ECLI:NL:RBLIM:2022:4180

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
03.226802.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag met ernstige verwondingen

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2021 samen met anderen heeft geprobeerd een slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven. De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in P.I. Sittard, werd bijgestaan door advocaat mr. F.A.G.M. Landerloo. Tijdens de zitting op 18 mei 2022 zijn de feiten behandeld. De tenlastelegging omvatte onder andere het meermalen met gebalde vuist en met een metalen halterstang tegen het hoofd van het slachtoffer slaan, wat resulteerde in ernstig hoofdletsel. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de poging tot doodslag geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders met kracht geweld hebben gebruikt, wat leidde tot een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de strafverzwarende omstandigheden, waaronder eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.226802.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1994,
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door meermaals met kracht met gebalde vuist tegen diens hoofd te slaan, meermaals met kracht een (hard) voorwerp tegen diens hoofd te gooien, meermaals met kracht met een metalen halterstang, althans een (hard) voorwerp, tegen diens hoofd te slaan en meermaals met kracht met geschoeide voet tegen diens hoofd te trappen. Subsidiair is dit feitencomplex ten laste gelegd als het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [slachtoffer] en meer subsidiair als een poging daartoe.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] , het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel - volgens de forensisch arts passend bij de door aangever beschreven toedracht - de verklaringen van de getuigen [naam 1] en [naam 2] , de camerabeelden, de op de eerste verdieping aangetroffen bebloede halterstang, alsmede naar de conclusies van het bloedspoorpatroononderzoek, inhoudende dat een krachtinwerking op vloeibaar bloed op een bloedbron laag bij de grond heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft samen met twee anderen aangever [slachtoffer] meermaals met gebalde vuist en een ijzeren halterstang tegen diens hoofd geslagen. Nadat aangever door het geweld op de grond was beland, is hij meermaals tegen het hoofd geschopt. De door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, inhoudende dat hij [slachtoffer] enkel met gebalde vuist heeft geslagen, dient als kennelijk leugenachtig terzijde te worden geschoven. Het meermaals met een hard voorwerp tegen het hoofd slaan en het meermaals tegen het hoofd schoppen dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag omdat niet is komen vast te staan dat aangever [slachtoffer] door de verdachte en diens mededaders met een ijzeren halterstang tegen het hoofd is geslagen, noch dat tegen het hoofd is getrapt of dat harde voorwerpen tegen het hoofd van [slachtoffer] zijn gegooid. De verdachte heeft immers verklaard dat hij en zijn mededaders [slachtoffer] enkel met gebalde vuist hebben geslagen. Die verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden waaronder de plaats van aantreffen van de halterstang, de beschadiging van de muur van de eerste verdieping en het feit dat er enkel DNA-sporen van [slachtoffer] op de halterstang zijn aangetroffen. Bovendien kan het letsel van [slachtoffer] zijn veroorzaakt door het met gebalde vuist op zijn hoofd slaan. Door het slaan met vuisten tegen een hoofd ontstaat geen aanmerkelijke kans op overlijden.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op vrijdag 13 augustus 2021 ontving de politie omstreeks 11.00 uur een melding van een overval door drie mannen op een vrouw op het adres [adres] in Sittard. Daar zagen de verbalisanten een bebloede vrouw met een groene jurk voor de woning aan het [adres] staan. Zij bleek later [naam 2] te heten en verklaarde desgevraagd dat een gewonde man in haar woning lag. Verbalisanten zijn de woning ingegaan en zagen op de eerste verdieping een bebloede halterstang op de grond liggen. Vervolgens zijn zij naar de tweede verdieping gelopen. Daar zagen zij een man hevig bloedend op de grond liggen. De man had enkele diepe sneden in zijn hoofd. Hij bleek later het slachtoffer [slachtoffer] te zijn. Verbalisanten hoorden van het ambulancepersoneel dat ter plaatse kwam dat [slachtoffer] vermoedelijk een ingeslagen schedel had. [2] Op de aangetroffen halterstang zat onder andere bloed en dat bleek van aangever [slachtoffer] te zijn. [3]
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zich op 13 augustus 2021 bevond bij zijn buurvrouw die woont in de kamer tegenover de zijne in het pand gelegen aan het [adres] te Sittard, gemeente Sittard-Geleen. Omstreeks 10.00 uur hoorde aangever geluiden afkomstig vanuit zijn eigen kamer. Toen hij de hal opliep en tussen beide kamers in stond, werd hij gelijk aangevallen door twee onbekende personen en vervolgens nog door een derde persoon. De derde persoon was zijn buurman [verdachte] . Een van de onbekende jongens sloeg aangever met diens eigen fitnesshalter. Aangever zag dat [verdachte] vervolgens de halter pakte en hem ook daarmee sloeg. Aangever had veel pijn en wilde terug vechten. Hij pakte de stang uit de handen van [verdachte] en zag dat de jongens vervolgens allerlei spullen naar hem gooiden. Daardoor heeft hij veel hoofdwonden. Aangever weet niet meer wat er daarna is gebeurd. [4] In een volgend verhoor heeft hij verklaard dat hij niets meer zag behalve “een stang tegen zijn kop”, en dat die stang een fitnesshalter was. [5]
De getuige [naam 2] heeft verklaard dat haar buurman [slachtoffer] op 13 augustus 2021 bij haar was. Op een gegeven moment hoorden zij dat er een deur werd ingetrapt of werd opengebroken. Ze zag dat het om de deur van [slachtoffer] ging. De getuige zag vervolgens dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) en twee andere mannen [slachtoffer] aanvielen [verdachte] en de twee anderen sloegen met gebalde vuisten op het hoofd van [slachtoffer] . Een van de mannen, die witte schoenen droeg, pakte uit de kamer van [slachtoffer] verschillende voorwerpen, waaronder flessen, en vervolgens sloegen ze [slachtoffer] daarmee. Dezelfde man pakte later ook een halterstang uit de kamer van [slachtoffer] en sloeg hem daarmee. [slachtoffer] ging op enig moment naar de grond door de klappen. Toen [slachtoffer] op de grond lag werd hij geslagen en getrapt op zijn hoofd. [6]
De getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij op 13 augustus 2021 omstreeks 10:30 uur lag te slapen op de bank in de kamer van [slachtoffer] , toen hij wakker werd omdat er drie mannen de ruimte binnen stormden. Hij hoorde de mannen roepen: “Waar is die” en zag dat de mannen vervolgens de kamer verlieten en de ruimte binnen gingen waar [slachtoffer] en zijn vriendin waren. Hij hoorde geluiden die duiden op een gevecht. [7]
Aangever is op 14 augustus 2021 onderzocht door een forensisch arts. Hij had onder andere diverse scheurwonden, snijwonden, bloeduitstortingen en schaafverwondingen op zijn hoofd en in zijn gelaat. Op een CT-scan was te zien dat sprake was van een communitieve breuk (meerdere breuken) van het os temporale bot links (het slaapbeen bot) met aangrenzend een hemorragische contusiehaard (bloederige kneuzing) in de linker hersenkwab (de slaapbeenkwab) met hierbij intracraniele luchtconfiguraties (lucht tussen de hersenen). Er werd ook een breuk van het os nasale (neusbot) gezien. In dit rapport staat dat aangever tegen de arts heeft gezegd dat hij verschillende slagen heeft gekregen van een indringer in het huis en dat hij daarbij ook met een halterstang op het hoofd is geslagen. De door aangever vermelde toedracht kan volgens de arts een passende verklaring vormen voor het geconstateerde letsel. [8]
Uit forensisch onderzoek kwam naar voren dat de op de overloop voor de kamer van [naam 2] laag bij de grond bloedspoorpatronen zichtbaar waren die passen bij een krachtinwerking op vloeibaar bloed, zoals bij slaan en/of schoppen, waarbij de bloedbron zich laag bij de vloer bevond. Gelet op de hoogte van de gebieden van deze bloedspoorpatronen heeft het slachtoffer zich hier laag bij de vloer bevonden toen het geweld werd uitgeoefend. [9]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met twee anderen naar het bewuste pand is gegaan en dat hij in eerste instantie alleen naar de eerste verdieping is gelopen. Daar werd hij opgewacht door aangever [slachtoffer] die gewapend met een halterstang de confrontatie met hem opzocht en hem probeerde te slaan met de metalen halterstang. Vervolgens is de halterstang op de grond gevallen, is [slachtoffer] weggerend naar de tweede verdieping en is de verdachte achter hem aangerend. Daar heeft hij [slachtoffer] samen met de twee anderen meermalen met gebalde vuist in het gezicht geslagen. De verdachte heeft ontkend dat zij met harde voorwerpen naar het hoofd van [slachtoffer] hebben gegooid, dat zij met harde voorwerpen, waaronder een ijzeren fitnesshalter, op het hoofd van [slachtoffer] hebben geslagen en dat zij tegen diens hoofd hebben geschopt.
De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk omdat daarmee niet wordt verklaard hoe het bloed van [slachtoffer] op de halterstang terecht is gekomen. Bovendien is deze verklaring in strijd met de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de getuigen [naam 2] en [naam 1] , waaruit blijkt dat de verdachte en diens medeverdachten die dag op zoek waren naar aangever en de confrontatie met hem opzochten en hem te lijf gingen.
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij samen met anderen heeft geprobeerd aangever [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. De rechtbank dient daarom te beoordelen of de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] . Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte of zijn mededaders vol opzet hadden op het doden van [slachtoffer] . De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn mededaders aangever [slachtoffer] onder andere met een metalen halterstang en met harde voorwerpen (flessen) tegen zijn hoofd hebben geslagen en met geschoeide voet tegen diens hoofd hebben geschopt terwijl hij op de grond lag. Deze geweldshandelingen leverden naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zou komen te overlijden, aangezien deze met veel kracht zijn uitgevoerd. Dat blijkt uit het feit dat het slaapbeenbot in stukken is gebroken en er een bloedige kneuzing in de linker hersenkwab met lucht tussen de hersenen is opgetreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat door dergelijke, met kracht uitgevoerde geweldshandelingen levensbedreigend letsel kan worden veroorzaakt omdat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is door het zich daarin bevindende vitale orgaan, de hersenen.
Uit het feit dat de verdachte en zijn mededaders krachtig geweld met hun schoenen en een ijzeren staaf hebben uitgeoefend tegen het hoofd van het slachtoffer, leidt de rechtbank af dat zij de aanmerkelijke kans op het overlijden bewust hebben aanvaard. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen ook bewezen omdat de verdachte de bewezenverklaarde geweldshandelingen samen met twee anderen heeft gepleegd, waardoor sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 13 augustus 2021 in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuist tegen het hoofd heeft geslagen en meermalen (met kracht) harde voorwerpen tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en (met kracht) met een metalen halterstang en (harde) voorwerpen tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest. Een poging tot doodslag is een zeer ernstig feit waarbij enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. De omstandigheid dat de verdachte een conflict tussen hem en aangever heeft ‘opgelost’ door aangever samen met twee anderen ernstig te mishandelen, waarvoor hij tot op de dag van vandaag geen verantwoordelijkheid heeft genomen, werkt strafverzwarend. Een deels voorwaardelijke straf is volgens de officier van justitie niet passend alleen al omdat de maximale duur van een gevangenisstraf in dat geval slechts 4 jaren bedraagt. De door de reclassering geadviseerde nadere diagnostiek vereist daarnaast geen voorwaardelijk strafdeel omdat dit ook kan plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Bovendien is de officier van justitie niet overtuigd dat de verdachte daadwerkelijk intrinsiek gemotiveerd is voor behandeling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Zij heeft daarbij verwezen naar de door haar bepleite vrijspraak voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, en gewezen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en op het advies van de reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De verdachte staat daarvoor open. Tevens heeft de raadsvrouw gewezen op strafverminderende factoren waaronder de omstandigheid dat de verdachte tijdens de eerdere confrontatie met aangever, waarbij hij ernstig is mishandeld, de-escalerend heeft opgetreden en op de omstandigheid dat aangever op 13 augustus 2021 als eerste de confrontatie heeft gezocht. Bovendien had de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding een vaste woning en baan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Het slachtoffer is door de verdachte en zijn mededaders daarbij onder andere tegen zijn hoofd geschopt terwijl hij op de grond lag en op zijn hoofd geslagen met een metalen fitnessstang. Daardoor heeft hij ernstig hoofdletsel opgelopen waaronder een gebroken neus, meerdere breuken in zijn slaapbeenbot en een bloederige kneuzing in de linker hersenkwab (de slaapbeenkwab) met intracraniele luchtconfiguraties (lucht tussen de hersenen). Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het behoeft geen betoog dat het een grote impact heeft op personen wanneer zij slachtoffer worden van een potentieel dodelijke mishandeling door meerdere personen. Dit zijn dan ook zeer ernstige feiten die bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving en waarbij slechts een jarenlange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf past; in vergelijkbare zaken waarin de verdachte wegens een poging tot doodslag wordt veroordeeld, worden veelal gevangenisstraffen voor de duur van 2 tot 5 jaar opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van diverse strafverzwarende omstandigheden. Zo blijkt uit een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte van 2 november 2021 dat hij in de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Dat heeft hem er niet van weerhouden om het huidige, zeer ernstige, geweldsmisdrijf te plegen. Aanleiding daarvoor was een confrontatie van enkele dagen daarvoor tussen de verdachte en het slachtoffer waarbij de verdachte door het slachtoffer was mishandeld. In plaats van van dit feit aangifte te doen, heeft de verdachte samen met twee anderen bewust het slachtoffer opgezocht, kennelijk met het doel om verhaal te halen voor dit eerdere incident. Dit “voor eigen rechter spelen” rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Nadat het slachtoffer als gevolg van het geweld naar de grond was gezakt, hebben de verdachte en zijn mededaders hem zelfs nog met geschoeide voet tegen het hoofd getrapt.
De reclassering heeft in het reclasseringsadvies van 20 april 2022 geadviseerd om bij een veroordeling aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting. De reclassering vindt het opvallend dat de verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten en dat hij nu opnieuw van een geweldsdelict wordt verdacht. Dit roept volgens de reclassering de nodige vragen op rondom zijn persoonlijkheid, psychische gesteldheid en/of houding. Verder onderzoek daarnaar is dan ook wenselijk. Positief is dat de verdachte heeft aangegeven daarvoor open te staan. De reclassering vindt het wenselijk dat de verdachte meewerkt aan diagnostiek en indien nodig aan behandeling. Daarnaast is een reclasseringstoezicht wenselijk. Tijdens een toezicht kan verder worden ingegaan op de denkpatronen van de verdachte en kan aandacht worden besteed aan de personen waar hij mee omgaat en hij omgaat met bepaalde conflictsituaties.
Op de terechtzitting van 18 mei 2022 heeft de verdachte wederom verklaard open te staan voor behandeling. Hij heeft echter in zeer beperkte mate verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, hij heeft vrijwel geen blijk gegeven van probleembesef en hij legt de schuld grotendeels bij anderen. Hij blijft het verdedigbaar vinden dat hij met dit buitensporige geweld heeft gereageerd op het eerdere incident tussen hem en het slachtoffer. Daarom is de rechtbank niet overtuigd dat de verdachte daadwerkelijk intrinsiek is gemotiveerd voor behandeling. Deze omstandigheid, in combinatie met de ernst van het bewezenverklaarde en voornoemde strafverzwarende omstandigheden, maken dat de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat een voorwaardelijk strafdeel niet passend is. De rechtbank zal daarom een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden (3,5 jaren), met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 63, en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 42 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2021 in de gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal (met kracht) (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd heeft
geslagen en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) (een) (hard(e))
voorwerp(en) tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of
meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een metalen
(halter)stang, althans (een) hard(e) voorwerp(en) op/tegen het hoofd
van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal (met
kracht) (met geschoeide voet) tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft
getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2021 in de gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van
het neusbeen en/of een communitieve breuk van het slaapbeen en/of
een inwendige bloeding in de hersenen en/of (een) verwonding(en)
en/of littêken(s) aan het hoofd en/of gelaat heeft toegebracht, door die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met gebalde vuist)
op/tegen het hoofd te slaan en/of meermalen, althans eenmaal (met
kracht) (een) (hard(e)) voorwerp(en) tegen het hoofd van die [slachtoffer] te
gooien en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een metalen
(halter)stang, althans (een) hard(e) voorwerp (en) op/tegen het hoofd
van die [slachtoffer] te slaan en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht)
(met geschoeide voet) tegen het hoofd van die [slachtoffer] te trappen en/of te
schoppen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2021 in de gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met gebalde vuist) op/tegen
het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of meermalen, althans
eenmaal (met kracht) (een) (hard(e)) voorwerp(en) tegen het hoofd
en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of meermalen, althans
eenmaal (met kracht) met een metalen (halter) stang, althans (een)
hard(e) voorwerp(en) op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer]
heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met
geschoeide voet) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft
getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer LB3R021111-1, gesloten d.d. 18 december 2021 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 282.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2021, pagina 18 en pagina 21.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] Sittard) d.d. 6 oktober 2021, pagina’s 47 en 51, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 9 september 2021, pagina‘s 117 en 118 en het schriftelijk bescheid, zijnde een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 1 september 2021, pagina 121.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 26 augustus 2021, pagina 38.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 14 augustus 2021, pagina 126.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 augustus 2021, pagina 34.
7.Proces-verbaal d.d. 13 augustus 2021, pagina 36.
8.Het schriftelijk bescheid, zijnde een forensisch medische letselrapportage zonder benoeming als gerechtelijk deskundige d.d. 27 oktober 2021, pagina’s 163 tot en met 165, 167, 168 en 171.
9.Proces-verbaal relaas van forensisch onderzoek d.d. 27 oktober 2021, pagina 46, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] Sittard) d.d. 6 oktober 2021, pagina’s 50 en 52.