ECLI:NL:RBLIM:2022:4748

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
8278435 CV 20-401
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na tussenvonnis en bewijslevering in civiele procedure met betrekking tot vorderingen en proceskosten

Op 22 juni 2022 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg in Maastricht een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] op [gedaagde] voor een bedrag van € 2.600,00, dat is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 januari 2020. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de waarheidsplicht heeft geschonden door geen contact op te nemen met [eiseres] over de terugbezorging van goederen, wat gevolgen heeft voor de proceskosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

In reconventie heeft [gedaagde] een bedrag van € 2.120,00 gevorderd, dat is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 april 2020. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een vaste prijs van € 16.000,00 is overeengekomen voor werkzaamheden die [gedaagde] heeft verricht. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] in de proceskosten in reconventie wordt veroordeeld, omdat hij overwegend in het ongelijk is gesteld. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad is toegewezen, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8278435 \ CV EXPL 20-401
Vonnis bij vervroeging van de kantonrechter van 22 juni 2022
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.P.H. Sangers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.M.M. Hepkema.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
 het (tussen)vonnis van de kantonrechter van 14 april 2021;
 de akte uitlaten na tussenvonnis met bijlage van [gedaagde] ;
 de akte uitlaten in conventie en opgave getuigen in reconventie met productie 23 van [eiseres] ;
 het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 16 juni 2021;
 het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 11 oktober 2021;
 de conclusie na enquête van [gedaagde] ;
 de conclusie na enquête van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
De kantonrechter heeft in haar vonnis van 14 april 2021 geoordeeld dat de vordering van € 350,00, die betrekking heeft op de frontgewichten, zal worden toegewezen.
2.2.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag waar de rode plateauwagen en de hooischudder zich bevinden en wat de waarde daarvan is. Anders dan door [gedaagde] bij conclusie van antwoord in conventie aangevoerd, heeft hij na het nemen van die conclusie geen contact opgenomen met [eiseres] om de rode plateauwagen en de hooischudder bij [eiseres] terug te bezorgen. Hij heeft deze zaken onder zich gehouden zonder daarop in te gaan bij de akte na tussenvonnis. Daarmee heeft hij de waarheidsplicht ex artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) - op grond waarvan hij verplicht is de voor de beslissing van belang zijnde feiten
volledigen naar waarheid aan te voeren en op grond waarvan, bij schending van die plicht, de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht – geschonden. Deze schending heeft gevolgen voor de proceskostenveroordeling in conventie.
2.3.
Blijkens het proces-verbaal van getuigenverhoor op 16 juni 2021 zijn partijen over de waarde van de rode plateauwagen en de hooischudder het volgende overeengekomen:
“Na beraad verklaren partijen dat zij het eens zijn geworden over de waarde van de rode plateauwagen en hooischudder die bij gedaagde in gebruik zijn, maar formeel nog in eigendom toebehoren aan eiseres. Zij komen overeen dat de eigendom van deze goederen heden overgaat van eiseres naar gedaagde en dat de prijs van € 2.250,00 verrekend zal worden met hetgeen eiseres aan gedaagde verschuldigd zal zijn, zoals te bepalen in het (eind)vonnis van deze procedure.”
2.4.
De overige vorderingen in conventie zullen worden afgewezen overeenkomstig het bepaalde in het tussenvonnis.
2.5.
[gedaagde] dient dus € 350,00 plus € 2.250,00, in totaal € 2.600,00 aan [eiseres] te voldoen. De wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen zoals gevorderd.
Proceskosten in conventie
2.6.
[eiseres] moet in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarbij past in beginsel dat zij wordt veroordeeld in de proceskosten. Gelet echter op de schending van de waarheidsplicht door [gedaagde] (zie hiervoor in r.o. 2.2) zullen de proceskosten in conventie gecompenseerd worden in die zin dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
in reconventie
2.7.
De kantonrechter heeft [eiseres] toegelaten tot het bewijs dat tussen partijen een vaste prijs of richtprijs is overeengekomen. [eiseres] heeft daartoe op 11 oktober 2021 twee getuigen doen horen, te weten zichzelf (als partijgetuige) en haar dochter [getuige] (nicht van [gedaagde] ), verder: de dochter. [gedaagde] heeft afgezien van een contra-enquête.
2.8.
De dochter verklaart blijkens het proces-verbaal van 11 oktober 2021 onder meer:
“Ik weet dat hij zijn hulp aanbood om de helft van de campingplekken te verharden, de oprit naar de camping te verbeteren en een oud stalletje af te breken. Uiteindelijk hebben we aan tafel gezeten en dingen op papier gezet. Ik was er niet bij toen mijn moeder met gedaagde besprak wat er moest gebeuren. Een tijdje later had gedaagde het op papier gezet en toen dat besproken werd aan tafel, was ik er wel bij. Het was aan de keukentafel bij mijn moeder thuis.(…)
Gedaagde had de uren voor het werk en wat het zou gaan kosten op papier gezet. Het was helemaal uitgewerkt, handgeschreven, gespecificeerd naar uren en materiaal, dubbelzijdig, misschien wel 2 vellen. Ik weet niet meer of beide vellen dubbelzijdig waren. Het totaal bedrag was € 16.000,00 en stond onderaan op het tweede blad. Ik weet niet of dat een dubbelzijdig blad was. De werkzaamheden waren ook gespecificeerd naar activiteit, zoals ik de drie activiteiten net noemde.(…)
De papieren waar de berekening op stond heeft gedaagde mee naar huis genomen, ik heb ze in ieder geval niet meer gezien. Er is daarna niet meer over een prijs of andere werkzaamheden gesproken.(…)
Het bedrag van € 16.000,00 is het enige bedrag wat ter sprake is gekomen.”
2.9.
[eiseres] verklaart onder meer:
“Er moesten wat werkzaamheden worden verricht, namelijk het verharden van de helft van de helft van ieder staanplaats, het splitten van de inrit naar de camping en het afbreken van een oud schuurtje. Gedaagde bood aan dat te doen. Enkele weken later, het was in mei, zat ik binnen met mijn dochter [getuige] . Gedaagde kwam met papieren en op die papieren had hij berekend wat die werkzaamheden zoals ik ze noemde, moesten gaan kosten. We zaten met zijn drieën aan de keukentafel. De berekening kwam uit op € 16.000,00 exclusief btw. Het was een handgeschreven berekening van in totaal 2 vellen papier. Op het tweede vel onderaan stond het hiervoor genoemde totaalbedrag. Op de rest van het papier stond de berekening per post, zoals uitgraven, afvoeren van grond, er in brengen van silex. We hebben deze posten doorgenomen met zijn drieën.(…)
De papieren waarop de berekening stond heb ik niet gekregen. Ik heb gevraagd of het allemaal op 1 april klaar kon zijn en gedaagde zei dat dat goed was. Daarna is niet meer over de prijs gesproken.(…)
Gedaagde heeft er goed naar gekeken. Gedaagde heeft een eenmanszaak, een grondverzetbedrijf. Hij heeft ervaring met het inschatten van de omvang van werkzaamheden. Ik denk dat het voor hem eenvoudige werkzaamheden waren die goed te berekenen waren. Er is niet gesproken over meerwerk of afrekening van de wekzaamheden op basis van reële kosten.”
2.10.
[gedaagde] heeft zelf het standpunt ingenomen dat mogelijk een bedrag van € 16.000,00 exclusief btw als richtprijs op tafel is gekomen (zie overweging 4.33 van het tussenvonnis). Dochter en [eiseres] spreken in hun verklaringen ook over een bedrag van € 16.000,00 en zijn eensluidend over de wijze waarop dat bedrag berekend was. De kantonrechter acht die verklaringen voldoende overtuigend, ook al kan de verklaring van [eiseres] slechts de verklaring van de dochter aanvullen, voor zover deze onvolledig is. [gedaagde] heeft blijkens die verklaringen gespecificeerd opgaaf van alle kosten van de werkzaamheden gedaan. De totale werkzaamheden leidden tot een totaalbedrag van € 16.000,00. Dat de dochter kennis heeft genomen van processtukken en met (de gemachtigde van) [eiseres] gesproken heeft, maakt dat niet anders. Daarmee is het bewijs geleverd dat partijen een vaste prijs van € 16.000,00 zijn overeengekomen. [eiseres] is niet meer dan dat bedrag aan [gedaagde] verschuldigd, zoals volgt uit de overwegingen van de kantonrechter over het meerwerk in het tussenvonnis. Al hetgeen (opnieuw) over al dan niet verrichte andere werkzaamheden is aangevoerd, behoeft dan ook geen verdere beoordeling meer.
Toepassing van de bewijswaardering op het petitum in reconventie sub 1.3-1.6
2.11.
[gedaagde] vordert in reconventie sub 1.3-1.6 primair € 36.827,74 incl. BTW, subsidiair € 27.587,74 incl. BTW en meer subsidiair € 1.120,00 incl. BTW voor zijn werkzaamheden. Alleen bij de meer subsidiaire vordering gaat [gedaagde] uit van de vaste prijs ad € 16.000,00 excl. BTW (€ 19.360,00 inclusief BTW) waar hij (in totaal) € 18.240,00 op in mindering brengt. Omdat is vastgesteld dat alleen de vaste prijs aan [gedaagde] verschuldigd is, is dat dan ook de vordering die toegewezen zal worden. De gevorderde rente zal als niet weersproken worden toegewezen vanaf de dag dat de conclusie van eis genomen is, omdat niet is gesteld dat en op welke wijze het verzuim op 1 januari 2019 is ingetreden.
De verklaring voor recht (petitum in reconventie sub 1.7)
2.12.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] geen belang bij de verklaring voor recht. Het gevorderde zal op dit punt worden afgewezen.
Vergoeding voor gebruikt hooi en kuilvoer (petitum in reconventie sub 1.8)
2.13.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis al geoordeeld dat en waarom [eiseres] een bedrag van € 1.000,00 aan hooi/kuilvoer verschuldigd is aan [gedaagde] . Dat bedrag zal worden toegewezen evenals de gevorderde rente vanaf de dag dat de conclusie van eis genomen is.
2.14.
Toegewezen wordt dus in totaal € 2.120,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2020.
Proceskosten in reconventie
2.15.
In reconventie is [gedaagde] overwegend in het ongelijk gesteld. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [eiseres] . Omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer, worden de kosten voor de conclusies tot het tussenvonnis gehalveerd. De proceshandelingen nadien zijn als zelfstandige handelingen te beschouwen en worden daarom volledig vergoed. Aldus wordt toegewezen 2,5 punt aan salaris gemachtigde (een half punt per conclusie in reconventie (1 punt in totaal), 2x een half punt voor de getuigenverhoren en een half punt voor de conclusie na enquête) x het tarief van € 748,- per punt = € 1.870,00.
in conventie en in reconventie
2.16.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal als niet weersproken worden toegewezen op na te melden wijze.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 2.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2020;
3.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
in reconventie
3.3.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te voldoen een bedrag van € 2.120,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 29 april 2020,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.870,00,
in conventie en in reconventie
3.5.
verklaart de veroordelingen onder 3.1 en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken.
type: TN
coll: