ECLI:NL:RBLIM:2022:480

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/03/297751 / HA ZA 21-545
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure over onrechtmatige RGA installatie en vorderingen van onbepaalde waarde

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 19 januari 2022 een vonnis gewezen in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank. De eisers, die in de hoofdzaak ook verweerders zijn, hebben vorderingen ingediend tegen de Vereniging van Eigenaren (VVE) met betrekking tot de onrechtmatige totstandkoming van een nieuwe RGA-installatie. De eisers stellen dat deze installatie zonder een rechtsgeldig besluit van de Algemene Vergadering van de VVE is gerealiseerd en dat de installatie niet conform de geldende voorschriften is uitgevoerd. Ze vorderen onder andere dat de VVE zorgdraagt voor de aanleg van een concentrische buis en dat de VVE hen een bedrag van € 2.722,50 betaalt, vermeerderd met wettelijke rente.

De VVE heeft in het incident verzocht om verwijzing naar de kantonrechter, stellende dat de vordering geen hogere waarde dan € 25.000 vertegenwoordigt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de VVE onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor deze stelling. De rechtbank heeft de incidentele vordering van de VVE afgewezen en de VVE veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is vervolgens aangehouden voor een mondelinge behandeling in de hoofdzaak, waarbij partijen hun verhinderdata moeten opgeven voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 augustus 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/297751 / HA ZA 21-545
Vonnis in incident bij vervroeging van 19 januari 2022
in de zaak van

1.[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] ,

2.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M.E.Th. Hogervorst,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [adres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudend te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.I. Jansen.
Partijen zullen hierna [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] en de VVE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 11
  • de conclusie van antwoord kennelijk tevens houdende de incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter met producties 1 t/m 5
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak
2.1.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
zal verklaren voor recht dat de nieuwe RGA installatie op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen omdat daaraan geen rechtsgeldig besluit van de Algemene vergadering van de VVE ten grondslag heeft gelegen;
2. zal verklaren voor recht dat het in opdracht van de bestuurder van de VVE gerealiseerde RGA systeem als gerealiseerd door Technisch Bureau Gesit, Intergas en Volta Limburg niet conform de installatievoorschriften die daarvoor gelden is gerealiseerd;
3. de VVE zal veroordelen zorg te dragen voor de aanleg van een concentrische buis van 80/125 in de bestaande schachten, van dak tot in de berging van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zonder bochten en die werkzaamheden een aanvang te doen nemen onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de VVE in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
4. de VVE zal veroordelen aan [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] te betalen de som van € 2.722,50, onmiddellijk na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
5. zal verklaren voor recht dat [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] op grond van artikel 37 lid 8 van het Modelreglement februari 1973 niet verplicht zijn bij te dragen in de kosten die zijn gemaakt voor de aanleg van de nieuwe RGA installatie en de nog komende kosten met betrekking tot onderhoud en eventueel vernieuwen van deze installatie.
in het incident
2.2.
De VVE vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Zij stelt daartoe dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigt. Naast het onder sub 4 gevorderde bedrag van € 2.722,50, kan toewijzing van het gevorderde slechts tot gevolg hebben dat [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] een bedrag van enkele duizenden euro’s, verband houdend met het wel/niet installeren, onderhouden of vernieuwen van ketel- of RGA materialen, niet verschuldigd zijn.
2.3.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voeren verweer. Zij stellen dat het vooralsnog niet te overzien is welke (financiële) gevolgen het toewijzen van het gevorderde sub 2 alsmede sub 5 zal hebben.

3.3. De beoordeling in het incident

3.1.
Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde worden enkel door de kantonrechter behandeld en beslist indien duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering
geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. De blote stelling van de VVE is zonder nadere onderbouwing onvoldoende om daaruit af te leiden dat de kantonrechter in deze absoluut bevoegd is om kennis te nemen van het gevorderde.
3.2.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
3.3.
De VVE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt de VVE in de kosten van het incident, aan de zijde van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 februari 2022voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling in de periode 1 maart 2022 tot en met 31 augustus 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH