Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. K.J.F. Roelofs. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, geschat op 72.140,58 euro. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 18 mei 2022, waarbij zowel de verdachte als de officier van justitie hun standpunten hebben gepresenteerd. De ontnemingsvordering werd gelijktijdig behandeld met een strafzaak met parketnummer 03/220643-20, waarin de verdachte eerder op dezelfde dag was veroordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in een civiele procedure tussen de medeverdachte en een oud-werkgever een schikking is getroffen, waardoor de rechtbank van oordeel is dat er geen strafrechtelijk belang meer bestaat voor de officier van justitie om een ontnemingsmaatregel op te leggen. De schikking garandeert dat het door de officier van justitie veronderstelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt teruggevorderd, wat de rechtbank heeft doen besluiten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat de officier van justitie geen belang meer heeft bij de gevorderde maatregel, gezien de omstandigheden van de zaak en de getroffen schikking.
De rechtbank heeft in haar beslissing de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de gepleegde feiten van verduistering en witwassen door de verdachte in de periode van 19 juli 2017 tot en met 11 januari 2019. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter mr. M.J.A.G. van Baal, samen met de rechters mr. P.W.E.C. Pulles en mr. drs. J.M.A. van Atteveld, de beslissing heeft genomen.