ECLI:NL:RBLIM:2022:4814

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
9700603 CV EXPL 22-825
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van ziektekostenpremies en incassokosten in geschil tussen zorgverzekeraar en verzekerde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Arnhem, en een gedaagde partij die verzekerd is tegen ziektekosten. De eisende partij vorderde betaling van een achterstand in de premie van € 1.597,03, bestaande uit een hoofdsom van € 1.341,98, rente en incassokosten. De gedaagde partij erkende de achterstand in de premie, maar voerde verweer tegen de gevorderde incassokosten en rente, stellende dat de procedure niet nodig was geweest als de eisende partij eerder contact had opgenomen.

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende bewijs had geleverd van de achterstand en dat de gedaagde partij in gebreke was gebleven met de betalingsregeling die eerder was getroffen. De kantonrechter wees de hoofdsom van de vordering toe, evenals de rente, maar wees de gevorderde incassokosten af omdat de eisende partij niet had aangetoond dat de 14-dagenbrief was ontvangen door de gedaagde partij. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 862,60 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheid van de gedaagde partij om betalingsregelingen na te komen en de noodzaak voor de eisende partij om bewijs te leveren van verzonden correspondentie in het geval van betwisting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9700603 \ CV EXPL 22-825
Vonnis van de kantonrechter van 29 juni 2022
in de zaak van:
de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.C. Breuls.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij is bij eisende partij verzekerd tegen ziektekosten. Er is een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie ontstaan. Tot en met 1 juli 2021 bedraagt de achterstand € 1.341,98.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.597,03 (€ 1.341,98 aan hoofdsom, € 3,69 en € 7,79 aan rente, € 201,30 aan incassokosten en de daarover verschuldigde btw ad € 42,27), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij bij repliek in voldoende mate heeft voldaan aan de substantiërings- en bewijsaandraagplicht. Nu gedaagde partij daardoor niet in haar verdediging is geschaad faalt haar beroep op het tekort schieten van eisende partij op dit punt.
4.2.
Na aanvankelijk de vordering te hebben betwist, erkent gedaagde partij althans weerspreekt zij niet langer de gestelde achterstand in de betaling. Het gevorderde bedrag van € 1.341,98 wordt daarom toegewezen.
4.3.
Volgens gedaagde partij moeten de gevorderde incassokosten, de rente en proceskosten worden afgewezen. Deze procedure was immers niet nodig geweest als eisende partij of haar gemachtigde de vordering eerder onder de aandacht van gedaagde partij had gebracht. De kantonrechter verwerpt ook dit verweer. Als niet weersproken staat vast dat er met gedaagde partij over deze vordering op 24 februari 2021 een betalingsregeling is getroffen, maar dat deze regeling niet (correct) is nagekomen.
Het is primair de verantwoordelijkheid van gedaagde partij om de betalingsregeling stipt na te leven en er op toe te zien dat zulks ook gebeurd. Gaat er vervolgens toch iets mis met de betalingen, dan is dat een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Ook als eisende partij daardoor rechtsmaatregelen treft die (extra) kosten voor gedaagde partij te weeg brengen.
4.4.
Eisende partij maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Voor toewijzing daarvan is vereist dat aan gedaagde partij de zogenoemde 14-dagenbrief is gestuurd en dat deze ook is ontvangen. Gedaagde partij betwist deze brief te hebben ontvangen.
Volgens vaste jurisprudentie dient de verzender van een brief, waarvan de ontvangst wordt betwist, te bewijzen dat de brief is verzonden naar een postadres waarop de beoogde ontvanger doorgaans bereikbaar is en dat de brief daar ook is bezorgd. Met name bewijs van het laatste ontbreekt. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat gedaagde partij de betreffende brief heeft ontvangen. De gevorderde incassokosten worden daarom afgewezen.
4.5.
Voor wat betreft de gevorderde rente geldt dat gedaagde partij de betalingstermijnen van de betreffende premies heeft overtreden en er verzuim is ingetreden. Volgens de wet is gedaagde partij rente verschuldigd. De hoogte daarvan is niet betwist, zodat de aan rente gevorderde bedragen worden toegewezen. Dit geldt ook voor de rente die verschuldigd is vanaf de dag van dagvaarden.
4.6.
Gedaagde partij wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 123,60
  • griffierecht 365,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 862,60
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.353,46, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.341,98 vanaf 3 januari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 862,60,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: