ECLI:NL:RBLIM:2022:4407

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
C/03/284550 / HA ZA 20-557
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundigenbericht over schadevergoeding en dakinspectie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 juni 2022 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eisers en gedaagde. De rechtbank heeft de bevindingen van de deskundige E.J.M. Beeren overgenomen, die een onderzoek heeft uitgevoerd naar de staat van het dak van de woning van eisers. De deskundige concludeerde dat het dak op korte termijn, binnen drie jaar, volledig vervangen diende te worden. De rechtbank oordeelde dat gedaagde, die de bevindingen van de deskundige betwistte, onvoldoende onderbouwde argumenten had om deze bevindingen niet te accepteren. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 16.673,80 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 december 2018. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eisers zijn begroot op € 2.395,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/284550 / HA ZA 20-557
Vonnis van 8 juni 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat: mr. C.F.J.M. Nelemans,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. H. den Besten.
Partijen zullen hierna “ [eisers] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 oktober 2021,
  • het deskundigenbericht, gedateerd 26 januari 2022,
  • de conclusie na deskundigenbericht, tevens wijziging eis van [eisers] ,
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 20 oktober 2021 is een onderzoek door de deskundige E.J.M Beeren van Beeren Bouwconsultant (hierna: “de deskundige”) bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
komt u aan de hand van de rapporten van [gedaagde] en [naam 1] , de verklaring van [naam 2] en de door partijen overgelegde foto’s tot de conclusie dat de bevindingen van [gedaagde] en de door hem gegeven beoordeling ten aanzien van de staat van het dak ten tijde van zijn rapportage, zoals vast te stellen aan de hand van een visuele inspectie, juist zijn?
Zo niet, deelt u het standpunt van [naam 1] dat op korte termijn (binnen drie jaar) tot gehele vervanging van de dakbedekking en gedeeltelijke vervanging van het dakbeschot diende te worden overgegaan?
Indien u vraag 1 negatief beantwoordt, wat zijn dan de kosten van vervanging van het dak zoals dit bij de koop van de woning aanwezig was? De rechtbank verzoekt om deze herstelkosten naar de verschillende componenten uit te splitsen en voor zover mogelijk ook naar materiaalkosten en arbeidskosten.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.2.
Door de deskundige is op 26 januari 2022 – door de rechtbank ontvangen op 27 januari 2022 – het definitieve rapport uitgebracht, nadat partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld tot het geven van een reactie op het concept-rapport.
2.3.
De deskundige geeft op aan dat het onmogelijk is een “dergelijke” (dak)inspectie (bedoeld is: de door [gedaagde] uitgevoerde dakinspectie) te verrichten vanaf de straatzijde c.q. zonder een daadwerkelijke inspectie op en/of aan het dak zelf. Deze inspectie had te allen tijde moeten worden uitgevoerd op en/of aan het dak door middel van het gebruik van een ladder of hoogwerker. Gelet op het feit dat ten tijde van de inspectie sneeuw aanwezig was op het overgrote deel van het dakvlak, hetgeen ook blijkt uit de foto’s die zich in het dossier bevinden en de foto’s die de deskundige nog heeft ontvangen van [gedaagde] , kon door [gedaagde] geen deskundig oordeel gegeven worden omtrent de staat van het dak, schoorsteen, lood e.d., aldus de deskundige.
2.4.
Verder stelt de deskundige dat de tijd tussen de opname door [gedaagde] en de opname door [naam bedrijf] (bedoeld is: ing. [naam 1] van [naam bedrijf] ) enkel 14 maanden bedraagt, waardoor het onmogelijk is dat er grote wijzigingen aan de onderhoudstoestand zijn kunnen ontstaan; met andere woorden, de onderhoudstoestand tijdens de opname door [gedaagde] moet volgens de deskundige nagenoeg gelijk zijn geweest aan de onderhoudstoestand tijdens de opname door [naam 1] . De deels ontbrekende leislag tijdens de opname door [naam 1] zal ook bij de opname door [gedaagde] nagenoeg in dezelfde vorm aanwezig zijn geweest. Datzelfde geldt voor de aanwezige craquelévormige scheurvorming, geconstateerd door [naam 1] . Ook die kan nagenoeg niet anders zijn geweest op het tijdstip van de opname door [gedaagde] , buiten het feit dat deze het dak niet heeft betreden en ten gevolge daarvan dit ook niet heeft kunnen zien vanaf de straatzijde, aldus de deskundige. De doorhang van de halmplanken is volgens de deskundige een direct gevolg van vochtindringing door condens, dan wel door lekkages en is geen gevolg van het gebruik in de tijd van een dergelijke beplating als benoemd in de verklaring door [naam 2] .
De schade aan het verfwerk van de schoorsteen, zichtbaar op de foto’s van [naam 1] , kan niet zijn ontstaan in een periode van 14 maanden na de inspectiedatum door [gedaagde] en moet derhalve ook al vanaf de straatzijde voor [gedaagde] wel zichtbaar zijn geweest, zij het dat dit mogelijk in een wat lichtere vorm zal zijn geweest. Wat de loodindekkingen betreft is er duidelijk sprake van sterk verouderd lood en dit zou door [gedaagde] ook gezien kunnen zijn, mits de inspectie door hem ook op het dak was uitgevoerd. De lekkages aan de dakranden/overstekken zijn door de deskundige via de foto’s niet te waarderen. Echter bij een optelling van bovenstaande items is het voor de deskundige een feit dat deze met de hoogst mogelijke waarschijnlijkheid ook aanwezig waren.
2.5.
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen komt de deskundige tot de conclusie dat hij zich geheel kan vinden in het standpunt van [naam 1] dat het dak inclusief dakbeschot op korte termijn, zeker binnen drie jaar en wellicht, gezien de staat ervan, eerder in het geheel dient te worden vervangen.
2.6.
De kosten van vervanging van het dak zoals dit bij de koop van woning aanwezig was, heeft de deskundige als volgt begroot:
Omschrijving werkzaamheden
uren
materialen
- steigerwerk conform ARBO-eisen
8
350
- sloopwerk bestaande dakbedekking, dakbeschot inclusief afvoerkosten
16
1.2
- aanbrengen en leveren OSS-dakbeschot
32
2.1
- dakbedekking 2-laags
40
2.1
- hemelwaterafvoeren 2 stuks
6
180
- aanbrengen + leveren alu. Daktrimmen
16
650
- schoorsteen loodindekkingen vervangen16 500
134
7.08
134 uren x € 50,­
6.7
Totaal excl. BTW €
13.780,-­
Totaal incl. BTW €
16.673,80
2.7.
De deskundige heeft hierbij vermeld dat gezien het feit dat er in de originele staat c.q. bij aankoop sprake was van een ongeïsoleerd dak, in bovenstaande kostenraming geen dakisolatie, dampremmende laag en het verhogen van het boeiboord is meegenomen en dat dientengevolge ook geen wijziging in het boeibord noodzakelijk is.
2.8.
[gedaagde] betwist de bevindingen van de deskundige. Hij stelt dat uit niets blijkt dat er binnen drie jaar dusdanige gebreken zullen ontstaan danwel dat er reeds lekkage aanwezig was op basis waarvan het gehele dak vernieuwd moet worden. Aan deze betwisting gaat de rechtbank voorbij, nu [gedaagde] het gelaten heeft bij een blote stelling. De rechtbank ziet in deze stelling van [gedaagde] geen aanleiding om de bevindingen van de deskundige niet over te nemen.
2.9.
Voorts heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat een aftrek ‘nieuw-voor-oud’ op de kostenbegroting van de deskundige moet worden toegepast. Ook aan deze stelling gaat de rechtbank voorbij, omdat [gedaagde] onvoldoende concreet heeft aangegeven waarom een dergelijke aftrek moet worden toegepast en hoe groot deze aftrek dan zou moeten zijn. Dat geldt te meer nu de deskundige heeft vastgesteld dat het dak op korte termijn dient te worden vervangen. De rechtbank leidt daaruit af dat het dakbeschot aan het einde van haar levensduur is, zodat een aftrek ‘nieuw-voor-oud’ niet kan worden toegepast, althans dat de omvang van een dergelijke aftrek slechts zeer beperkt zal zijn.
2.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
1.357,50(2,5 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 2.395,39.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 16.673,80 (zestienduizendzeshonderddrieënzeventig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 16.673,80 met ingang van 20 december 2018 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 2.395,39,
3.3.
wijst af het meer of anders gevorderde,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS