ECLI:NL:RBLIM:2022:4272

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
ROE 20/1118
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak voor verstandelijk gehandicapten

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Pergamijn en de heffingsambtenaar van de gemeente Echt-Susteren over de WOZ-waarde van een terrein met woonvoorzieningen en activiteitencentra voor verstandelijk gehandicapten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde van het terrein niet te hoog is vastgesteld, en dat er geen geschil meer bestaat over de waarde. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, maar veroordeelt de verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht. De rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 26.413.000,- na een eerdere vermindering van de waarde door de heffingsambtenaar. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de heffingsambtenaar, maar de rechtbank oordeelt dat een beslissing over de WOZ-waarde niet meer nodig is. De rechtbank gaat enkel in op het verzoek om proceskostenvergoeding, die wordt toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/1118

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 2022 in de zaak tussen

Stichting Pergamijn, te Echt, eiseres

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Echt-Susteren, verweerder

(gemachtigden: R.M.A.L. Heijman en J.P.M. Cox).

Procesverloop

Bij beschikking van 16 februari 2019 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 27.201.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2018.
Bij de uitspraak op bezwaar van 16 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de waarde verminderd tot € 26.413.000,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft (gezamenlijk met 4 vergelijkbare zaken) plaatsgevonden op 14 juni 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door D. Ruijten, kantoorgenoot van haar gemachtigde, en [naam taxateur] , taxateur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Met mededeling aan partijen is de uitspraak op de zaak aangehouden tot na de behandeling van 42 vergelijkbare zaken op de zitting van 10 en 11 februari 2022.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een terrein met verschillende gebouwen ten behoeve van de opvang, begeleiding en verzorging van verstandelijk gehandicapten. Het stichtingsjaar van het terrein dateert uit 1970 toen zijn de eerste gebouwen opgeleverd. Daarna is telkens uitgebreid en naderhand gesloopt en nieuwbouw gepleegd. De gebouwen hebben dus verschillende bouwjaren.
Het geschil
2. Ter zitting is gebleken dat over de WOZ-waarde niet langer verschil van mening bestaat tussen partijen. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting een toelichting gegeven over de objectafbakening en geconstateerd dat het huisnummer 4 eveneens de nummers 2 en 6 omvat. Daarop heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat de verlaagde WOZ-waarde van € 26.413.000,- niet te hoog is. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven dat met de toelichting van de gemachtigde van verweerder ter zitting de zaak pas helder is geworden. Daarom verzoekt hij om een proceskostenveroordeling.
2.1.
Een beslissing van de rechtbank over de WOZ-waarde is gelet op het voorgaande niet meer nodig. De rechtbank zal dit beroep om die reden niet-ontvankelijk verklaren en uitsluitend ingaan op het verzoek om een proceskostenvergoeding.
Griffierecht en proceskosten
3. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Aan eiseres is door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen in de beroepsfase worden twee punten toegekend (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) met een waarde van € 541,- per punt. De rechtbank beoordeelt de zaak als zwaar, waarvoor een wegingsfactor 1,5 geldt. Gelet hierop bedraagt het vanwege de in deze zaak verleende rechtsbijstand te vergoeden forfaitaire bedrag in totaal € 2.277,-.
4. Verder heeft eiseres recht op een vergoeding van haar taxatiekosten en de kosten van de aanwezigheid van de taxateur op zitting. Uit de in beroep overgelegde factuur blijkt dat de taxateur van eiseres 8 uur heeft besteed aan het taxatierapport tegen een uurtarief van € 120,- exclusief BTW. De rechtbank acht dit tijdsbeslag en tarief redelijk. Overeenkomstig de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties hanteert de rechtbank voor de vergoeding van de aanwezigheid van de taxateur op zitting hetzelfde (door de taxateur opgegeven) tarief. Het tijdsbeslag van de behandeling van deze zaak op zitting stelt de rechtbank vast op 30 minuten, wat betekent dat de vergoeding € 60,- exclusief BTW bedraagt.
5. De rechtbank merkt op dat eiseres in deze zaak geen verzoek om immateriële schadevergoeding heeft gedaan.

Beslissing

  • Verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten wegens verleende rechtsbijstand tot een bedrag van € 2.277,- en wegens deskundigenkosten tot een bedrag van in totaal € 1.020,- (exclusief BTW).
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Gruiters (voorzitter), en mr. E.P.J. Rutten en mr. A. Snijders, leden, in aanwezigheid van mr. S. Haddoumi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022 .
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 juni 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan door een belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen, en het bestuursorgaan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.