ECLI:NL:RBLIM:2022:4464

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
03.306285.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van 18 maanden wegens bedreiging door het tonen van en schieten met een vuurwapen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 3 juni 2022, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens bedreiging met een vuurwapen. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 16 september 2021 in Maastricht, waarbij de verdachte de aangever met de dood heeft bedreigd door met een vuurwapen te schieten. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever en de DNA-match op de hulzen als cruciale bewijsmiddelen beschouwd. De aangever heeft verklaard dat hij de verdachte herkende als de schutter, wat door getuigen en forensisch bewijs werd ondersteund. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak op basis van onbetrouwbaarheid van de getuigenverklaringen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever betrouwbaar was, vooral gezien de directe herkenning en de DNA-match die de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict bevestigde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de bedreiging, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De strafmaat is bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd en de persoon van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met zijn jonge leeftijd en beperkte strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.306285.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres 1] ,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E. Stam, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte – al dan niet samen met anderen – een persoon met de dood of zware mishandeling heeft bedreigd door te schieten met een vuurwapen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde met uitzondering van het medeplegen. In het bijzonder heeft hij aangevoerd dat vrijwel ieder element van de verklaring van de aangever steun vindt in daarna verzameld bewijsmateriaal; het aantal waargenomen personen, de donkere kleding en pet, het aantal schoten, de lichtflitsen en de herkenning van de verdachte. Volgens de officier van justitie kon de aangever de vrees hebben dat hij zou komen te overlijden. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting voor de aanwezigheid van diens DNAmateriaal op de hulzen, schuift de officier van justitie als onaannemelijk ter zijde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de verdachte bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaring van de aangever onvoldoende betrouwbaar is en het aangetroffen DNAmateriaal van de verdachte op de hulzen niets zegt over diens aanwezigheid op de plaats delict. De aangever heeft aanvankelijk wisselend verklaard en pas in de loop van het onderzoek steeds meer details toegevoegd. Verschillende getuigen verklaren over minimaal twee personen in beide auto’s en de drie inzittenden van de Peugeot weerleggen de verklaring van aangever dat hij hen moest volgen. Volgens de aangever herkende hij de verdachte aan zijn loopje, maar verdachte heeft, zoals gedemonstreerd ter terechtzitting, geen herkenbaar loopje. Het DNA-materiaal van de verdachte kan op de hulzen terecht zijn gekomen op een eerder tijdstip en die hulzen kunnen vervolgens zijn verschoten door iemand anders, zoals de verdachte ter terechtzitting heeft toegelicht. Volgens de raadsman ontbreekt overtuigend bewijs voor een veroordeling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De onderstaande bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Verbalisanten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3]relateerden het volgende: [2]
Op 16 september 2021 omstreeks 22:53 uur kwam er bij de operationeel centrum van de politie een melding binnen van een schietpartij. Wij kwamen aan als derde patrouille. [aangever] deelde mij mede, onder andere dat:
- hij ziet en hoort dat er in zijn richting op zijn auto wordt geschoten;
- hij de schutter als een zekere [naam 4] (fonetisch) herkent;
- hij ziet dat de schutter een petje draagt met het Dsquared-logo met de kleuren zwart en rood erin en dat deze voor de rest geheel in het zwart gekleed is;
- hij zijn broer gebeld had nadat hij beschoten was.
Verbalisanten [naam 5] en [naam 6]relateerden het volgende: [3]
Op 16 september 2021, omstreeks 23:17 uur kwamen wij ter plaatse op het [straat 1] te Maastricht. Wij zagen dat er twee patroonhulzen op het wegdek lagen. Wij vroegen aan de personen op het [straat 1] / [straat 2] of zij iets gehoord of gezien hadden.
Getuige [naam 7] hoorde omstreeks 23:52 uur schreeuwen op straat. Zij is naar buiten gelopen en zag op de drempel [straat 2] / [straat 1] een jonge jongen staan. Zij schat deze jongen 1.60 meter groot. Zij zag dat deze jongen geheel in het donker gekleed was en dacht dat hij een zwarte pet droeg. Zij zag vervolgens twee auto's achter elkaar rijden op de [straat 2] richting het [straat 1] . Daarop hoorde getuige [naam 7] een schot en zag zij ook een lichtflits bij de jongen met de pet. Zij zag dat de jongen met de pet een pistool in zijn rechterhand had. Getuige [naam 7] zag dat de jongen niet gericht op iets schoot.
Getuige [naam 7]verklaarde in een nader verhoor als volgt: [4]
Op dat moment hoor ik een knal en een flits op de grond. Ik zag dat de persoon schoot. Ik zag dat hij naar beneden richtte.
De broer van aangever,
[aangever] ,verklaarde een dag na het gebeuren als volgt: [5]
Gisteren rond 22:00 uur ging ik slapen en werd ik wakker gebeld door mijn broer. Even later word ik weer door mijn broer gebeld dat er op hem was geschoten door [naam 4] .
Aangever [aangever]verklaarde een dag na het gebeuren als volgt: [6]
Gisteren was ik even bij het [adres 2] te Maastricht. Ik zat daar in mijn auto en was aan het wachten op een vriend van mij. Het was even na 22:00 uur. Op een gegeven moment reden zij langs. Ze reden in een Peugeot, een donkerblauwe. Ik hoorde [naam 8] , de bestuurder, tegen mij zeggen ‘volg mij, volg mij'. Dus ik volg hen. Ik belde onderweg mijn broertje op en zei dat ik achter hun aanreed en dat ze gekke manoeuvres maakten. Bij het [straat 1] stonden twee jongens ons op te wachten. Ik zag die twee jongens en neem een beetje afstand. Ze waren in het zwart gekleed. Alleen één was zo stom om een zwarte Dsquared-pet te dragen met grote rode letters. Ik ken die jongen. Dat is [naam 4] . Ik zag dat de twee jongens, waaronder [naam 4] , de weg opliepen. Ik zag dat [naam 4] mij recht aankeek. Ik ken die pet, zijn postuur. Ik weet het een miljoen procent zeker. Zij stonden ongeveer op een meter of tien van mijn auto af. Het was donker, maar ik zie dat [naam 4] zijn arm richting mij strekt en dat er drie keer een flits vandaan komt. Ik hoorde drie harde knallen. Ik wist dat hij op mij schoot en raakte in paniek. Ik heb in volle paniek gas gegeven en ben vooruit gereden. Ik zag dat [naam 4] en de andere jongen wegrende.
In zijn aangifte verklaarde
[aangever]nog als volgt: [7]
De jongen bleef staan achter de Peugeot, draaide met zijn lichaam naar mijn auto toe en we keken elkaar recht in de ogen. Ik zag dat de jongen zijn rechterarm omhoog bracht en zag dat hij ook op mij richtte. Vervolgens zag ik een flits en hoorde een knal, dat was nadat ik zag dat de arm op mij gericht was. De flits en de knal zag en hoorde ik sowieso twee keer achter elkaar. Misschien wel een derde keer. [naam 4] en ik hadden duidelijk oogcontact. Ik ken hem gewoon, het was [naam 4] . Afgelopen jaar heb ik hem zeker 30 à 40 keer gezien. Ik weet niet wat ik kan verwachten, het is onvoorspelbaar. Ik voel me onveilig.
Verbalisanten [naam 9] en [naam 10]relateerden het volgende: [8]
Door [aangever] werd onder andere verklaard dat hij door zijn broer gebeld werd, welke zei beschoten te zijn door een persoon welke hij kent als ‘ [naam 4] ’. [aangever] heeft [naam 4] in het verleden vaker opgehaald op de [adres 3] te Maastricht, alwaar deze in de omgeving woonachtig zou zijn. [aangever] verstrekte ons vervolgens het telefoonnummer van [naam 4] , welke in zijn telefoon opgeslagen was. Dit telefoonnummer werd opgezocht in de politiesystemen en bevraagd op grond van artikel 126na van het Wetboek van Strafvordering. Het nummer bleek gekoppeld aan en tenaamgesteld op de persoon [verdachte] , met als adressen de [adres 4] te Maastricht en [adres 3] [nummer] te Maastricht. Uit de gemeentelijke basisadministratie bleek dat de moeder van [verdachte] ingeschreven staat op het adres [adres 3] [nummer] te Maastricht.
Verbalisant [naam 1]relateerde het volgende: [9]
Op 16 september 2021 omstreeks 23:42 uur kwam ik aan bij het [straat 1] in Maastricht. De verbalisant [naam 12] deelde mij mede dat uit tactische informatie bleek dat op het [straat 1] , ter hoogte van de [straat 2] , zich twee patroonhulzen bevonden. Door mij werden de navolgende sporen veiliggesteld:
- één .32 auto CBC patroonhuls, met een ingedeukt slaghoedje. Deze huls werd voorzien van de SIN AANT6670NL.
- één .32 auto CBC patroonhuls, met een ingedeukt slaghoedje. Deze huls werd voorzien van de SIN AANT6663NL.
Op 1 oktober 2021 heeft
The Maastricht Forensic Institute(TMFI) een rapport uitgebracht over DNA-onderzoek. [10] Het DNA-profiel in het sporenmateriaal met identiteitszegels AANT6663NL #01 en AANT6670NL#01 matcht met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] . De frequentie van het DNA-profiel in het sporenmateriaal is kleiner dan één op één miljard.
Overwegingen van de rechtbank
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de aangever de verdachte heeft aangewezen als de schutter. Al tijdens de achtervolging – die plaatsvond direct na het schietincident – geeft de aangever telefonisch aan zijn broer de naam van de verdachte door. Deze herkenning herhaalt de aangever vervolgens tegenover de politie, direct na het gebeuren. Uit de verklaring van de aangever een dag later en zijn aangifte blijkt dat hij goed bekend is met de verdachte en dat er sprake is van een overtuigende herkenning.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat enige behoedzaamheid op zijn plaats is ten aanzien van de herkenning door de aangever. In de periode voorafgaand aan het schietincident zouden verschillende (gewelds)incidenten hebben plaatsgevonden tussen de aangever dan wel zijn broer enerzijds en de verdachte dan wel diens vrienden of bekenden anderzijds. De rechtbank neemt in aanmerking dat een dergelijk conflict de betrouwbaarheid van een verklaring c.q. herkenning kan aantasten. Evenwel acht de rechtbank de verklaring van de aangever betrouwbaar, nu deze direct na het gebeuren de herkenning van de verdachte aan zijn broer en de politie heeft meegedeeld, zijn verklaring op onderdelen wordt ondersteund door de getuige [naam 7] en de verklaring van de broer van de verdachte, maar ook – belangrijker nog – door later verkregen onderzoeksresultaten, in het bijzonder het DNA-onderzoek.
Uit onderzoek door het TMFI is (immers) gebleken dat het DNA-profiel op beide hulzen overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Dat houdt in dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNAprofiel, kleiner is dan één op één miljard. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op beide hulzen.
Dat het DNA-profiel van de verdachte anders dan als daderspoor is terechtgekomen op de hulzen – zoals de verdachte ter terechtzitting verklaarde – acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Volgens de verdachte heeft hij een korte periode vóór de pleegdatum per toeval, in de auto van een vriend, een zakje met hulzen vastgehad waarbij hij mogelijk het zakje heeft open gemaakt en/of de desbetreffende hulzen heeft aangeraakt. De rechtbank overweegt dat de verdachte dit alternatieve scenario pas ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, te weten ruim een half jaar nadat hij over de DNA-match door de politie is bevraagd. Ook heeft de verdachte telkens geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierover te verklaren tijdens zijn voorarrest ten overstaan van de rechter-commissaris of in raadkamer. Ter terechtzitting heeft de verdachte, op doorvragen van de rechtbank en de officier van justitie, geen concrete gegevens willen verstrekken over de genoemde vriend. Gelet op het moment van aanvoeren en de omstandigheid dat de verklaring van de verdachte niet concreet en verifieerbaar is, hecht de rechtbank geen geloof aan die verklaring.
Voor de rechtbank staat dan ook vast dat de verdachte met een vuurwapen naar de grond heeft geschoten. Door zijn handelen kon bij de aangever de redelijke vrees ontstaan dat hij om het leven zou kunnen komen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde zoals hieronder bewezenverklaard bewezen. Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, aangezien het strafdossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 16 september 2021 te Maastricht [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door het tonen van een vuurwapen en met dit vuurwapen naar de grond te schieten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 28 maanden met aftrek van voorarrest. Bij het bepalen van zijn strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat de verdachte kennelijk een vuurwapen voorhanden heeft gehad en hiermee meermalen heeft geschoten op een persoon. De officier van justitie heeft de landelijke LOVS-oriëntatiepunten voor deze strafbare handelingen samen genomen, omdat ook het vuurwapenbezit mee mag worden gewogen in de strafeis, ondanks dat dit niet aan de verdachte ten laste is gelegd. Verder neemt de officier van justitie als strafverzwarende omstandigheid mee dat er sprake was van gevaarzettend gedrag door te schieten in een woonwijk, op een doordeweekse avond met veel mensen op straat. Uit het handelen kunnen zeer kwalijke intenties worden afgeleid en het weegt in het nadeel van de verdachte dat hij hiervoor geen verantwoordelijkheid neemt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij de strafeis van de officier van justitie buitenproportioneel acht gelet op vergelijkbare zaken. Volgens de raadsman is het niet gerechtvaardigd om vuurwapenbezit volledig mee te wegen bij de strafmaat wanneer eerder is gekozen om de verdachte hiervoor niet te vervolgen. De raadsman heeft verzocht ten voordele van de verdachte rekening te houden met zijn relatief jonge leeftijd, beperkte strafblad en het medische ongemak dat hij heeft moeten doorstaan in detentie, omdat hij te laat en onjuist daarvoor is behandeld. De raadsman stelt voor om het onvoorwaardelijk op te leggen gedeelte niet hoger te laten zijn dan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Aan eventuele bijzondere voorwaarden is de verdachte bereid zich te houden. Indien daartoe aanleiding bestaat tijdens de beraadslaging, verzoekt de raadsman de rechtbank om de voorlopige hechtenis per direct op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft het slachtoffer met de dood bedreigd door diverse keren met een vuurwapen naar de grond te schieten. Het slachtoffer bevond zich in zijn auto en zag de verdachte vanaf de straat het pistool in zijn richting bewegen. Kort daarop hoorde hij knallen en zag hij lichtflitsen. Het kan niet anders dan dat dit voor doodsangst bij het slachtoffer heeft gezorgd. Daarenboven vond het schieten plaats ’s avonds op straat in een woonwijk, terwijl veel buurtbewoners thuis waren of op straat liepen. De verdachte heeft hiermee groot gevaar in het leven geroepen daar er een wezenlijke kans bestond dat kogels zouden afketsen met letsel bij omstanders en/of schade aan goederen tot gevolg. Met zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer, de omwonenden en de maatschappij.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Voor de straftoemeting heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de landelijke oriëntatiepunten. Hieruit concludeert de rechtbank dat de strafeis van de officier van justitie, naar het oordeel van de rechtbank, te hoog is.
Voor bedreiging door het tonen van een vuurwapen geldt als landelijk oriëntatiepunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een openbare ruimte geldt als landelijk oriëntatiepunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank houdt rekening met deze oriëntatiepunten en met de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd. In het bijzonder neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat de verdachte het pistool ook daadwerkelijk, meermalen, heeft gebruikt. Hierdoor acht zij een hogere straf gerechtvaardigd dan de oriëntatiepunten als vertrekpunt aanreiken.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een voorwaardelijk gedeelte aangewezen vanwege de leeftijd van de verdachte en om het plegen van strafbare feiten in de toekomst te helpen voorkomen, mede gelet op het conflict dat kennelijk aan het strafbare feit ten grondslag heeft gelegen en dat nog niet lijkt te zijn opgelost.
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over het medisch ongemak van de verdachte in detentie, ziet de rechtbank geen reden voor strafvermindering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 16 september 2021 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door het meermalen tonen van een vuurwapen en/of met dit vuurwapen in de richting van die [aangever] te schieten en/of met dit vuurwapen in de lucht en/of naar de grond te schieten.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.306285.21
Proces-verbaal van de openbare zitting van 03 juni 2022 in de zaak tegen:
[Gegevens verdachte]
Raadsman is mr. A.J. Admiraal, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zittingzaal aanwezig. Ter terechtzitting van 23 mei 2022 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft kennis dat de verdachte daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2021146288 (Dossier Kampala), gesloten d.d. 8 december 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 386.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2021, p. 50-52.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2021, p. 53-55.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] van 17 september 2021, p. 150-151.
5.Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [aangever] van 17 september 2021, p. 234-238.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever] van 17 september 2021, p. 253-259, tevens gevoegd bij de aangifte op p. 264-270.
7.Aangifte van [aangever] van 19 september 2021, p. 264-270.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2021, p. 164-166.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat 1] en [straat 3] ) van 20 september 2021, 69-73.
10.Een geschrift, getiteld ‘Deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek’ met bijlage, opgemaakt op 1 oktober 2020 door het TMFI en ondertekend door Dr. P.J. Herbergs, NRGDgeregistreerd forensisch DNA-deskundige, p. 95-98.