ECLI:NL:RBLIM:2022:4389

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/03/289669 / HA ZA 21-136
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in burengeschil over erfgrens en erfdienstbaarheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, betreft het een burengeschil tussen eiser en gedaagden over de erfgrens en de aanwezigheid van begroeiing. Eiser, eigenaar van een onroerende zaak, heeft gedaagden gesommeerd om bepaalde handelingen te verrichten, waaronder het terugplaatsen van een draad en buis en het verwijderen van begroeiing die overgroeit in zijn tuin. Gedaagden hebben de stellingen van eiser betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draad en buis eigendom van eiser zijn en dat gedaagden deze onrechtmatig hebben verwijderd. Echter, de vordering tot terugplaatsing is afgewezen omdat eiser geen rechtens te respecteren belang heeft bij deze vordering. De vordering tot verwijdering van de begroeiing is toegewezen, omdat deze niet door gedaagden is weersproken. De rechtbank heeft ook de vordering tot het vaststellen van een erfdienstbaarheid afgewezen, omdat er onvoldoende feitelijke onderbouwing was. De vordering tot het niet beschadigen van de schuur is eveneens afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was van onrechtmatig handelen van gedaagden. Eiser heeft wel recht op toegang tot het perceel van gedaagden voor onderhoudswerkzaamheden aan zijn onroerende zaak, wat is toegewezen. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 1 juni 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/289669 / HA ZA 21-136
Vonnis van 1 juni 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.B.Th. van 't Grunewold te Roermond,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. I.P. Sigmond te Heerlen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 maart 2021 met 17 producties
  • de akte houdende producties 18 t/m 26
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissingen waarbij een (nieuwe) datum voor de mondelinge behandeling is bepaald
  • het proces-verbaal mondelinge behandeling van 16 mei 2022
  • de spreekaantekeningen van mr. Van t Grunewold, tevens houdende vermindering van eis
1.2.
Ten slotte is vonnis bij vervroeging bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Eiser is sinds 30 juli 2007 eigenaar van de onroerende zaak met woning en tuin aan de [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend als [kadasternummer 1] (productie 1 dagvaarding). Op het perceel van eiser staat in de achtertuin een schuur. De achterzijde van die schuur grenst op circa 10 cm van de erfgrens met de achtertuin van gedaagden.
2.2.
Gedaagden zijn sedert 21 mei 2008 eigenaar van de onroerende zaak met woning
en tuin aan de [adres 2] te [woonplaats] , kadastraal bekend als [kadasternummer 2] (productie 2 dagvaarding). Op 9 mei 2016 hebben gedaagden door het kadaster een grensreconstructie laten uitvoeren (productie 3 dagvaarding).
2.3.
De achtertuinen van de percelen van partijen grenzen deels aan elkaar, over een afstand van circa vijf meter.
2.4.
Eiser heeft gedaagden op 4 september 2020 en 15 oktober 2020 gesommeerd om
- onder andere - de door gedaagden verwijderde draad en paal van eiser terug te plaatsen en grensoverschrijdende begroeiing te verwijderen (producties 10 en 14 dagvaarding). Eiser heeft bij schriftelijke verzoeken van 4 en 20 januari 2021 (producties 16 en 17 dagvaarding) gedaagden verzocht een afspraak met hem te maken, in verband met de door eiser via het perceel van gedaagden te verrichten werkzaamheden aan de onroerende zaak van eiser.

3.Het geschil

3.1.
Doordat gedaagden niet aan de bovenstaande sommaties en verzoeken van eiser hebben voldaan, vordert eiser - samengevat en na vermindering van eis op de mondelinge behandeling - dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden hoofdelijk veroordeelt om de door hen tegen de erfgrens, maar op en boven het perceel van eiser ( [kadasternummer 1] ) zich bevonden hebbende draad en buis, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis terug te plaatsen en deze verder te handhaven, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of ieder gedeelte van een dag dat gedaagden, na veertien dagen na betekening van dit vonnis, in de nakoming van deze veroordeling in gebreke mochten blijven,
2. gedaagden hoofdelijk veroordeelt de begroeiing die zich boven het perceel van eiser ( [kadasternummer 1] ) bevindt, te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of iedere dag dat gedaagden, na veertien dagen na betekening van dit vonnis, in de nakoming van deze veroordeling in gebreke mochten blijven.
3. voor recht verklaart dat ten behoeve van het perceel van eiser, kadastraal bekend als [kadasternummer 1] , als heersend erf en ten laste van het perceel van gedaagden, kadastraal bekend als [kadasternummer 2] , als dienend erf, een erfdienstbaarheid is gevestigd tot het handhaven van de bestaande toestand ten aanzien van de overbouw van de op het perceel van eiser staande schuur, met veroordeling van gedaagden om de betreffende schuur niet te beschadigen, onder verbeurte van een dwangsom dat voor iedere overtreding na betekening van deze veroordeling, gedaagden hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 100,00 per dag of iedere dag dat deze beschadiging plaatsvindt en door hen in stand wordt gehouden,
4. gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan eiser, na behoorlijke kennisgeving door deze, toegang tot hun onroerende zaak ( [kadasternummer 2] ) te verlenen, ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan de onroerende zaak van eiser (kadastraal bekend, [kadasternummer 1] ), onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere overtreding van dit uit te spreken gebod na betekening van dit vonnis,
5. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de (na)kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Gedaagden hebben bij conclusie van antwoord - kort gezegd - de stellingen van eiser betwist.
3.3.
Op de stellingen en weren van partijen zal hierna, voor zover nodig, nog nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering 1 - terugplaatsen van draad en buis

4.1.
Tussen partijen staat vast dat de draad en buis eigendom van eiser zijn en dat die draad en buis door gedaagden zijn verwijderd. Eiser heeft op de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij in 2009 de draad en buis op zijn perceel heeft geplaatst met de buurman [naam buurman] om de erfgrens ter plaatse te markeren (proces-verbaal van mondelinge behandeling, pagina 2, eerste alinea). Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij de buis en draad, die door gedaagden, nadat zij die hadden verwijderd, in zijn tuin zijn gegooid, niet zelf kan terugplaatsen, omdat hij niet bij zijn schuur kan.
4.2.
Gedaagden hebben die (nader onderbouwde) stelling van eiser niet weersproken, nu zij die gelegenheid hebben prijs gegeven door zonder bericht niet op de mondelinge behandeling te verschijnen. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat gedaagden de betreffende draad en buis onrechtmatig hebben verwijderd. Het gevorderde terugplaatsen van die buis en draad door gedaagden is desalniettemin niet toewijsbaar, aangezien gedaagden bij conclusie van antwoord onweersproken hebben aangevoerd dat het kadaster op verschillende plaatsen langs de erfgrens van gedaagden met eiser markeringen heeft geplaatst en dat daardoor voldoende duidelijk is waar de erfgrens tussen die percelen ligt. Gelet op deze duidelijkheid heeft eiser dan ook geen rechtens te respecteren belang bij toewijzing van de vordering tot terugplaatsen van de buis en draad, ter markering van de erfgrens. De onderhavige vordering wordt dan ook afgewezen.
Vordering 2 - verwijderen begroeiing
4.3.
De nader op de mondelinge behandeling onderbouwde stelling dat de begroeiing vanuit de tuin van gedaagden (de coniferen en klimop van gedaagden) deels overgroeit in de tuin van eiser en dat eiser niet vanuit zijn tuin, zonder in de tuin van gedaagden te komen, bij die begroeiing kan om deze bij te knippen/snoeien, is evenmin door gedaagden weersproken. Bovendien blijkt zulks ook uit de foto op pagina 3 van de conclusie van antwoord. De gevorderde veroordeling van gedaagden om de overgroeiende begroeiing te verwijderen en verwijderd te houden zal dan ook worden toegewezen.
Vordering 3 - erfdienstbaarheid en niet beschadigen schuur
4.4.
De gevorderde verklaring voor recht moet bij gebreke van een voldoende feitelijke onderbouwing worden afgewezen. Eiser vordert - kort gezegd - een verklaring voor recht dat ten behoeve van zijn perceel en ten laste van het perceel van gedaagden een erfdienstbaarheid is gevestigd, doch feit is dat gesteld noch gebleken is dat de gestelde erfdienstbaarheid met betrekking tot de dakoverstek met boeiboord van de schuur van eiser boven de grond van gedaagden al is neergelegd in een notariële akte en dat een inschrijving van die akte in de openbare registers heeft plaatsgevonden (artikel 5:72 juncto 3:84 juncto 3:89 juncto 3:98 BW). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat gedaagden bij conclusie van antwoord hebben aangevoerd dat het recht van erfdienstbaarheid van eiser nog nader zou moeten worden bepaald, welk verweer eiser onvoldoende heeft betwist.
4.5.
De gevorderde veroordeling van gedaagden om de schuur van eiser niet te beschadigen wordt eveneens afgewezen op grond van het navolgende. Niet ter discussie staat dat een monteur, werkzaam in opdracht van gedaagden en in verband met werkzaam-heden in het tuin van gedaagden, de uit- of overstekende boeiboorden / trespa beplating van de schuur van eiser heeft losgemaakt. Hij heeft die boeiborden echter ook weer vastgemaakt nadat hij het hekwerk in de tuin van gedaagden heeft geplaatst. Voorshands is dan ook onvoldoende gebleken van onrechtmatig handelen van gedaagden jegens eiser. Nu gedaagden bij conclusie van antwoord (randnr. 2.8.3) hebben aangegeven geen behoefte te hebben om de boeiborden (nogmaals) te verwijderen of andere handelingen te verrichten ten aanzien van het schuurtje van eiser, wordt het gevorderde als ongegrond afgewezen.
Vordering 4 - ladderrecht
4.6.
De onderhavige vordering volgt uit de wet en is op grond van artikel 5:56 BW toewijsbaar. Eiser heeft onweersproken aangevoerd dat hij het onderhoud aan zijn schuur, onder andere wat betreft het onderhoud aan de dakgoot en het verven van een deel van de houten balken, alleen kan verrichten vanuit de tuin van gedaagden en dat gedaagden aan zijn verzoeken om, in verband met dit onderhoud, toegang te verlenen tot het perceel van gedaagden van 4 en 20 januari 2021 geen gehoor hebben gegeven. Gelet op de nadere onderbouwing van [eiser] op de mondelinge behandeling begrijpt de rechtbank de vordering van eiser aldus dat daaronder is begrepen het verrichten van de voornoemde werkzaamheden door een door eiser gevolmachtigde derden. De vordering zal, met inachtneming hiervan, op de hierna te vermelden wijze worden toegewezen.
Dwangsom
4.7.
De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt als hierna in het dictum is geformuleerd.
Vordering 5 - (proces)kosten
4.8.
Gedaagden zullen hoofdelijk als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 89,41
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2,0 punten × tarief II € 563,00)
totaal € 1.524,41.
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar en wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één presteert ook de ander zal zijn bevrijd, de begroeiing, als genoemd in rechtsoverweging 4.3, die zich boven het perceel van eiser ( [kadasternummer 1] ) bevindt, te verwijderen en verwijderd te houden,
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één presteert ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser dan wel een gevolmachtigde van eiser, na behoorlijke kennisgeving door eiser, toegang te verlenen tot de onroerende zaak van gedaagden ( [kadasternummer 2] ), ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan de onroerende zaak van eiser (kadastraal bekend, [kadasternummer 1] ),
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op
€ 1.524,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: CM