Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- de beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 20 januari 2021,
- de akte wijziging/vermeerdering van eis van [eiser] , met twee producties,
- de akte van [gedaagde] met vijf producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 september 2021, met
2.De feiten
“voor gezien Borg .”Op dezelfde datum is [eiser] een overeenkomst van ‘Borgtocht natuurlijk persoon’ met Qredits aangegaan. Hierin is onder meer bepaald:
als borg voor Kredietnemer[ de VOF , opmerking de rb.]
tot zekerheid voor betaling van al hetgeen Kredietgever van Borg te vorderen heeft voor de betaling van al hetgeen Kredietgever blijkens haar administratie van Kredietnemer heeft te vorderen uit hoofde van de Financieringsovereenkomst, of in de toekomst zal verkrijgen (hierna: de Borgtocht).”
“Op 1 februari 2021 was het compleet rond,”aldus [gedaagde] ter mondelinge behandeling van 21 september 2021.
3.Het geschil
€ 131,00 zonder betekening in conventie of reconventie, ad € 205,00 in conventie en reconventie tezamen en verhoogd met een bedrag ad € 68,00 in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
4.De beoordeling
“Partijen hebben in dit kader niets van elkaar te vorderen en zijn elkaar niets verschuldigd”(artikel 2.3 van het convenant). Daarnaast hebben zij afgesproken dat zij
“na de ontbinding van hun huwelijk tegenover elkaar niet tot betaling van een alimentatie gehouden zijn”(artikel 3 van het convenant). Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagde] gesteld dat zij wél verrekenings- en alimentatieafspraken geldend had kunnen maken, maar dat zij daarvan heeft afgezien, omdat partijen nadere afspraken hierover wilden maken en hebben gemaakt, zoals neergelegd in meergenoemde e-mail van [eiser] aan [gedaagde] van 19 augustus 2019, waarbij [eiser] maandelijks € 650,00 zou voldoen en wekelijks € 250,00 aan [gedaagde] zou blijven betalen. Nu [eiser] die stelling van [gedaagde] onbetwist heeft gelaten – hij zegt enkel dat er bij de scheiding niets te verrekenen viel – moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde] zonder de toegezegde periodieke betalingen níet van partneralimentatie zou hebben afgezien en op [eiser] bijgevolg de verplichting van partneralimentatie ten behoeve van [gedaagde] was komen rusten. Gelet op dit totaal of algehele constellatie van de rechtsverhouding tussen partijen ontbreekt aan de periodieke betalingen het ‘om niet’-element, zodat geen sprake is van een schenkingsovereenkomst. Dit spreekt temeer, nu de e-mail van 19 augustus 2019 als onderwerp heeft
“Laatste afwikkeling echtscheiding / winstverdeling VOF / autoverzekering.”
“indien en voorzover [eiser] de betalingen aan [gedaagde] bleef voldoen. Die betalingen dienden immers nu juist dáár voor”(spreekaantekeningen [gedaagde] , p.10, 2e alinea). Doordat [eiser] de periodieke betalingen ‘on hold’ zette, was zij, aldus [gedaagde] , niet in staat haar verplichtingen jegens Qredits te voldoen. Deze betwisting is naar het oordeel van de rechtbank van dien aard, te meer nu feitelijk is komen vast te staan dat [eiser] de betalingen inderdaad heeft gestaakt, dat het op de weg van [eiser] had gelegen dit gemotiveerd te weerleggen, in die zin dat hij nader had dienen te substantiëren en onderbouwen dat de niet-nakoming door [gedaagde] jegens Qredits niet door hem is veroorzaakt. Bij gebreke hiervan is niet komen vast te staan dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met [eiser] , zodat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] de tweede voorwaarde heeft overtreden.