ECLI:NL:RBLIM:2022:4449
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake inzage in stukken bezwaarprocedure
Op 10 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Minister van Financiën. De verzoeker had de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de verweerder alle benodigde stukken voor de bezwaarprocedure aan hem zou moeten toesturen. De verweerder had in zijn verweerschrift aangegeven dat de verzoeker de mogelijkheid zou krijgen om gebruik te maken van zijn hoor- en inzagerecht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd benadrukt dat een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van de bezwaar- of beroepsprocedure een maatregel te treffen. De verzoeker had aangevoerd dat zonder de gevraagde stukken zijn bezwaar niet inhoudelijk behandeld kon worden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verweerder had aangegeven dat de verzoeker inzage zou krijgen in de stukken voorafgaand aan de hoorzitting. Bovendien had de verzoeker al gebruikgemaakt van zijn recht op inzage.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de verzoeker inzage had gekregen en dat het niet ontvangen van alle stukken niet leidde tot een onhoudbare situatie. De verzoeker had niet aangetoond dat het bestreden besluit evident onrechtmatig was, en daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, in aanwezigheid van griffier mr. A.W.C.M. Frings, en werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2022.