In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.W.M.T. Schaminée, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door P.L.E. Delahaije. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de stopzetting van haar WIA-uitkering, die door het UWV was vastgesteld op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank moest beoordelen of het UWV terecht had geconcludeerd dat eiseres voor 28,33% arbeidsongeschikt was, en of de medische rapporten die aan deze beslissing ten grondslag lagen, aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden.
De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische situatie van eiseres voldoende had onderkend. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hadden de klachten van eiseres, waaronder psychische en fysieke klachten, zorgvuldig beoordeeld en in hun rapporten verantwoording afgelegd. Eiseres had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten en dat zij geen benutbare mogelijkheden had. De rechtbank concludeerde echter dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de voorwaarden voldeden en dat eiseres niet had aangetoond dat deze rapporten onjuist waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de stopzetting van de WIA-uitkering door het UWV in stand bleef. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.