3.1.[eiser] vordert, na wijziging van de eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bepaalt dat [gedaagde] geen beroep kan doen op de getroffen regeling in het echtscheidingsconvenant van 22 februari 2018 voor wat betreft de bepalingen ten aanzien van de onverdeeldheid van de woning te [plaats] aan de [adres] , in die zin dat deze regeling vanwege de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet van toepassing is;
de verdeling van de aan partijen gezamenlijk in eigendom toebehorende woning te [plaats] aan de [adres] vaststelt, in die zin dat de woning dient te worden verkocht en de netto verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld;
[gedaagde] veroordeelt tot het verlenen van haar volledige medewerking aan de verkoop van de woning door een door [eiser] aan te wijzen NVM-makelaar, waarbij [gedaagde] de adviezen van de makelaar ten aanzien van de vraag- en laatprijs dient op te volgen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] weigert haar medewerking te verlenen;
bepaalt dat [eiser] gerechtigd zal zijn alleen tot verkoop over te gaan, indien [gedaagde] nog steeds weigert mee te werken aan de verkoop van de woning binnen een door [eiser] aan te zeggen termijn van twee weken, en dat dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van [gedaagde] aan de levering van de eigendom van de woning aan de koper(s) als zij, na daartoe uitgenodigd te zijn door de notaris, binnen een haar te stellen termijn van twee weken geen medewerking verleent aan de levering;
[gedaagde] veroordeelt binnen één week na daartoe een verzoek van [eiser] te hebben gekregen, aan [eiser] de helft van het eigenaarsdeel van een aanslag van de BsGW te vergoeden;
de door [gedaagde] aan [eiser] te betalen gebruiksvergoeding te stellen op een bedrag van € 350,00 per maand, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, met ingang van 22 februari 2018, althans met ingang van 1 mei 2021, waarbij het door [gedaagde] verschuldigde bedrag bij overdracht van de woning op naam van een derde kan worden verrekend;
7. voor recht verklaart dat de door partijen in hun echtscheidingsconvenant d.d. 22 februari 2017 (lees: ‘2018’) opgenomen termijn met betrekking tot de onverdeeldheid van de woning nietig is, voor zover deze de datum van 22 februari 2023 overschrijdt;
8. [gedaagde] veroordeelt tot het verlenen van haar volledige medewerking aan de verkoop van de woning vanaf 1 juli 2022, middels een door [eiser] aan te wijzen NVM-makelaar, waarbij [gedaagde] de adviezen van de makelaar ten aanzien van de vraag- en laatprijs dient op te volgen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] weigert haar medewerking te verlenen;
9. bepaalt dat [eiser] gemachtigd zal zijn alleen tot verkoop over te gaan, indien [gedaagde] na 14 juli 2022 weigert mee te werken aan de verkoop van de woning, en dat dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van [gedaagde] aan de levering van de eigendom van de woning aan de koper(s) na 22 februari 2023, als zij, na daartoe uitgenodigd te zijn door de notaris, binnen een haar te stellen termijn van twee weken geen medewerking verleent aan de levering;
10. bepaalt dat de woning per 22 februari 2023, althans per datum dat er een overdracht van de woning aan een derde kan plaatsvinden, schoon en leeg door [gedaagde] dient te worden opgeleverd, waarbij de woning op dat moment minimaal in een vergelijkbare staat dient te verkeren als op 9 juni 2015 door Tim Vastgoed is geconstateerd, bij gebreke waarvan eventuele schade aan waardevermindering van de woning volledig voor rekening van [gedaagde] komt;
11. bepaalt dat de met de verkoop gemoeide kosten voor rekening komen van beide partijen, ieder voor de helft;
12. bepaalt dat [gedaagde] haar volledige medewerking dient te verlenen aan het omzetten van de hypotheek qua vorm en het, indien mogelijk, nog verder naar beneden bijstellen van de hoogte van de hypotheekrente, waarbij de door [eiser] aan de hypotheek verpande spaarpolis bij Nationale Nederlanden losgekoppeld dient te worden van de gezamenlijke hypotheek en waarna het aflossingsdeel van de hypotheek maandelijks voor rekening van beide partijen komt, ieder voor de helft, op straffe van een dwangsom van€ 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] weigert haar medewerking te verlenen;
13. bepaalt dat de door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigde gebruiksvergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning met ingang van 1 mei 2021 en tot de dag dat de woning wordt overgedragen aan een derde wordt gesteld op € 350,00 per maand.