Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 10
- de conclusie van antwoord en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 3
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling van 17 maart 2022.
2.De feiten
3 juni 2014 nog gewijzigd en is in de laatste versie van het HR van 2015 ongewijzigd gebleven. Deze laatste versie, althans de hier relevante leden 1 tot en met 3 van de bepaling, luidt als volgt:
Artikel 30 Elektronisch toegangssysteem algemene ruimten
3.Het geschil
4.De beoordeling
rov. 3.2.2.) dus geen doel.
Hierbij is van belang dat de VvE als verweer heeft aangevoerd dat tot invoering van het elektronisch toegangssysteem voor de algemene ruimten en de in geding zijnde maatregel ten aanzien van de verdeling van de tags (4 dan wel 2) is besloten na meerdere vervelende, overlast veroorzakende voorvallen en onveilige situaties ter plaatse, onder meer gerelateerd aan criminaliteit, en dat het gewraakte besluit daarmee is genomen om de veiligheid van de eigenaren te waarborgen, de orde te handhaven. Daarbij heeft de VvE aangevoerd dat het besluit is genomen ter voorkoming van praktische problemen bij verhuizing of kwijtraken van de sleutels (tags), waarbij de praktijk heeft uitgewezen - aldus nog steeds de VvE - dat met name huurders regelmatig (oorspronkelijke) sleutels (van de algemene ruimten) kwijtraakten en ook daarmee voor een onveilige situatie zorgden, maar waardoor de VvE ook telkens kosten (van om en nabij € 1.200.- per keer) diende te maken voor het vervangen van de sloten en vervaardigen van nieuwe sleutels met code. De VvE heeft gesteld dat de keuze weloverwogen is gemaakt en dat daarbij de gerechtvaardigde belangen van (de leden van) de VvE in acht zijn genomen.
[eiser] heeft de feitelijke stellingen die onderdeel uitmaken van dit verweer onvoldoende weersproken. Daarmee is niet gezegd dat de afweging die de VvE heeft gemaakt per se de toets van de kritiek kan doorstaan. Een beroep op de vernietigbaarheid van het besluit van 12 april 2011 op grond van artikel 2:15 lid 1 BW is geëigend om een rechterlijke oordeel dienaangaande te verkrijgen. Die weg is in het verleden bewandeld (zie rov. 2.4.). Het beroep op de nietigheid van het genoemde besluit op grond van artikel 5:1 lid 1 BW, dat in de onderhavige procedure wordt gedaan, is onvoldoende onderbouwd en wordt daarom verworpen.
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
5.De beslissing
8 juni 2022.