ECLI:NL:RBLIM:2022:4232

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
03/270902-21, 03/700225-18 (tul) en 03/700283-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen woninginbraak en veroordeling voor drie woninginbraken met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van vier woninginbraken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de woninginbraak te Berg en Terblijt, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan drie andere woninginbraken, gepleegd op 27 september 2021 in Eys, 28 september 2021 in Mheer en 5 oktober 2021 in Gulpen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij samen met een medeverdachte de inbraken heeft gepleegd en dat hij actief betrokken was bij de uitvoering van deze feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, deelname aan gedragsinterventies en een verbod op drugs en alcohol. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten binnen de proeftijd van die straffen. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers, en de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/270902-21
Parketnummers : 03/700225-18 (tul) en 03/700283-18 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 27 september 2021 samen met een ander een woninginbraak te Eys heeft
gepleegd;
Feit 2:op 28 september 2021 samen met een ander een woninginbraak te Mheer heeft
gepleegd;
Feit 3:op 5 oktober 2021 samen met een ander een woninginbraak te Gulpen heeft
gepleegd;
Feit 4:op 6 oktober 2021 samen met een ander een woninginbraak te Berg en Terblijt heeft
gepleegd;

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vier woninginbraken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde woninginbraken wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 1 en feit 4 tenlastegelegde woninginbraken.
De raadsman heeft daartoe over feit 1 aangevoerd dat de door de verdachte verrichte handeling (het aangeven van een steen, waarmee een ruit is ingeslagen) niet kan worden gekwalificeerd als medeplegen van een woninginbraak. Nu medeplichtigheid aan de woninginbraak niet als subsidiaire variant is tenlastegelegd, zal de verdachte moeten worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde woninginbraak.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van een voldoende specifieke en unieke modus operandi. Bovendien is het gegeven signalement te weinig onderscheidend en bevat het dossier geen proces-verbaal van herkenning van de verdachte. Het dossier bevat derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak woninginbraak te Berg en Terblijt (feit 4)
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de woninginbraak aan de [adres 1] te Berg en Terblijt.
In het dossier bevinden zich camerabeelden die afkomstig zijn van de beveiligingscamera’s van de overbuurman ( [adres 2] ) van de woning van aangever. Op deze beelden is te zien dat op 6 oktober 2021 twee personen op een groene scooter in de richting van de oprit van [adres 1] te Berg en Terblijt rijden. De scooter wordt geparkeerd en op enig moment is een schittering ter hoogte van de ruit van de woning te zien, alsof het glas wordt vernield en vervolgens is te zien dat beiden personen via een raam van de woning naar binnen klimmen. Weer enkele minuten later is te zien dat beide personen uit het raam naar buiten klimmen, en vervolgens wegrijden in de richting van Maastricht.
Uit het dossier volgt dat de woninginbraak aan de [adres 1] te Berg en Terblijt – in dezelfde periode als de overige tenlastegelegde woninginbraken – door medeverdachte [medeverdachte] is gepleegd en dat hij dat samen met iemand anders deed. Uit het dossier is niet gebleken dat de verdachte de tweede inbreker was bij deze woninginbraak. Hoewel de modus operandi hierbij overeen komt met de modus operandi zoals gebruikt bij de overige tenlastegelegde en (zoals hierna zal blijken) bewezenverklaarde woninginbraken, is deze niet specifiek genoeg om op basis daarvan te komen tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat het buiten redelijke twijfel vaststaat dat het de verdachte is geweest die de woninginbraak samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 4 tenlastegelegde woninginbraak.
Feit 1: woninginbraak te Eys
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 1] deed aangifte en verklaarde dat zij op 27 september 2021 omstreeks 10:35 uur haar woning aan [adres 3] te Eys verliet. Bij thuiskomst diezelfde dag omstreeks 13:30 uur zag zij dat de ruit van de keuken kapot was en dat er heel veel glas op de grond lag. Ook zag zij een kei op de grond liggen, welke vermoedelijk was gebruikt om de ruit in te gooien. [slachtoffer 1] zag verder dat in de woonkamer enkele kasten waren geopend. Op de eerste verdieping zag zij dat de slaapkamers waren doorzocht: alle lades en kasten stonden open en beide slaapkamers lagen bezaaid met spullen uit de kasten en laden.
Uit de bijlage goederen volgt dat er diverse sieraden werden ontvreemd. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 september 2021 samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning aan de [adres 3] te Eys is gegaan. Hij heeft verklaard dat hij wist dat het de bedoeling was om in te breken en dat hij [medeverdachte] een steen heeft aangegeven, waarmee [medeverdachte] vervolgens de ruit heeft ingetikt. [medeverdachte] is vervolgens de woning binnengegaan, terwijl de verdachte buiten heeft staan wachten. Toen [medeverdachte] naar buiten kwam, zijn ze samen op de scooter gestapt en richting Maastricht gereden om de sieraden in te leveren bij een goudwisselkantoor. [medeverdachte] heeft de sieraden ingeleverd, terwijl de verdachte buiten op hem heeft gewacht. De verdachte heeft verklaard dat hij 50 euro heeft gekregen van de opbrengst. Hij had dat geld nodig voor drugs.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 27 september 2021 omstreeks 11:00 uur met haar scooter reed op de doorgaande weg in Partij in de richting van Vijlen, toen zij zag dat twee personen een scooter uit de struiken aan het trekken waren. Er lagen ook twee helmen bij de struiken. [getuige] had het gevoel dat ze de scooter verstopt hadden. Het betrof een mintgroene scooter met kenteken [kenteken] . De passagier had donkere kleding aan en was wat kleiner. Hij had een smal postuur, donker kort haar en een zwarte integraal helm. [3] Diezelfde dag zijn de verdachte en [medeverdachte] met die scooter gezien door de politie. [4]
Overwegingen
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] op 27 september 2021 een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres 3] te Eys. De rechtbank overweegt daartoe dat uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op de scooter naar de woning aan de [adres 3] te Eys is gegaan. De verdachte wist naar eigen zeggen dat het de bedoeling was om in te breken en hij heeft [medeverdachte] de steen aangegeven waarmee vervolgens door [medeverdachte] de ruit is ingetikt. Vervolgens heeft de verdachte zich niet gedistantieerd, maar is hij buiten de woning blijven wachten totdat [medeverdachte] naar buiten kwam, waarna ze samen de kennelijk eerder door hen in de struiken verstopte scooter uit de struiken hebben getrokken en naar Maastricht zijn vertrokken. De verdachte heeft in Maastricht wederom buiten gewacht terwijl [medeverdachte] de sieraden inleverde bij het goudwisselkantoor en vervolgens heeft de verdachte naar eigen zeggen ook gedeeld in de buit. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een actieve en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de woninginbraak en dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Derhalve is sprake van het medeplegen van de woninginbraak.
Feit 2: woninginbraak te Mheer
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 september 2021;
Feit 3: woninginbraak Gulpen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2021;
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 27 september 2021 te Eys, gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 3] , sieraden die aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2
op 28 september 2021 te Mheer, gemeente Eijsden-Margraten, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 4] , sieraden, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 3
op 5 oktober 2021 te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 5] , stukken bestek, een sieradendoosje en sieraden die aan [slachtoffer 3] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – mede gelet op de bepleite vrijspraken – de eis van de officier van justitie fors te matigen en te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest, maximaal durende tot en met de datum van uitspraak op 1 juni 2022 of kort daarna, met daarnaast een voorwaardelijke straf en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] in een periode van twee weken schuldig gemaakt aan drie woninginbraken. Een woninginbraak veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar maakt ook forse inbreuk op de privacy van de bewoners en veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid. Het is voor slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning of op hun erf is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Daarbij is verdachte zeer brutaal te werk gegaan en heeft hij, samen met zijn mededader, steeds op klaarlichte dag, als de eigenaar de woning voor een paar uur verliet, zijn slag geslagen en de inbraken gepleegd. Vaak betrof de buit sieraden, die voor de verdachte een paar tientjes opleverden, maar voor de slachtoffers juist emotionele waarde hadden.
Voor het bepalen van de straf, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter zake van woninginbraak, waarin als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden is gesteld. Strafverzwarend voor de verdachte is dat de woninginbraken in vereniging hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft weliswaar een strafblad, maar geen veroordelingen op het gebied van vermogensdelicten, zodat hij niet wordt beschouwd als recidivist.
De rechtbank ziet in de ernst van de feiten, de frequentie waarmee en het korte tijdsbestek waarin deze hebben plaatsgevonden, aanleiding om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In het reclasseringsadvies en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank echter ook aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal conform het advies van de reclassering een meldplicht, een gedragsinterventie voor cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een drugs- en alcoholverbod, het volgen van dagbesteding bij Probe en het meewerken aan ambulante behandeling van Probe als bijzondere voorwaarden opnemen. De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat – gelet op de problematiek en het verleden van de verdachte – enkel een toezicht met duidelijke bijzondere voorwaarden en met daarop een strakke naleving, recidive in de toekomst kunnen helpen voorkomen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen waarvan 62 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals hierna in het dictum genoemd.
De voorlopige hechtenis zal worden opgeheven, nu het onvoorwaardelijk deel van deze straf gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
In het dossier bevindt zich een schadeopgaveformulier van het slachtoffer [slachtoffer 2] . Op het formulier is materiële schade genoemd zonder dat daaraan bedragen zijn gekoppeld. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft op het schadeopgaveformulier aangegeven dat de gestolen goederen enkel van emotionele waarde zijn. Nu er geen bedragen zijn gekoppeld aan de materiële schade is het slachtoffer [slachtoffer 2] formeel niet als benadeelde partij gevoegd in deze strafzaak. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering van slachtoffer [slachtoffer 2] als niet ingediend moet worden beschouwd.

8.Het beslag

De rechtbank zal over de in beslag genomen muntenverzameling – conform de eis van de officier van justitie en het verzoek van de raadsman –beslissen dat die teruggeven kan worden aan de verdachte.
Niet is komen vast te staan dat deze muntenverzameling van enig misdrijf afkomstig is.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk vonnis van 14 september 2018 met parketnummer 03/700225-18 heeft de politierechter van de rechtbank Limburg de verdachte veroordeeld tot, voor zover relevant, een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden.
Bij onherroepelijk vonnis van 29 oktober 2019 met parketnummer 03/700283-18 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg de verdachte veroordeeld tot, voor zover relevant, een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek, waarvan 81 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en eveneens onder het opleggen van bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de genoemde voorwaardelijke strafdelen en heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen moeten worden afgewezen, nu het gaat om een andersoortige delicten en toewijzing van de vorderingen een soepele overgang naar de (reclasserings)begeleiding zou doorkruisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Aan de rechtbank is niet gebleken van het bestaan van bijzondere omstandigheden, die aan een bevel tot de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraffen in de weg staan. Voor de nieuwe feiten wordt aan de verdachte heden opnieuw een voorwaardelijke straf opgelegd met daaraan gekoppelde (bijzondere) voorwaarden. Het dient voor verdachte duidelijk te zijn dat bij het niet naleven van deze voorwaarden, of bij het opnieuw plegen van strafbare feiten, deze voorwaardelijke straf ten uitvoer zal worden gelegd. Het zou aan deze duidelijkheid afdoen als de rechtbank thans niet over zou gaan tot het gelasten van de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De rechtbank zal dan ook de gehele tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 03/700225-18 en de onder parketnummer 03/700283-18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen gelasten.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 4 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 tot en met 3 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde zal zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij GGZ Reclassering Limburg Mondriaan op het adres Meezenbroekerweg 1 te Heerlen (telefoonnummer 088-5068888). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Cova plus, waar hij reeds in detentie mee is gestart, of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde laat zich behandelen door STEVIG of een soortgelijke zorgverlener, wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij terugval in middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan urineonderzoek om dit drugsverbod te controleren. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
de veroordeelde volgt dagbesteding in overleg met Probe en de reclassering.
de veroordeelde werkt mee aan de ambulante begeleiding van Probe zo lang de reclassering dat nodig vindt.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
-
gelast de teruggavevan het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
14 STK Muntenverzameling (Omschrijving: PL2300-2021152325-G1451659 Jubileumstukken 14 x 2,- munten);
De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/700225-18
-
gelast de gehele tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Limburg van 14 september 2018 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen.
De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/700283-18
-
gelast de gehele tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Limburg van 29 oktober 2019 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 81 dagen.
Voorlopige hechtenis
-
heftop het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging tenlastelegging – ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 27 september 2021 te Eys, gemeente Gulpen-Wittem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 3] ,
een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 2
hij op of omstreeks 28 september 2021 te Mheer, gemeente Eijsden-Margraten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 4] ,
een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 3
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 5] ,
een of meer stukken bestek en/of een sieradendoosje en/of een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 4
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 1] ,
een spaarpot met inhoud en/of een of meer geldbedrag(en)(ter hoogte van ongeveer 700 euro) en/of een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB3R021129-33, onderzoek Victoria, gesloten d.d. 4 december 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 436.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 september 2021, p. 45-52.
3.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [verdachte] d.d. 25 november 2021, p. 364-376.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2021, p. 30-31.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 30 september 2021, p. 120-121.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 5 oktober 2021, p. 198-200.