Wat de rechtbank vindt
6. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep doen aan de hand van de in beroep nader uitgewerkte gronden en de bezwaargronden buiten beschouwing laten.
7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
9. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 23 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
10. Eiser vindt dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Het dagverhaal en de beperkingen van eiser hadden het UWV voldoende aanleiding moeten geven om aanvullend onderzoek te doen. Bovendien had er aanvullende medische informatie opgevraagd moeten worden bij de behandelende sector. Verder vindt eiser, met verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 oktober 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG1543, dat het UWV ten onrechte heeft nagelaten om eiser te onderzoeken tijdens een medisch spreekuur in de bezwaarfase. 11. De rechtbank volgt eiser niet. Eiser stelt wel terecht dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging dient plaats te vinden. Dit betekent echter niet dat eiser in de bezwaarfase tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht. In de uitspraak van de Raad waar eiser aan refereert, gaat het om een verzekerde die ook in de primaire fase niet door een verzekeringsarts tijdens een spreekuur is onderzocht. Dat is in geval van eiser wel gebeurd. De arts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen noodzaak was om eiser nogmaals voor een fysiek spreekuur uit te nodigen.
12. Verder behoort het in beginsel tot de expertise van de verzekeringsarts om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De verzekeringsarts heeft tijdens het primaire onderzoek informatie opgevraagd bij de behandelaar van eiser. De arts bezwaar en beroep heeft het niet nodig geacht om meer informatie op te vragen, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is. De rechtbank is van oordeel dat deze motivering van de arts bezwaar en beroep afdoende is. Bovendien had het op de weg van eiser gelegen om in beroep alsnog medische informatie te overleggen als hij vindt dat die informatie van belang is.
13. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings-)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door gezondheidsklachten. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, en in de rubriek werktijden.
15. De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Er is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden hiervoor.Volgens de arts bezwaar en beroep heeft de primaire verzekeringsarts vervolgens voldoende en accuraat de beperkingen van eiser vastgesteld. Hij ziet geen reden om meer beperkingen aan te nemen.
16. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn dagverhaal. Dit had tot meer beperkingen moeten leiden.
17. De rechtbank vindt dat de arts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (111180) [functienaam 1] ;
- (111270) [functienaam 2] ;
- (111111) [functienaam 3] .
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 12 februari 2021 met de middelste van de geduide functies 96,46% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als [functienaam 4] , zodat eiser voor de overige 3,54% arbeidsongeschikt is.
20. Eiser vindt de functies [functienaam 1] en [functienaam 2] niet geschikt. Er is volgens hem niet gemotiveerd waarom de belastbaarheid ten aanzien van de werktijden bij de functie [functienaam 1] niet overschreden wordt. Bovendien vindt eiser dat de belastbaarheid voor tillen overschreden wordt. Bij de functie [functienaam 2] stelt eiser dat de belastbaarheid op hoofdbewegingen overschreden wordt en dat hij ongeschikt is voor avonddiensten die in deze functie voorkomen.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 juli 2021 en het verweerschrift van 15 september 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Hierbij is rekening gehouden met de beperkingen zoals vastgesteld in de FML. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
22. Verder vindt eiser het vreemd dat de functie [functienaam 3] , die wel al geselecteerd was in het CBBS, niet opgenomen is in het rapport van de arbeidsdeskundige van 18 februari 2021.
23. In haar verweerschrift van 15 september 2021 stelt het UWV vast dat de functie [functienaam 3] inderdaad ten onrechte en per abuis niet in het rapport van de arbeidsdeskundige van 18 februari 2021 is opgenomen. Hierdoor is de functie niet op de juiste manier aangezegd. Dit heeft gevolgen voor de uitlooptermijn van de WIA-uitkering van eiser. De WIA-uitkering moet worden beëindigd per 17 september 2021. Het UWV verzoekt de rechtbank hiermee rekening te houden in haar uitspraak.
24. De rechtbank stelt vast dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide vervangende functie van [functienaam 3] niet binnen dezelfde SBC-codes als de in bezwaar vervallen functies ligt. Gelet op vaste jurisprudentie van de CRvB moet bij het duiden van nieuwe functies een zogenoemde aanzegtermijn van twee maanden in acht worden genomen. Het aanzeggen heeft pas plaatsgevonden bij het toezenden van het bestreden besluit op 16 juli 2021. De WIA-uitkering van eiser kan daarom pas op 17 september 2021 worden beëindigd. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit moet in dit opzicht vernietigd worden.
25. De rechtbank ziet, nu er geen aanknopingspunten zijn dat het bestreden besluit voor het overige op een ondeugdelijke grondslag berust, aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de WIA-uitkering van eiser wordt beëindigd per 17 september 2021, in plaats van per 26 april 2021.