ECLI:NL:RBLIM:2022:4421

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
9606172\CV 21-6597
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte met huurachterstand

In deze zaak vordert de stichting STICHTING WONEN LIMBURG, vertegenwoordigd door Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V., ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, die een huurachterstand heeft van € 3.830,10 tot en met december 2021. De gedaagde partij, die de woning huurt sinds 20 januari 2021, heeft verweer gevoerd en stelt dat financiële problemen zijn ontstaan door de stopzetting van haar PW-uitkering. De kantonrechter heeft op 9 mei 2022 een mondelinge behandeling gehouden, maar de gedaagde partij is niet persoonlijk verschenen, wat de mogelijkheid voor de rechter om vragen te stellen heeft beperkt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de huurachterstand niet betwist en dat de achterstand een ernstige tekortkoming in de betalingsverplichting vormt. De rechter oordeelt dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde partij. De rechter wijst de vorderingen van de eisende partij toe, inclusief de huurachterstand, de incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde partij binnen twee weken na betekening van het vonnis het gehuurde moet ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9606172 \ CV EXPL 21-6597
Vonnis van de kantonrechter van 8 juni 2022
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V. ,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G.J.E. Schoofs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • de door beide partijen nader overgelegde stukken
  • de mondelinge behandeling op 9 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij huurt met ingang van 20 januari 2021 van eisende partij de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats]
2.2.
Gedaagde partij heeft een achterstand in de betaling van de huur laten ontstaan. Tot en met december 2021 bedraagt de huurachterstand € 3.830,10.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van:
- € 4.3675,55 (€ 3.830,10 aan huurachterstand en € 537,45 aan incassokosten), vermeerderd met rente,
- € 638,35 per maand met ingang van 1 januari 2022 tot aan de dag van ontruiming,
- de proceskosten.
3.2.
Eisende partij stelt dat voormelde huurachterstand een dermate forse tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichting is, dat zij daarom gerechtigd is om ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van het gehuurde te vorderen.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer en geeft aan dat h
zij door de stopzetting en de toekenning maanden later van de PW-uitkering in financiële problemen is gekomen. Sinds de herleving van de uitkering betaalt gedaagde partij de huur. Inmiddels is gedaagde partij gestart met een eigen onderneming en zodra daaruit voldoende inkomsten gegenereerd worden, kan er extra afgelost worden. Gedaagde partij heeft belang bij behoud van de woning. Als zij deze verliest zal zij haar uitkering opnieuw verliezen en komt zij ook niet meer in aanmerking voor een sociale huurwoning. Een belangenafweging moet daarom in het voordeel van gedaagde partij uitvallen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij beslissing van 17 maart 2022 is een mondelinge behandeling bevolen. In de beslissing is aangegeven dat partijen persoonlijk moeten verschijnen, of -als die partij een rechtspersoon is - zich door een bevoegd persoon moeten laten vertegenwoordigen. Gedaagde partij is echter niet persoonlijk verschenen. Enkel de gemachtigde is op de mondelinge behandeling verschenen. De kantonrechter heeft daarom niet de gelegenheid gehad om gedaagde partij zélf vragen te stellen en om nadere informatie te verkrijgen.
4.2.
Gedaagde partij betwist de gevorderde huurachterstand van eisende partij niet. De reeds ontstane achterstand in de betalingsverplichtingen – hoewel die tussen de datum van dagvaarden en de mondelinge behandeling is afgenomen – rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De feiten en omstandigheden die gedaagde partij noemt, maken niet dat een belangenafweging in het voordeel van gedaagde partij dient uit te vallen. Daarbij neemt de kantonrechter zonder meer aan dat het verlies van de woonruimte voor gedaagde partij ingrijpend is. Dat de ontbinding en ontruiming worden uitgesproken, is echter een gevolg van een tekortkoming waarvoor gedaagde partij in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is. Van meet af aan zijn er achterstanden en gedaagde partij kan daarom niet verwachten dat de huurovereenkomst in stand blijft. Verder is onweersproken door eisende partij gesteld dat gedaagde partij pas nadat er gedagvaard was bereid is om de betalingsproblemen op te lossen. Eerdere toezeggingen van gedaagde partij zijn niet nagekomen, aldus eisende partij.
4.3.
Het voorgaande betekent dat ontbindings- en ontruimingsvorderingen zullen worden toegewezen, evenals de huurachterstand tot en met december 2021 en de hierna nog verschuldigde huurpenningen tot de datum van ontruiming (tot de datum van ontbinding op grond van de huurovereenkomst en daarna op grond van artikel 7:225 BW).
4.4.
De door eisende partij gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 537,45 inclusief btw zullen eveneens worden toegewezen omdat aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan en het gevorderde tarief in overeenstemming is met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.
4.5.
Gedaagde partij wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 121,39
  • griffierecht 487,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.106,39
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van eisende partij te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 4.367,55, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.830,10 vanaf 21 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen € 638,35 voor elke ingegane maand of gedeelte van een maand met ingang van 1 januari 2022 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd, zulks onder voorbehoud van eventuele (wettelijk) toegestane huurverhogingen,
5.5.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.106,39,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG