Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Weening. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 mei 2022, waarbij zowel de verdachte als de officier van justitie hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie vorderde een bedrag van 72.140,58 euro aan wederrechtelijk verkregen voordeel, dat de verdachte zou hebben verkregen uit strafbare feiten waarvoor zij eerder was veroordeeld.
De rechtbank oordeelde dat er geen strafrechtelijk belang meer bestond voor de vordering van de officier van justitie, omdat er een schikking was getroffen in een civiele procedure tussen de verdachte en haar oud-werkgever. Deze schikking hield in dat de verdachte een bedrag van 54.000 euro aan de oud-werkgever moest betalen, met een verhoging tot 80.000 euro bij niet-nakoming van de betalingsregeling. De rechtbank concludeerde dat het doel van de ontnemingsvordering al was bereikt door deze schikking, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering.
De rechtbank benadrukte dat het doel van een ontnemingsvordering is om het financieel voordeel dat door middel van strafbare feiten is verkregen ongedaan te maken. Aangezien de schikking een hoger bedrag betrof dan de door de rechtbank vastgestelde verduisterde bedragen, was er geen noodzaak voor de gevorderde maatregel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M.J.A.G. van Baal als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.