3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De onderstaande bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Verbalisanten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3]relateerden het volgende:
Op 16 september 2021 omstreeks 22:53 uur kwam er bij de operationeel centrum van de politie een melding binnen van een schietpartij. Wij kwamen aan als derde patrouille. [aangever] deelde mij mede, onder andere dat:
- hij ziet en hoort dat er in zijn richting op zijn auto wordt geschoten;
- hij de schutter als een zekere [naam 4] (fonetisch) herkent;
- hij ziet dat de schutter een petje draagt met het Dsquared-logo met de kleuren zwart en rood erin en dat deze voor de rest geheel in het zwart gekleed is;
- hij zijn broer gebeld had nadat hij beschoten was.
Verbalisanten [naam 5] en [naam 6]relateerden het volgende:
Op 16 september 2021, omstreeks 23:17 uur kwamen wij ter plaatse op het [straat 1] te Maastricht. Wij zagen dat er twee patroonhulzen op het wegdek lagen. Wij vroegen aan de personen op het [straat 1] / [straat 2] of zij iets gehoord of gezien hadden.
Getuige [naam 7] hoorde omstreeks 23:52 uur schreeuwen op straat. Zij is naar buiten gelopen en zag op de drempel [straat 2] / [straat 1] een jonge jongen staan. Zij schat deze jongen 1.60 meter groot. Zij zag dat deze jongen geheel in het donker gekleed was en dacht dat hij een zwarte pet droeg. Zij zag vervolgens twee auto's achter elkaar rijden op de [straat 2] richting het [straat 1] . Daarop hoorde getuige [naam 7] een schot en zag zij ook een lichtflits bij de jongen met de pet. Zij zag dat de jongen met de pet een pistool in zijn rechterhand had. Getuige [naam 7] zag dat de jongen niet gericht op iets schoot.
Getuige [naam 7]verklaarde in een nader verhoor als volgt:
Op dat moment hoor ik een knal en een flits op de grond. Ik zag dat de persoon schoot. Ik zag dat hij naar beneden richtte.
De broer van aangever,
[aangever] ,verklaarde een dag na het gebeuren als volgt:
Gisteren rond 22:00 uur ging ik slapen en werd ik wakker gebeld door mijn broer. Even later word ik weer door mijn broer gebeld dat er op hem was geschoten door [naam 4] .
Aangever [aangever]verklaarde een dag na het gebeuren als volgt:
Gisteren was ik even bij het [adres 2] te Maastricht. Ik zat daar in mijn auto en was aan het wachten op een vriend van mij. Het was even na 22:00 uur. Op een gegeven moment reden zij langs. Ze reden in een Peugeot, een donkerblauwe. Ik hoorde [naam 8] , de bestuurder, tegen mij zeggen ‘volg mij, volg mij'. Dus ik volg hen. Ik belde onderweg mijn broertje op en zei dat ik achter hun aanreed en dat ze gekke manoeuvres maakten. Bij het [straat 1] stonden twee jongens ons op te wachten. Ik zag die twee jongens en neem een beetje afstand. Ze waren in het zwart gekleed. Alleen één was zo stom om een zwarte Dsquared-pet te dragen met grote rode letters. Ik ken die jongen. Dat is [naam 4] . Ik zag dat de twee jongens, waaronder [naam 4] , de weg opliepen. Ik zag dat [naam 4] mij recht aankeek. Ik ken die pet, zijn postuur. Ik weet het een miljoen procent zeker. Zij stonden ongeveer op een meter of tien van mijn auto af. Het was donker, maar ik zie dat [naam 4] zijn arm richting mij strekt en dat er drie keer een flits vandaan komt. Ik hoorde drie harde knallen. Ik wist dat hij op mij schoot en raakte in paniek. Ik heb in volle paniek gas gegeven en ben vooruit gereden. Ik zag dat [naam 4] en de andere jongen wegrende.
In zijn aangifte verklaarde
[aangever]nog als volgt:
De jongen bleef staan achter de Peugeot, draaide met zijn lichaam naar mijn auto toe en we keken elkaar recht in de ogen. Ik zag dat de jongen zijn rechterarm omhoog bracht en zag dat hij ook op mij richtte. Vervolgens zag ik een flits en hoorde een knal, dat was nadat ik zag dat de arm op mij gericht was. De flits en de knal zag en hoorde ik sowieso twee keer achter elkaar. Misschien wel een derde keer. [naam 4] en ik hadden duidelijk oogcontact. Ik ken hem gewoon, het was [naam 4] . Afgelopen jaar heb ik hem zeker 30 à 40 keer gezien. Ik weet niet wat ik kan verwachten, het is onvoorspelbaar. Ik voel me onveilig.
Verbalisanten [naam 9] en [naam 10]relateerden het volgende:
Door [aangever] werd onder andere verklaard dat hij door zijn broer gebeld werd, welke zei beschoten te zijn door een persoon welke hij kent als ‘ [naam 4] ’. [aangever] heeft [naam 4] in het verleden vaker opgehaald op de [adres 3] te Maastricht, alwaar deze in de omgeving woonachtig zou zijn. [aangever] verstrekte ons vervolgens het telefoonnummer van [naam 4] , welke in zijn telefoon opgeslagen was. Dit telefoonnummer werd opgezocht in de politiesystemen en bevraagd op grond van artikel 126na van het Wetboek van Strafvordering. Het nummer bleek gekoppeld aan en tenaamgesteld op de persoon [verdachte] , met als adressen de [adres 4] te Maastricht en [adres 3] [nummer] te Maastricht. Uit de gemeentelijke basisadministratie bleek dat de moeder van [verdachte] ingeschreven staat op het adres [adres 3] [nummer] te Maastricht.
Verbalisant [naam 1]relateerde het volgende:
Op 16 september 2021 omstreeks 23:42 uur kwam ik aan bij het [straat 1] in Maastricht. De verbalisant [naam 12] deelde mij mede dat uit tactische informatie bleek dat op het [straat 1] , ter hoogte van de [straat 2] , zich twee patroonhulzen bevonden. Door mij werden de navolgende sporen veiliggesteld:
- één .32 auto CBC patroonhuls, met een ingedeukt slaghoedje. Deze huls werd voorzien van de SIN AANT6670NL.
- één .32 auto CBC patroonhuls, met een ingedeukt slaghoedje. Deze huls werd voorzien van de SIN AANT6663NL.
Op 1 oktober 2021 heeft
The Maastricht Forensic Institute(TMFI) een rapport uitgebracht over DNA-onderzoek.Het DNA-profiel in het sporenmateriaal met identiteitszegels AANT6663NL #01 en AANT6670NL#01 matcht met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] . De frequentie van het DNA-profiel in het sporenmateriaal is kleiner dan één op één miljard.
Overwegingen van de rechtbank
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de aangever de verdachte heeft aangewezen als de schutter. Al tijdens de achtervolging – die plaatsvond direct na het schietincident – geeft de aangever telefonisch aan zijn broer de naam van de verdachte door. Deze herkenning herhaalt de aangever vervolgens tegenover de politie, direct na het gebeuren. Uit de verklaring van de aangever een dag later en zijn aangifte blijkt dat hij goed bekend is met de verdachte en dat er sprake is van een overtuigende herkenning.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat enige behoedzaamheid op zijn plaats is ten aanzien van de herkenning door de aangever. In de periode voorafgaand aan het schietincident zouden verschillende (gewelds)incidenten hebben plaatsgevonden tussen de aangever dan wel zijn broer enerzijds en de verdachte dan wel diens vrienden of bekenden anderzijds. De rechtbank neemt in aanmerking dat een dergelijk conflict de betrouwbaarheid van een verklaring c.q. herkenning kan aantasten. Evenwel acht de rechtbank de verklaring van de aangever betrouwbaar, nu deze direct na het gebeuren de herkenning van de verdachte aan zijn broer en de politie heeft meegedeeld, zijn verklaring op onderdelen wordt ondersteund door de getuige [naam 7] en de verklaring van de broer van de verdachte, maar ook – belangrijker nog – door later verkregen onderzoeksresultaten, in het bijzonder het DNA-onderzoek.
Uit onderzoek door het TMFI is (immers) gebleken dat het DNA-profiel op beide hulzen overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Dat houdt in dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNAprofiel, kleiner is dan één op één miljard. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op beide hulzen.
Dat het DNA-profiel van de verdachte anders dan als daderspoor is terechtgekomen op de hulzen – zoals de verdachte ter terechtzitting verklaarde – acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Volgens de verdachte heeft hij een korte periode vóór de pleegdatum per toeval, in de auto van een vriend, een zakje met hulzen vastgehad waarbij hij mogelijk het zakje heeft open gemaakt en/of de desbetreffende hulzen heeft aangeraakt. De rechtbank overweegt dat de verdachte dit alternatieve scenario pas ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, te weten ruim een half jaar nadat hij over de DNA-match door de politie is bevraagd. Ook heeft de verdachte telkens geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierover te verklaren tijdens zijn voorarrest ten overstaan van de rechter-commissaris of in raadkamer. Ter terechtzitting heeft de verdachte, op doorvragen van de rechtbank en de officier van justitie, geen concrete gegevens willen verstrekken over de genoemde vriend. Gelet op het moment van aanvoeren en de omstandigheid dat de verklaring van de verdachte niet concreet en verifieerbaar is, hecht de rechtbank geen geloof aan die verklaring.
Voor de rechtbank staat dan ook vast dat de verdachte met een vuurwapen naar de grond heeft geschoten. Door zijn handelen kon bij de aangever de redelijke vrees ontstaan dat hij om het leven zou kunnen komen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde zoals hieronder bewezenverklaard bewezen. Van het medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, aangezien het strafdossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.