12.4.Uitgangspunt hierbij is of de werkgever in redelijkheid tot de verrichte re-integratieinspanningen heeft kunnen komen. Daarbij dient de werkgever in eerste instantie te bezien of de werknemer in de eigen functie kan terugkeren en als dat geen kans van slagen heeft, de werknemer ander passend werk in het eigen bedrijf aan te bieden (spoor 1). Is re-integratie in het eigen bedrijf niet mogelijk, dan dient de werkgever de mogelijkheden om de werknemer te herplaatsen bij een andere werkgever te onderzoeken en te benutten (spoor 2). Van werkgever en werknemer worden geen re-integratieinspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.
13. De rechtbank stelt vast dat van een bevredigend resultaat als bedoeld in de Beleidsregels geen sprake is. Werknemer heeft zijn eigen werk uiteindelijk niet volledig hervat en na 104 weken ziekte heeft hij ook geen andere arbeid verricht waarmee sprake was van een loonwaarde van 65% van het loon voor ziekte. Verweerder heeft derhalve terecht de re-integratieinspanningen van eiseres getoetst. Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerder terecht de re-integratieinspanningen van eiseres in spoor 1 onvoldoende heeft geacht, zonder dat daarvoor een deugdelijke grond bestaat.
14. Indien geen bevredigend resultaat is bereikt en verweerder tot het oordeel komt dat de werkgever bij de re-integratieinspanningen in gebreke is gebleven, geldt – gelet op het belastende karakter van een loonsanctiebesluit – dat verweerder aannemelijk moet maken dat de werkgever onvoldoende re-integratieinspanningen heeft verricht en daarbij deugdelijk en concreet moet motiveren waaruit de tekortkoming bestaat.
De omvang van de herbeoordeling in bezwaar
15. Ter discussie staat uitsluitend of de re-integratie in spoor 1 niet adequaat is geweest. Het standpunt dat de re-integratieactiviteiten in spoor 2 niet adequaat zouden zijn geweest, heeft verweerder na heroverweging in bezwaar laten vallen. Dat betekent niet dat het bezwaar om die reden gegrond had moeten worden verklaard en de proceskosten in bezwaar vergoed hadden moeten worden, zoals eiseres betoogt. Er is immers geen sprake van herroeping van het primaire besluit en het rechtsgevolg van dat besluit wijzigt ook niet.
De re-integratieactiviteiten in spoor 1: item 1.9.5 ‘aangewezen op voorspelbare werksituatie’
16. In het ten tijde van het bestreden besluit geldende Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) is item 1.9.5 omschreven als een werksituatie waarin de functionaris niet flexibel hoeft in te spelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud. De rechtbank is van oordeel dat verweerder toereikend gemotiveerd heeft dat werknemer beperkt geacht moet worden op dit item. Weliswaar kent de functie een duidelijke taakinhoud, zoals die is opgesomd door eiseres, maar dat betekent niet dat de werkomstandigheden om die reden ook voorspelbaar zijn. Onder wisselende uitvoeringsomstandigheden kan volgens de toelichting in het CBBS immers (ook) worden verstaan dat de functionaris met steeds andere personen te maken krijgt. In het geval van werknemer gaat het dan om steeds wisselende groepen adolescente leerlingen. De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt dat het feit dat werknemer een zeer ervaren docent is, niet maakt dat hij niet zal worden blootgesteld aan onvoorspelbaar gedrag van zijn leerlingen.
De re-integratieactiviteiten in spoor 1: item 2.12.5 ‘aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat’
17. In het CBBS is item 2.12.5 omschreven als het aansturen van één of meer personen als kenmerkende taak in een functie. Het gaat daarbij om leidinggevende aspecten die duidelijk verbonden zijn aan die functie. Hoewel bij de verhouding tussen een docent ten opzichte van zijn leerlingen geen sprake is van functionele bovengeschiktheid - de leerlingen zijn immers niet in dienst van de school - is de rechtbank van oordeel dat dit niet betekent dat het item 2.12.5 niet van toepassing kan zijn bij een docentenfunctie zoals die van werknemer. In de omschrijving in het CBBS is niet uitgesloten dat de ondergeschikten andere personen dan collega’s kunnen zijn. Als kenmerkende belasting bij het leidinggeven wordt genoemd het geven van opdrachten aan personen en het bevorderen van de uitvoering daarvan. Daarvan is bij uitstek sprake in de functie van docent. Dat, zoals ter zitting naar voren is gebracht, leerlingen onderworpen zijn aan het gezag van een docent en ‘weten wat er gebeurt’ als zij zich niet aan de regels van een docent houden, doet aan die belasting in de docentenfunctie niet af. Dat het doel van de docent uiteindelijk is om kennis over te brengen aan zijn leerlingen, doet ook niet af aan de conclusie dat sprake is van leidinggevende aspecten in zijn functie.
18. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht aan eiseres heeft tegengeworpen dat te lang is ingezet op re-integratie in het eigen werk van werknemer en de re-integratieinspanningen in spoor 1 daarom onvoldoende zijn geweest. Duidelijk had moeten zijn dat de beperkingen die door Ergatis zijn vastgesteld maken dat het werk als docent voor werknemer niet langer passend was.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.