ECLI:NL:RBLIM:2022:4687

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
03/659338-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in een kliniek te Eindhoven. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen, toegewezen. De verdachte is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en is onderworpen aan de maatregel van terbeschikkingstelling vanwege poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid, wat leidt tot een laag tot matig risico op terugval in delictgedrag, vooral in situaties waarin zij onder druk staat of in de nabijheid van kinderen komt. De deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, gezien de geringe behandelvooruitgang en het nog aanwezige risico op recidive. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van de verdachte, die een kortere verlenging vroeg, verworpen, en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, met de verwachting dat de instelling actief zal werken aan eventuele verlofmogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/659338-16 (TBS)
Datum uitspraak : 14 juni 2022
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
in het kader van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
thans verblijvende in [kliniek] te Eindhoven,
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsman van [verdachte] is mr. J.A.W. Knoester, advocaat kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
- de vordering van de officier van justitie van 7 april 2022, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 8 april 2022;
  • het verlengingsadvies van 17 maart 2022, opgemaakt door J.J.M. Kampkes (hoofd van de inrichting), M.P.M. den Haan (psychiater, psychotherapeut) en T. Mennen, verpleegkundig specialist, allen verbonden aan [kliniek] ;
  • de omtrent [verdachte] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode juni 2020 tot en met februari 2022;
  • het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 november 2018 (parketnummer 20-001811-17);
  • het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 19 mei 2020 (nummer 18/04831).
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal verlengen voor de duur van twee jaar.

2.De procesgang

Bij voornoemd arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en is aan [verdachte] de maatregel ter beschikkingstelling opgelegd. De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste. De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 19 mei 2020 de uitspraak van het hof vernietigd, echter enkel betreffende de duur van de opgelegde gevangenisstraf, welke is verminderd tot drie jaren en tien maanden.
Het hiervoor genoemde delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 19 mei 2020.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 31 mei 2022. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [verdachte] , haar raadsman en, als deskundige, T. Mennen, voornoemd.

3.Het standpunt van de inrichting

In het verlengingsadvies van [kliniek] is geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar. Hiertoe is onder meer het volgende gerapporteerd:
“Betrokkene is bekend met borderline persoonlijkheidsstoornis tezamen met zwakbegaafdheid. Dit kan leiden tot verbaal en/of fysiek agressief gedrag naar aanleiding van overvraging vanuit onduidelijkheid. Betrokkene ontkent dat hier sprake van is en is niet in staat om haar risicofactoren te benoemen. Er is geen sprake van probleembesef en -inzicht, waardoor ze zich niet kan vinden in de behandeldoelen. Ondanks dat houdt betrokkene zich aan de afspraken, regels, volgt ze aansturing vanuit het personeel meestal op en neemt ze naar vermogen actief deel aan het programma. Ze volgt haar behandeling, maar stelt hierbij wel haar eigen eisen. Betrokkene weigert mee te werken aan het bespreken van de delictanalyse. Betrokkene voert wekelijks gesprekken met haar PB’ers (doel: verbeteren emotieregulatie): verder heeft ze dagelijks gesprekken met begeleiding om spanning te verlagen in moeilijke periodes. Betrokkene wil echter alleen in gesprek met mensen met wie ze een klik voelt. Wel wordt gezien dat betrokkene zich het laatste half jaar meer openstelt voor personeel. Dit is moeilijk voor haar, ze vindt het lastig mensen te vertrouwen. (pagina 13)
Op basis van de risicotaxatie blijkt dat er sprake is van een laag tot matig risico op terugval in fysiek agressief delictgedrag wanneer betrokkene zonder de tbs in de maatschappij zou moeten functioneren. Het recidiverisico zal met name toenemen naar matig tot hoog wanneer zij zonder adequate behandeling en begeleiding, weer de zorg voor haar kinderen zou krijgen of wanneer kinderen van anderen aan haar zorg zouden worden toevertrouwd. (pagina 16)
Naar alle waarschijnlijkheid zal betrokkene zonder behandeling/begeleiding haar gedragsrepertoire niet kunnen veranderen of bijstellen. Wanneer ze in eenzelfde situatie als ten tijde van het ten laste gelegde zou komen, bijvoorbeeld in een relatie met partner met kinderen, dan zal bij verhoogde stress haar coping niet anders zijn en zal ze naar alle waarschijnlijkheid middels acting-out, agerend en zonder probleem-inzicht reageren, wat de kans op recidive in die situatie hoog maakt. (pagina 26)
In het belang van het beperken van de kans op recidive is het noodzakelijk dat betrokkene behandeling/begeleiding krijgt om haar problemen, die hun oorsprong in haar verleden hebben, aan te pakken. EMDR traumatherapie is afgerond. Gezien de problematiek die op alle facetten in haar leven speelt, is ook een verdere uitgebreidere aanpak nodig (psychotherapie, vaktherapie). Ook zal indien mogelijk gestart worden met een verloftraject. (pagina 26)
Gezien de geringe behandelvooruitgang, de nog aanwezige kans op delictrecidive en de onzekerheid wat betreft het vervolgtraject, adviseren wij de tbs met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met een termijn van twee jaar. In de komende twee jaar zal de behandeling zich richten op het inrichten van een omgevingsprothese gericht op het behoud van kwaliteit van leven met zoveel mogelijk autonomie waarbij het risicomanagement zicht richt op het vergroten van de copingvaardigheden en het vergroten van het probleeminzicht door helder te krijgen welke factoren het delictgedrag bepalen”. (pagina 2 en 3)
Ter terechtzitting heeft deskundige Mennen bovengenoemd advies toegelicht. Hij heeft -zakelijk weergegeven – aanvullend verklaard dat het lastig is om een behandelplan te maken voor [verdachte] gelet op haar gebrek aan vertrouwen in de behandeling en de sociotherapie. Hierdoor is nog weinig vooruitgang geboekt in het verminderen van de risicofactoren. De behandeling van [verdachte] kost veel tijd, nu zij niet voor elke behandeling openstaat. Daarnaast is het ingewikkeld om met [verdachte] het gesprek aan te gaan als zij een andere visie heeft. Het plan is om eerst te onderzoeken welke risicofactoren bij [verdachte] aanwezig zijn en om vervolgens te onderzoeken welke risicofactoren te behandelen zijn. Een aantal risicofactoren is op dit moment wel al bekend. Het recidiverisico wordt ingeschat op matig tot hoog. Doordat er momenteel onvoldoende zicht is op de risicofactoren, is het verlofkader nog niet ingezet. Bij begeleid verlof zal er geen sprake zijn van een hoog risico. Zou de begeleiding echter wegvallen, dan zal het risico toenemen. Om [verdachte] adequaat te behandelen, dient om te beginnen bewerkstelligd te worden dat er een goede behandelrelatie en vertrouwen aanwezig is tussen [verdachte] en haar begeleiders of behandelaren. Voor een passende therapie dient diagnostiek ingezet te worden. Eerdere therapie is telkens afgewezen door [verdachte] . Op het moment dat de therapie is ingezet en er meer zicht is op de daadwerkelijke toestand van [verdachte] , zou het verloftraject ingezet kunnen worden. Gelet op de trage behandelvooruitgang en de aanwezige kans op delictrecidive, wordt een verlenging van twee jaren van de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege geadviseerd.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft onder verwijzing naar het verlengingsadvies en de verklaring van de deskundige gepersisteerd bij de vordering. Daarbij heeft de officier van justitie tevens naar voren gebracht dat bij verlenging van de terbeschikkingstelling is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, gelet op het indexdelict, het recidivegevaar en het feit dat de behandeling nog lang niet is afgerond. De verwachting is dat de behandelduur langer dan twee jaren is, waardoor een verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van twee jaren noodzakelijk is.

5.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en haar raadsman

[verdachte] heeft aangevoerd dat zij het moeilijk heeft in de kliniek. Zij heeft verklaard dat zij het door haar verleden lastig vindt om zich open te stellen voor behandeling en om vertrouwen te hebben in haar begeleiders en behandelaren. Daarnaast ontvangt zij niet de hulp die zij nodig acht, terwijl zij dit wel aangeeft.
De raadsman heeft verzocht de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Hiertoe heeft hij het volgende naar voren gebracht.
Er is sprake van bijzondere omstandigheden waardoor afgeweken kan worden van het uitgangspunt dat, ingeval verwacht wordt dat een behandeling langer dan twee jaren duurt, de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd dient te worden. Op dit moment werkt [verdachte] slechts aan vertrouwen en de behandelrelatie en volgt nog geen therapie. Zij is, ondanks dat er reeds twee jaren sinds de terbeschikking-stelling zijn verstreken, enkel aangemeld voor therapieën en tot op heden wordt er gewacht op aanvullende diagnostiek. Uit de risicotaxatie op pagina 16 van het verlengingsadvies volgt dat het risico op delictgedrag niet hoog is. Dit zou enkel het geval zijn als zij terechtkomt in een opvoedsituatie met kinderen. In een dergelijke situatie zal zij, zelfs zonder terbeschikkingstelling, niet meer geraken. Het is nog onduidelijk wanneer zij met verlof zal mogen. Het feit dat zij nog geen verlof heeft, is gevoelsmatig onjuist gelet op het beperkte risico. Het is van belang om na één jaar het recidiverisico te toetsen, nu het mogelijk is dat het risico volgend jaar verlaagd is en de instelling onnodig lang wacht met het zetten van verlofstappen.

6.De beoordeling

Gehoord de officier van justitie, [verdachte] , haar raadsman, alsmede de deskundige, en gezien de inhoud van het verlengingsadvies van [kliniek] , overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank verenigt zich met het verlengingsadvies van de kliniek en met de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige. Uit het advies volgt dat bij [verdachte] sprake is van borderline persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. Zij heeft geen probleembesef en -inzicht en kan zich niet vinden in de behandeldoelen. Er is slechts sprake van geringe behandelvooruitgang. Mocht [verdachte] terechtkomen in eenzelfde situatie als ten tijde van het feit waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd, dan is het recidiverisico hoog. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De raadsman heeft aangevoerd dat de terbeschikkingstelling met één jaar moet worden verlengd. De rechtbank ziet echter onvoldoende aanknopingspunten voor een verlenging van een jaar. [verdachte] zit nog in het begin van haar behandeling. Op dit moment kenmerkt die behandeling zich door het (moeizaam) verkrijgen van vertrouwen in haar begeleiders en behandelaren. Zij het langzaam, maar er vindt progressie plaats. [verdachte] dient uitgebreid behandeld te worden aangezien er problematiek aanwezig is op bijna alle facetten van haar leven. Daarnaast is er nog geen verloftraject ingezet. De behandeling van [verdachte] vergt tijd en de rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat met het verdere verloop van onderhavige terbeschikkingstelling nog minimaal twee jaren zijn gemoeid. De rechtbank zal de termijn daarom verlengen voor de duur van twee jaren, ervan uitgaande dat de instelling niet nodeloos zal dralen eventuele verlofmogelijkheden aan te vragen en in te zetten.

7.De beslissing

De rechtbank:
-
verlengtde termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met
twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door, mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof en mr. M.L.L. Ruijters, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2022.
Buiten staat
Mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. H.M.J. Quaedvlieg zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.