7.3.De hiervoor genoemde artikelen in de TW hebben een gelijkluidende inhoud dan wel strekking.
Was sprake van schending van de inlichtingenplicht?
8. De rechtbank ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de aan eiser toegekende uitkering krachtens de WAZ en TW per 30 mei 2006 dient te worden ingetrokken, omdat niet kan worden vastgesteld of voor eiser op die datum nog recht op uitkering bestond omdat hij de inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk was nagekomen.
9. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat eiser zijn inlichtingenplicht niet behoorlijk is nagekomen door verweerder geen helderheid te verschaffen over zijn betrokkenheid bij de hennepteelt aan het hiervoor genoemde adres in [plaats] en over zijn aandeel in de vroegere meubelzaken van zijn echtgenote. Hierbij neemt zij mede de aanvullende redenering van verweerders gemachtigde ter zitting in aanmerking, dat, voor zover het al zo zou zijn dat eiser vanaf 2006 kampt met dusdanig ernstige medische klachten dat hij geen reële arbeidsprestatie kon leveren, er uit de voorhanden zijnde stukken voldoende aanwijzingen naar voren komen dat eiser ten tijde hier van belang desondanks werkzaamheden heeft verricht. Het had op eisers weg gelegen om van die werkzaamheden mededeling te doen. Door dat na te laten, is sprake van schending van de inlichtingenplicht.
10. Nu is vastgesteld dat verweerder terecht heeft aangenomen dat de inlichtingenplicht is geschonden, moet nog de vraag worden beantwoord of verweerder daardoor niet heeft vast kunnen stellen of er nog recht op uitkering bestond. Die vraag is van belang omdat verweerder heeft afgezien van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek en zodoende de stelling van eiser dat hij door zijn psychische stoornissen nooit over een reëel arbeidsvermogen heeft beschikt, niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank overweegt daarover dat verweerder zich niettemin op het standpunt heeft mogen stellen dat hij het recht op uitkering niet heeft kunnen vaststellen. Uit artikel 58 van de WAZ volgt namelijk -kort weergegeven- dat inkomsten uit arbeid gedurende vijf jaar worden gekort op de uitkering en na die periode van vijf jaar geacht worden in overeenstemming te zijn met het verdienvermogen. Daargelaten of na vele jaren nog een verantwoorde inschatting van de belastbaarheid was te maken, moet in elk geval worden geoordeeld dat verweerder, doordat hij niet over eisers activiteiten was geïnformeerd, geen toepassing heeft kunnen geven aan hetgeen in artikel 58 van de WAZ is bepaald. Dat betekent tevens dat de rechtbank de door eiser overgelegde stukken van medisch aard onbesproken laat.
11. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat aan de wettelijke voorwaarden om toepassing te geven aan artikel 18, eerste lid, onder d, van de WAZ en artikel 11a, eerste lid, aanhef en onder c, van de TW is voldaan, zodat verweerder gehouden was met toepassing van deze bepalingen de WAZ-uitkering en toeslagen van eiser met ingang van 31 mei 2006 in te trekken.
12. Van dringende redenen als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WAZ en artikel 11a, tweede lid, van de TW om geheel of gedeeltelijk van intrekking af te zien is de rechtbank niet gebleken.
13. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.