
19. Rekening houdend met diverse schenkingen welke partijen gedurende het huwelijk hebben ontvangen hebben partijen een verdeling van het vermogen laten vaststellen door notaris [naam notaris] te [vestigingsplaats] . Deze
berekening, uitgaande van een waarde van de woning van € 425.000,00, wordt door partijen als juist erkend met
dien verstande dat de waarde van de woning ten tijde van de uitbetaling aan de man opnieuw zal moeten worden vastgesteld. Partijen hechten er waarde aan dat de berekeningswijze aan dit convenant wordt gehecht als productie 1. (...)
24. Partijen verklaren, met inachtneming en na effectuering van het bovenstaande, niets meer van elkaar te vorderen te hebben, alle eigendom c.q. gemeenschappelijke activa en passiva te hebben gescheiden en gedeeld en elkaar, voor nu en alsdan, volledige kwijting en definitieve decharge te verlenen. (...)”
In de aanvulling zijn partijen op 10 juli 2008 met betrekking tot punt 6 het volgende nader overeengekomen:
“(...) 1. In de vierde alinea van punt 6 van het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat de overwaarde, inclusief alle uit het convenant voortvloeiende verrekenposten, op
€ 80.000,00 wordt gesteld.
2. Partijen zijn verder overeengekomen dat het bedrag van € 80.000,00 zal worden vermeerderd met een enkelvoudige rentevergoeding van 3% per jaar dan wel een gedeelte van een jaar over het resterende bedrag tot aan de dag der voldoening.
3. Aanvullend komen partijen overeen dat deze rentevergoeding achteraf zal dienen te worden voldaan en dus niet jaarlijks zolang de uitbetaling niet heeft plaatsgevonden. (...)”
2.4.
Op 1 augustus 2013 verliet de jongste dochter van partijen de lagere school.
2.5.
Op 22 november 2013 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgemaakt een bedrag van
€ 20.000,00.
2.6.
Ondanks verzoeken, sommaties en pogingen om te komen tot een minnelijke regeling, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen verdere betalingen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gedaan, omdat partijen het oneens zijn over de hoogte van het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen bedrag en de berekening van de verschuldigde rente daarover.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1.
primair[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van
€ 226.971,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2022 althans vanaf datum vermeerdering eis, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening;
2.
subsidiair
een deskundige benoemt, zijnde een gecertificeerde en gekwalificeerde taxateur, die handelt op basis van erkende regels en richtlijnen, is ingeschreven in het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs, in de regio actief is, en niet eerder in de afgelopen jaren betrokken is geweest bij de taxatie van dit pand, die de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] per taxatiedatum zal vaststellen;
op basis van deze waarde de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verschuldigde overbedelingsvordering vaststelt conform de berekeningssystematiek en de overige gegevens die blijken uit de bijlage 2 bij het echtscheidingsconvenant de dato
27 mei 2008, een en ander zoals in randnummer 11 van de akte wijziging eis is beschreven;
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het aldus bepaalde bedrag in hoofdsom aan overbedelingsuitkering te betalen, te vermeerderen met de enkelvoudige rente van 3% per jaar gerekend vanaf 10 juli 2008 tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat daarop de deelbetaling van EUR 20.000,-, door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op
22 november 20213 verricht, nog in mindering strekt;
3.
méér subsidiair[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 135.363,09, te vermeerderen met de wettelijke rente primair vanaf 1 april 2021, en subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4.
nog méér subsidiair[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 88.977,07, te vermeerderen met de wettelijke rente primair vanaf 1 april 2021, en subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsmede in de gebruikelijke nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke renten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat randnummer 6 van het convenant, dat door partijen op
27 mei 2008 is ondertekend, aldus gelezen moet worden dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag toekomt van € 40.000 en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze in het onderstaande in onderling verband beoordelen.
vordering in conventie verjaard?
4.2.
Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is de vordering tot vernietiging van een verdeling door verloop van drie jaar na de verdeling verjaard. Omdat partijen op 27 mei 2008 verdeeld hebben, is de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verjaard, zo betoogt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
4.3.
De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert in deze procedure geen vernietiging van de verdeling maar nakoming van afspraken die neergelegd zijn in het echtscheidingsconvenant en de aanvullende overeenkomst.
art. 6 convenant: € 80.000,00 of € 40.000,00?
4.4.
Partijen verschillen van mening over hetgeen zij in art. 6 van het convenant en de nadere aanvulling daarop zijn overeengekomen met betrekking tot het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen bedrag wegens overbedeling. Kort gezegd heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aangevoerd dat uit art. 6 (onder de vier streepjes) blijkt dat er € 40.000,00 moet worden betaald, hetgeen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - onder verwijzing naar onder meer de berekening van de notaris - betwist.
4.5.
De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet in haar betoog met betrekking tot de uitleg van art. 6. De voorwaarden zoals neergelegd in art. 6 onder de vier streepjes zien naar het oordeel van de rechtbank enkel op het
momentvan uitbetaling (eerste streepje: verlaten lagere school jongste kind), de
wijzevan betaling (tweede streepje: afzonderlijke betalingen van minimaal € 1.000,00) en
vervroegde opeisbaarheidvan de helft van de overwaarde (derde streepje: samenwonen en vierde streepje: wsnp of faillissement). De voorwaarden zien niet op de hoogte van het totaal te betalen bedrag dat partijen zijn overeengekomen. Ook de door de notaris gemaakte berekening, die als bijlage gehecht is aan het convenant, komt uit op een bedrag van (afgerond) € 80.000,00 dat door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet worden voldaan, hetgeen consistent is met hetgeen in art. 6 staat. Ten slotte staat onder (1) in de overeengekomen aanvulling eveneens expliciet het bedrag van € 80.000,00 genoemd, zodat ook daarin geen ondersteuning gevonden kan worden voor het betoog van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij slechts € 40.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zou moeten betalen. Gelet hierop gaat de rechtbank als vaststaand uit van het bedrag van € 80.000,00 dat partijen als overbedeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] respectievelijk onderbedeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn overeengekomen.
ingangsdatum rente
4.6.
In de overeengekomen aanvulling hebben partijen onder (2) nogmaals opgenomen dat het bedrag van € 80.000,00 zal worden vermeerderd met een
enkelvoudigerentevergoeding van 3 % per jaar dan wel een gedeelte van een jaar over het resterende bedrag tot aan de dag der voldoening. In aanvulling daarop zijn partijen overeengekomen dat de rentevergoeding achteraf dient te worden voldaan in plaats van jaarlijks zolang de uitbetaling niet heeft plaatsgevonden.
4.7.
Partijen verschillen van mening over de ingangsdatum van de verschuldigde rente. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft - kort gezegd - gesteld dat vanaf 10 juli 2008 (datum aanvulling convenant) tot aan de datum van de deelbetaling op 22 november 2013 een bedrag van € 12.891,10 aan rente verschuldigd was. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ziet het moment waarop de jongste dochter van partijen de lagere school heeft verlaten (1 augustus 2013) op de opeisbaarheid ervan. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de
wettelijkerente gaat lopen op het moment dat de vordering opeisbaar is geworden, te weten vanaf het moment dat de dochter van partijen de lagere school heeft verlaten.
4.8.
Partijen spreken in het convenant en in de aanvulling op het convenant niet over wettelijke rente maar over 3% per enkelvoudige rente. De rechtbank zal bij de beoordeling dan ook uitgaan van de enkelvoudige rente van 3% per jaar.
4.9.
Als ingangsdatum van de rente heeft te gelden de datum waarop de aanvulling door partijen is overeengekomen, te weten op 10 juli 2008. Partijen hebben op dat moment immers een nadere afspraak over de verschuldigde rente gemaakt, reden waarom het vanaf dat moment ingaat, en niet - zoals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft aangevoerd - pas op het moment dat de vordering opeisbaar werd, te weten vanaf 1 augustus 2013 toen de jongste dochter de lagere school verliet.
art. 19 - actuele waarde woning en rente
4.10.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft - kort gezegd - gesteld dat de hoogte van zijn vordering, gezien hetgeen in art. 19 is overeengekomen, opnieuw moet worden vastgesteld, en wel naar de actuele waarde van de woning, die volgens hem in februari 2022 € 614.029,00 was.
4.11.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft dit betwist. Volgens haar moet worden vastgehouden aan de waarde die partijen in het convenant zijn overeengekomen, te weten € 425.000,00. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ten tijde van de betaling in 2013 niet verzocht om een herwaardering, maar komt er pas in de onderhavige procedure mee. Onder verwijzing naar diverse WOZ-waarden en verkoopprijzen van referentiepanden betwist [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehanteerde waarde van € 614.029,00. Bovendien staan de verdelingsafspraken tussen partijen vast. De in het convenant van 27 mei 2008 gehanteerde peildatum voor de waarde is de datum van feitelijke verdeling. Sindsdien heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niets meer bijgedragen aan lasten van de woning, is de woning volledig eigendom geworden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ontslagen uit hoofdelijke aansprakelijkheid en heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de woning verfraaid. Onder die omstandigheden is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog te laten profiteren van de waardestijging van de woning, aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
4.12.
De rechtbank volgt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet in zijn stelling dat uitgegaan moet worden van de actuele waarde van de woning. Art. 19 van het convenant spreekt weliswaar over het opnieuw vaststellen van de waarde van woning ten tijde van de uitbetaling aan hem, maar een duidelijke koppeling met art. 6 van het convenant wat betreft de berekening van de rente en de hoogte van het bedrag waarover dat berekend moet worden, is niet opgenomen. Ook in de aanvullende overeenkomst wordt met geen woord gerept over een mogelijke toekomstige bijstelling van het bedrag van € 80.000,00. Vaststaat verder dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op
22 november 2013 een bedrag van € 20.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft betaald. Uit niets is gebleken dat partijen op dát moment een “actuele(re)” waarde van de woning hebben vastgesteld dan wel dat zij ervan uitgingen dat dit nog zou moeten gebeuren. Ook in de verzoeken en sommaties van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit 2018 en 2019 gericht aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (producties 4 en 5 dagvaarding) wordt niet verzocht om de waarde van de woning opnieuw vast te stellen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat partijen tot uitgangspunt hebben genomen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] € 80.000 zou moeten betalen, te vermeerderen met 3% enkelvoudige rente. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat vaststaat dat na het sluiten van het convenant de woning volledig eigendom is geworden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is ontslagen, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf dat moment alle lasten voor de woning heeft voldaan en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de woning heeft onderhouden en verfraaid. Onder deze omstandigheden is de rechtbank met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om over te gaan tot herwaardering van de woning en op basis daarvan de rente te berekenen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, bestaat er geen aanleiding een taxateur te benoemen, zodat dit deel van het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in conventie gevorderde zal worden afgewezen.
wat is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot en met de datum van dit vonnis verschuldigd aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ?
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat de enkelvoudige 3% rente over de periode
10 juli 2008 tot 22 november 2013 over € 80.000,00 in totaal € 12.891,10 bedraagt. De rechtbank neemt dit als vaststaand aan. Dat betekent dat op 22 november 2013 [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een bedrag van € 80.000,00 + € 12.891,10 = € 92.891,10 verschuldigd was. Het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op 22 november 2013 betaalde bedrag van € 20.000,00 strekt conform art. 6:44 BW eerst in mindering op de verschuldigde rente van € 12.891,10. Het resterende bedrag van € 7.108,90 strekt vervolgens in mindering op het bedrag van
€ 80.000,00, zodat een hoofdsom van € 72.891,10 resteert per 22 november 2013.
4.14.
Over dit bedrag van € 72.891,10 is per 22 november 2013 3 % enkelvoudige rente per jaar verschuldigd. De overeengekomen rente die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te voldoen over de periode 22 november 2013 tot en met 22 juni 2022 (het moment van wijzen van dit vonnis) bedraagt € 18.769,97.
4.15.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet toegelicht op grond waarvan hij gerechtigd is om over de hoofdsom en de sinds 22 november 2013 verschenen rente van 3% per jaar wettelijke rente te berekenen vanaf 22 maart 2022. Bij gebrek aan onderbouwing wijst de rechtbank dit deel van de vordering af.
concluderend
4.16.
Het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in conventie gevorderde wordt als volgt toegewezen:
- [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal worden veroordeeld om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van
€ 72.891,10 (resterende hoofdsom),
- [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal worden veroordeeld om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van
€ 18.769,97 (verschuldigde rente berekend vanaf 22 november 2013 tot en met datum van dit vonnis).
4.17.
Het meer of anders gevorderde in conventie wordt afgewezen.
4.18.
Het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in reconventie zal worden afgewezen.
proceskosten
4.19.
In het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten over en weer (in conventie en in reconventie) te compenseren, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 72.891,10 (resterende hoofdsom),
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 18.769,97 (verschuldigde rente berekend over 22 november 2013 tot en met 22 juni 2022),
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JC