4.1.[gedaagde, tevens eiser in conventie] vordert in conventie (na eiswijziging):
1. [bedrijf gedaagde] te bevelen om binnen vier dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis:
a. (een afschrift van) de originele oprichtingsstatuten en daaropvolgende, mogelijke statutenwijzigingen van [bedrijf gedaagde] te overleggen, opdat [gedaagde, tevens eiser in conventie] kan beoordelen of diens schorsing en de door [bedrijf gedaagde] geïnitieerde beëindiging van de dienstbetrekking rechtsgeldig tot stand is gekomen;
b. (een afschrift van) de originele door [gedaagde, tevens eiser in conventie] ondertekende jaarstukken van [bedrijf gedaagde]
betreffende het boekjaar 2016 te verstrekken, die zijn gedeponeerd bij het Handelsregister van de kamer van koophandel, waaruit aldus zou blijken dat deze jaarstukken ook feitelijk door [gedaagde, tevens eiser in conventie] in zijn hoedanigheid als bestuurder van [bedrijf gedaagde] ten tijde van de deponering op of omstreeks 5 december 2017 zijn ondertekend en derhalve is voorzien van de handtekening van [gedaagde, tevens eiser in conventie] , althans hiervoor een in goede justitie te bepalen maatregel op te leggen en/of bevel te doen, telkens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze veroordeling wordt voldaan;
c. alsmede schriftelijk, volledig, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen en opgave verstrekt middels overlegging van verificatoire bescheiden, waaruit blijkt op welke wijze de rekening courant verhouding tussen [gedaagde, tevens eiser in conventie] en [bedrijf gedaagde] vanaf 23 januari 2012 (datum indiensttreding van [gedaagde, tevens eiser in conventie] bij [bedrijf gedaagde] ) tot heden is gemuteerd. Concreet dient [bedrijf gedaagde] inzage te verschaffen in de totstandkoming en omvang van de rekening courant verhouding tussen [gedaagde, tevens eiser in conventie] en [bedrijf gedaagde] en alle relevante stukken in afschrift te verstrekken waaruit de rekening courant verhouding is opgebouwd/gespecificeerd, onder andere - doch niet uitsluitend - middels het verstrekken van:
- bankrekeningafschriften waarop de betreffende mutaties aangaande deze rc verhouding zichtbaar zijn;
- kasmutaties welke mogelijk zijn geregistreerd in een kasboek;
- kwitanties van betalingen die ten laste van de rc verhouding zijn geboekt;
- schriftelijke afspraken/overeenkomsten waaruit de omvang van de rc blijkt,
althans hiervoor een in goede justitie te bepalen maatregel op te leggen en/of bevel te
doen, telkens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag
of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze veroordeling wordt voldaan;
2. a. primair: te verklaren voor recht dat het ontslag/de vaststellingsovereenkomst wegens het ontbreken van een ontslagbesluit van de AVA ex artikel 2:14 lid 1 BW nietig is;
b. subsidiair: het ontslag/de vaststellingsovereenkomst wegens het ontbreken van een ontslagbesluit van de AVA ex artikel 2:15 lid 1 sub a BW te vernietigen;
c. meer subsidiair: te verklaren voor recht dat het ontslag/de vaststellingsovereenkomst op goede gronden is vernietigd, althans het ontslag/de vaststellingsovereenkomst te vernietigen, aangezien een wilsgebrek kleeft aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst;
d. uiterst subsidiair: te verklaren voor recht dat gelet op alle feiten en omstandigheden, meer specifiek de enorme druk die op [gedaagde, tevens eiser in conventie] is uitgeoefend en de zeer nadelige gevolgen van het ontslag, het ontslag/de vaststellingsovereenkomst ex artikel 2:15 lid 1 sub b BW juncto 2:8 BW en/of artikel 6:2 BW en/of 6:248 BW niet in stand kan worden gelaten op grond van de (beperkende werking van de) redelijkheid en billijkheid, en deze vernietigt, althans te bepalen dat het ontslag/de vaststellingsovereenkomst niet van toepassing is aangezien dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
3. te verklaren voor recht dat de arbeidsrelatie tussen [gedaagde, tevens eiser in conventie] en [bedrijf gedaagde] niet is beëindigd, [bedrijf gedaagde] dientengevolge salaris c.a. is verschuldigd aan [gedaagde, tevens eiser in conventie] , [gedaagde, tevens eiser in conventie] feitelijk statutair bestuurder/werknemer is gebleven met alle daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden, [gedaagde, tevens eiser in conventie] door [bedrijf gedaagde] per ommegaande in de gelegenheid dient te worden gesteld om zijn werkzaamheden te hervatten en (opnieuw) als statutair bestuurder dient te worden ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel;
4. [bedrijf gedaagde] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde, tevens eiser in conventie] te voldoen een billijke vergoeding ad € 42.000,00 bruto, althans een door de rechtbank te bepalen billijke vergoeding;
5. [bedrijf gedaagde] te veroordelen aan [gedaagde, tevens eiser in conventie] te voldoen het verschuldigde salaris ad € 7.000,-- bruto per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 22 februari 2018 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
6. [bedrijf gedaagde] te veroordelen aan [gedaagde, tevens eiser in conventie] te de salarisspecificaties vanaf 22 februari 2018, waarin de betaling sub a zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,-- voor ieder dag of gedeelte daarvan, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, met een maximum van € 10.000,--, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen maximum bedrag, dat [bedrijf gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
7. [bedrijf gedaagde] te veroordelen aan [gedaagde, tevens eiser in conventie] te betalen de wettelijke verhoging van 50%
wegens vertraging over het aan [gedaagde, tevens eiser in conventie] toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
8. [bedrijf gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
9. [bedrijf gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten onder 4, 5, 6 en 7 genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van
die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
10. [bedrijf gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 14 dagen, na het in deze door de rechtbank te wijzen vonnis.