ECLI:NL:RBLIM:2022:4230

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
03/270482-21 en 03/090969-21 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van woninginbraken en diefstal met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken en diefstal. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in P.I. Grave, werd bijgestaan door advocaat mr. F.A.G.M. Landerloo. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 mei 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het medeplegen van vier woninginbraken en diefstal uit een auto, met als gevolg dat de rechtbank de verdachte veroordeelde tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op verschillende data in 2021 woninginbraken heeft gepleegd in Eys, Mheer, Berg en Terblijt en Gulpen, en dat hij ook gereedschap heeft gestolen uit een bedrijfswagen. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van de verklaringen van de slachtoffers en medeverdachten, alsook de aangiftes. De vorderingen van benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en een meldplicht, om de verdachte te helpen bij het voorkomen van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/270482-21 en 03/090969-21 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in P.I. Grave te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/270482-21
Feit 1:op 27 september 2021 samen met een ander een woninginbraak te Eys heeft
gepleegd;
Feit 2:op 28 september 2021 samen met een ander een woninginbraak te Mheer heeft
gepleegd;
Feit 3:op 4 oktober 2021 te Berg en Terblijt gereedschap heeft gestolen uit een
bedrijfswagen;
Feit 4:op 5 oktober 2021 samen met een ander een woninginbraak te Gulpen heeft
gepleegd;
Feit 5:op 6 oktober 2021 samen met een ander een woninginbraak te Berg en Terblijt heeft
gepleegd;
03/090969-21
Feit 1:op 27 oktober 2020 te Valkenburg een aanhangwagen heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 03/270482-21 tenlastegelegde medeplegen van vier woninginbraken en het plegen van een diefstal van gereedschap uit een bedrijfswagen.
De officier van justitie heeft zich ook ten aanzien van de onder parketnummer 03/090969-21 tenlastegelegde diefstal van een aanhangwagen op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – overeenkomstig de overgelegde schriftelijke pleitnota – met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 1, 3, 4 en 5 onder parketnummer 03/270482-21 en het tenlastegelegde onder parketnummer 03/090969-21 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 onder parketnummer 03/270482-21 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 03/270482-21
03/270482-21 [1]
Feit 1: woninginbraak te Eys
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2021;
Feit 2: woninginbraak te Mheer
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] deed aangifte en verklaarde dat hij op 28 september 2021 omstreeks 10:40 uur zijn woning aan de [adres 1] te Mheer verliet. Bij thuiskomst diezelfde dag omstreeks 11:35 uur zag hij dat de ruit van de toegangsdeur, grenzend aan de serre, vernield was en de keuken, de twee badkamers en de slaapkamer overhoop waren gehaald. Er werden diverse goederen weggenomen, waaronder vier horloges, twee paar gouden manchetknopen, een paar zilveren manchetknopen in de vorm van een Wajangpop, een gouden trouwring, een zilveren Indonesische dasspeld en een zilveren ring. [3]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 28 september 2021 met de groene Peugeot scooter naar de woning aan de [adres 1] te Mheer is gegaan. Verdachte [verdachte] was de bestuurder en hij zat achterop. Ze zijn samen de woning binnengegaan. Ze hebben geprobeerd de deur open te maken met een schroevendraaier. Toen [medeverdachte] aan de deur trok is het glas naar beneden gekomen. Hij is samen met medeverdachte [verdachte] in drie slaapkamers geweest en ze hebben ook samen goederen gestolen. Vervolgens hebben ze de woning verlaten via de voordeur. [4]
Overwegingen
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] , op 28 september 2021 een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres 1] te Mheer. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat [medeverdachte] hem ‘erbij probeert te lappen’ niet aannemelijk. Het is de rechtbank niet gebleken dat [medeverdachte] daartoe enig belang heeft. Bovendien heeft [medeverdachte] een gedetailleerde verklaring afgelegd over hoe hij en de verdachte te werk zijn gegaan bij de woninginbraak aan de [adres 1] te Mheer. Daar komt bij dat verdachte ook de overige inbraken, tenlastegelegd als feit 1, 4 en 5, steeds samen met [medeverdachte] heeft gepleegd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte] voor het bewijs kan worden gebruikt en acht het feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: diefstal gereedschap Berg en Terblijt
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2021;
Feit 4: woninginbraak Gulpen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2021;
Feit 5: woninginbraak te Berg en Terblijt
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2021;
3.3.2 03/090969-21
03/090969-21 [8]
Feit 1: diefstal aanhangwagen Valkenburg
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2020;
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03/270482-21
Feit 1
op 27 september 2021 te Eys, gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , sieraden, die aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2
op 28 september 2021 te Mheer, gemeente Eijsden-Margraten, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 1] , sieraden, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 3
op 4 oktober 2021 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, een klopboormachine (merk: Bosch) en een schroefmachine (merk: Makita) en een accuboormachine (merk: Makita) en accu's en een lader, die aan [slachtoffer 3] , toebehoorden, heeft weggenomen uit een bedrijfswagen van [naam bedrijf] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4
op 5 oktober 2021 te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 3] , stukken bestek, een sieradendoosje en sieraden, die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 5
op 6 oktober 2021 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, gelegen aan de [adres 4] ,
een spaarpot met inhoud en een geldbedrag en sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
03/090969-21
op 27 oktober 2020 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, een aanhangwagen, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/270482-21
Feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 3
diefstal
Feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 5
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
03/090969-21
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke straf die de duur van het voorarrest niet overstijgt en die maximaal duurt tot en met de datum van uitspraak op 1 juni 2022, zodat de verdachte met ingang van 2 juni 2022 kan verblijven bij Exodus te ‘s-Hertogenbosch. De raadsvrouw heeft daarbij voorgesteld om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 13 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander in een periode van twee weken schuldig gemaakt aan een reeks woninginbraken. Daarnaast heeft de verdachte zich in diezelfde periode en één jaar eerder schuldig gemaakt aan diefstal van gereedschap uit een bedrijfswagen en diefstal van een aanhangwagen. Dergelijke feiten, vooral natuurlijk de woninginbraken, veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook forse inbreuk op de privacy van de bewoners en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. Het is voor slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning of op hun erf is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Daarbij is verdachte steeds zeer brutaal te werk gegaan en heeft hij, samen met zijn mededader, steeds op klaarlichte dag, als de eigenaar de woning voor een paar uur verliet, zijn slag geslagen en de inbraken gepleegd. Vaak betrof de buit sieraden, die voor de verdachte een paar tientjes opleverden, maar voor de slachtoffers juist emotionele waarde hadden.
De rechtbank houdt ten aanzien van de persoon van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte meermalen is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor het plegen van vermogensdelicten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Voor het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf, zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter zake van woninginbraak, waarin als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden is gesteld. In het geval van een recidivist, is dit uitgangspunt vastgesteld op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Naast vier voltooide woninginbraken en de diefstal van gereedschap uit een auto, alle in korte tijd gepleegd, heeft de rechtbank diefstal van een aanhangwagen bewezen geacht. Voor de diefstal van het gereedschap heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor diefstal uit een auto, waarvoor in het geval van recidive als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken onvoorwaardelijk is vastgesteld terwijl de rechtbank voor de diefstal van de aanhanger bij deze verdachte 3 maanden als uitgangspunt neemt.
De officier van justitie vindt dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, waarvan de helft, dus 1 jaar, voorwaardelijk. De duur van het geëiste voorwaardelijke deel is echter niet nader door de officier van justitie gemotiveerd. De rechtbank ziet in de ernst van de feiten, de frequentie waarmee en het korte tijdsbestek waarin deze hebben plaatsgevonden, alsook in het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een langer onvoorwaardelijk deel aan de verdachte op te leggen en het voorwaardelijk deel te beperken tot een duur van 6 maanden. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, alsook voor de reclassering om toezicht op de verdachte te kunnen houden. De rechtbank zal daarom conform het advies van de reclassering een meldplicht, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden opnemen. Alhoewel er – gezien de houding van de verdachte en zijn strafblad – zowel bij de reclassering als bij de rechtbank twijfels zijn over de motivatie van de verdachte om hieraan mee te werken, krijgt de verdachte in zoverre het voordeel van de twijfel. De verdachte heeft aangegeven dat hij een nieuw – delictvrij – leven wil opbouwen in ’s-Hertogenbosch. Met het opleggen van een voorwaardelijk deel en met voornoemde bijzondere voorwaarden wordt aan de verdachte daarom een laatste kans geboden om met zijn problemen aan de slag te gaan en uit beeld van politie en justitie te blijven.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals hierna in het dictum genoemd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
In het dossier bevindt zich een schadeopgaveformulier van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van feit 2 van parketnummer 03/270482-21. Op het formulier is materiële schade genoemd zonder dat daaraan bedragen zijn gekoppeld. [slachtoffer 1] heeft op het schadeopgaveformulier aangegeven dat de gestolen goederen enkel van emotionele waarde zijn. Omdat er geen bedragen zijn gekoppeld aan de materiële schade, kan [slachtoffer 1] niet worden geacht een vordering te hebben ingediend in de zin van artikel 51f Wetboek van Strafvordering.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft ter zake van feit 3 van parketnummer 03/270482-21 een schadevergoeding gevorderd van € 806,78, bestaande uit materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft ter zake van parketnummer 03/090969-21 een schadevergoeding gevorderd van € 800,00, bestaande materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] toewijsbaar en heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de schade, waarbij ook de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgelegd.
7.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] op het standpunt gesteld dat deze bij gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de gevorderde schade betreffende de onder de posten 2 en 3 genoemde gereedschappen (boormachines).
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft de raadsvrouw zich eveneens op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de ter onderbouwing gevoegde aankoopfactuur van de aanhanger niet op naam van [slachtoffer 6] staat en evenmin uit de vordering blijkt dat [slachtoffer 6] is gemachtigd om de vordering in te dienen.
7.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat aan de benadeelde partijen als gevolg van de onder 3 van parketnummer 03/270482-21 en onder 1 van parketnummer 03/090969-21 bewezenverklaarde strafbare feiten materiële schade is toegebracht en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. De benadeelde partijen zijn dan ook ontvankelijk in hun vordering.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geheel kan worden toegewezen, nu deze materiële schade rechtstreeks uit het strafbare feit voortvloeit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onder post 1 gevorderde boormachine is onderbouwd met een factuur. De gestolen goederen zijn genoemd in de aangifte. De verdachte heeft bekend dat hij alle in de tenlastelegging genoemde goederen heeft gestolen. Hoewel de onder post 2 en 3 gevorderde schade niet met stukken is onderbouwd, komen de gevorderde bedragen de rechtbank – mede gelet op de onderbouwing van post 1 – niet onredelijk voor. Nu de vordering door de verdediging ook niet met enige onderbouwing is betwist, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor toewijzing gereed ligt.
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van € 806,78. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van voornoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 4 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan de verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 806,78 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door gijzeling voor de duur van 16 dagen, ten behoeve van [slachtoffer 3] , zoals hierna in het dictum vermeld.
De benadeelde partij [slachtoffer 6]
De rechtbank is voorts van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] geheel kan worden toegewezen, nu deze materiële schade rechtstreeks uit het strafbare feit voortvloeit. In de vordering staat vermeld dat de heer [slachtoffer 6] de aanhangwagen samen met zijn werkgever heeft gekocht en dus in ieder geval mede-eigenaar van de aanhangwagen is en daarom ontvankelijk in zijn vordering. Het gevorderde bedrag voor de gestolen aanhangwagen is onderbouwd met een factuur/koopovereenkomst van ‘ [naam 1] aanhangwagens’ op naam van [naam 2] . Uit de bijlage bij de aangifte waarop het gestolen goed staat vermeld blijkt voorts dat op de spatmatten van de aanhangwagen ‘ [naam 1] aanhangwagens’ staat vermeld. Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel de vordering voor toewijzing gereed ligt.
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van € 800,00. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van voornoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 27 oktober 2020 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan de verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 800,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door gijzeling voor de duur van 16 dagen, ten behoeve van [slachtoffer 6] , zoals hierna in het dictum vermeld.

8.Het beslag

Onder verdachte zijn onder de zaak met parketnummer 03/270482-21 de volgende voorwerpen in beslag genomen:
970 EUR
(Omschrijving: G1451901))
1 STK Bouwmateriaal
(Omschrijving: PL2300-2021152325-G1448951, Steen)
1 STK Kleding
(Omschrijving: PL2300-2021152325-G1451623, Helm)
1 STK Bromfiets
(Omschrijving: PL2300-2021152325-G144782, Peugeot, chassisnr: VGA43000000003843, bouwjaar 2005)
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen steen vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu deze is gebruikt voor het plegen van de woninginbraak. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen helm en het inbeslaggenomen geldbedrag van 970 euro kunnen worden teruggegeven aan verdachte. Nu op dit geldbedrag ook conservatoir beslag ligt, zal deze beslissing overigens niet resulteren in daadwerkelijke teruggave. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen bromfiets op het standpunt gesteld dat deze verbeurd moet worden verklaard, nu de bewezenverklaarde feiten met behulp van de bromfiets zijn begaan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 3 genoemde voorwerpen in beginsel dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, nu niet is komen vast te staan dat deze van enig misdrijf afkomstig zijn of dat de strafbare feiten met behulp van deze voorwerpen zijn gepleegd. De rechtbank zal dan ook gelasten dat deze goederen teruggegeven moeten worden aan de verdachte. Wat betreft het geldbedrag, waarop ook conservatoir beslag ligt ten behoeve van de vergoeding van de vordering van de benadeelde partijen, zal dit waarschijnlijk niet resulteren in daadwerkelijke teruggave aan verdachte.
Verbeurdverklaring
De rechtbank oordeelt voorts dat het bewezenverklaarde is begaan met behulp van de onder 2 en 4 genoemde voorwerpen en zal de genoemde voorwerpen daarom verbeurd verklaren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde zal zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Leger des Heils op het telefoonnummer 088-0901140. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal verblijven in Exodus ’s-Hertogenbosch of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer 3] toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van een bedrag van
    € 806,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen over de periode van 4 oktober 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze aan de zijde van [slachtoffer 3] tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer 6] toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 6] van een bedrag van
    € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen over de periode van 27 oktober 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze aan de zijde van [slachtoffer 6] tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 6] in zoverre komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 6] , daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Beslag

-
verklaart verbeurdde volgende ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/270482-21 in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK Bouwmateriaal
  • 1 STK Bromfiets
(Omschrijving: PL2300-2021152325-G144782, Peugeot, chassisnr: VGA43000000003843, bouwjaar 2005)
-
gelast de teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
970 EUR (IBN dd. 08-10-21)
(Omschrijving: G1451901);
1 STK Kleding
(Omschrijving: PL2300-2021152325-G1451623, Helm).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 01 juni 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging tenlastelegging – ten laste gelegd dat
03/270482-21
Feit 1
hij op of omstreeks 27 september 2021 te Eys, gemeente Gulpen-Wittem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 2] ,
een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 2
hij op of omstreeks 28 september 2021 te Mheer, gemeente Eijsden-Margraten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 1] ,
een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 3
hij op of omstreeks 4 oktober 2021 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, althans in Nederland,
een klopboormachine (merk: Bosch) en/of een schroefmachine (merk: Makita) en/of een accuboormachine (merk: Makita) en/of een of meer accu's en/of een lader, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen uit een bedrijfswagen van [naam bedrijf] ,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 3] ,
een of meer stukken bestek en/of een sieradendoosje en/of een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 5
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in / uit een woning, gelegen aan de [adres 4] ,
een spaarpot met inhoud en/of een of meer geldbedrag(en)(ter hoogte van ongeveer 700 euro) en/of een of meer sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
03/090969-21
Feit 1
hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 5] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB3R021129-33, onderzoek Victoria, gesloten d.d. 4 december 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 436.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 september 2021, p. 45-52.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 september 2021, p. 120-121.
4.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 25 november 2021, p. 364-376.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 5 oktober 2021, p. 181-187.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 5 oktober 2021, p. 198-200.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 12 oktober 2021, p. 219-222.
8.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020174380, gesloten d.d. 9 april 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 24.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 29 oktober 2020, p. 9-11.