ECLI:NL:RBLIM:2022:4168

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
ROE 21 / 1424
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag omgevingsvergunning wegens onvoldoende gegevens en bescheiden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M. McKernan, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar deze werd door verweerder buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn de benodigde gegevens en bescheiden had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de verstrekte informatie onvoldoende was om te beoordelen of de aanvraag kon worden goedgekeurd, met name in het licht van de mogelijke weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 2.20, eerste lid van de Wabo.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de financiering van de aankoop van haar pand en de verbouwing daarvan. Ondanks herhaalde verzoeken om aanvullende informatie, heeft eiseres niet voldaan aan de eisen die verweerder had gesteld. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 7a, tweede lid van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob).

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij voldoende informatie had verstrekt en dat het besluit op aanvraag niet deugdelijke motivering bevatte. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 21 / 1424

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , wonend te [woonplaats] ), eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2020 (hierna: het besluit op aanvraag) heeft verweerder de namens eiseres ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 31 maart 2021 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit op aanvraag ongegrond verklaard, onder aanvulling van de motivering van laatstgenoemd besluit.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Als gemachtigde heeft zich gesteld mr. J.M. McKernan, advocaat te Sittard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2022, waar eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.H.C. van Meerten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

Aanleiding voor het besluit op aanvraag
1. Eiseres is eigenaar van het pand gelegen aan de [adres] in [plaats] . Op 13 juni 2018 heeft verweerder aan eiseres een bouwstop opgelegd omdat er werkzaamheden aan het pand werden uitgevoerd zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
2. Eiseres heeft op 14 november 2019 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het project “het legaliseren van de dakkapellen en constructieve doorbraak op de begane grond en verdieping” op de locatie [adres] te [plaats] . Omdat door de Officier van Justitie van het arrondissementparket Limburg strafvorderlijk beslag is gelegd op het pand, zoals blijkt uit gegevens van het Kadaster waar dit beslag op 17 juli 2019 is ingeschreven, heeft verweerder besloten om na te gaan of er een reden is om deze aanvraag op grond van artikel 2.20, eerste lid, van de Wabo te weigeren en nader onderzoek te doen of sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: de Wet bibob). Verweerder heeft daarom eiseres verzocht om een algemeen vragenformulier in te vullen. Na ontvangst van dit formulier (op 2 december 2019) heeft verweerder om aanvullende gegevens verzocht; deze gegevens zijn (na door verweerder verleend uitstel) in maart 2020 verstrekt.
2.1.
De aanvullende gegevens waren volgens verweerder onvoldoende vanwege de onduidelijkheid ten aanzien van de financiering van de aankoop van het pand en de uit te voeren verbouwing daarvan. Hierna heeft eiseres desgevraagd meer gegevens verstrekt, maar ook die gegevens waren volgens verweerder onvoldoende voor de inhoudelijke behandeling van haar aanvraag. Omdat eiseres had verklaard dat zij het pand met eigen spaargeld had aangeschaft, heeft verweerder nogmaals aan haar verzocht om met bewijsstukken aan te tonen hoe de financiering van de aankoop van haar pand heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft eiseres aanvullende gegevens verstrekt en daarbij aangegeven dat zij met [naam 1] en [naam 2] overeenkomsten is aangegaan voor het lenen van het bedrag voor de aankoop van het pand. Omdat de noodzakelijke notariële akten voor deze leningen pas achteraf zijn opgesteld en omdat de gedane betalingen vanuit tegoeden zijn verricht die onmiddellijk daarvoor in contanten op de bankrekeningen van [naam 1] en [naam 2] zijn gestort, heeft verweerder bij eiseres geïnformeerd over de relatie tussen haar en deze personen, alsook naar de herkomst van de genoemde geldbedragen. Omdat het er volgens verweerder op lijkt dat [naam 1] en [naam 2] als doorgeefluik hebben gefunctioneerd, heeft hij voorts naar de daadwerkelijke verstrekker van de beweerdelijke lening geïnformeerd. Ook heeft verweerder aangegeven dat hij, net als eiseres, in afwachting is van een beëdigde vertaling van de door eiseres overgelegde documenten van de Griekse belastingdienst. Gelet hierop heeft verweerder bij brief van 5 augustus 2020 eiseres nogmaals de mogelijkheid geboden om binnen een termijn van vier weken de ontbrekende informatie en onderliggende documenten te verstrekken. Van deze mogelijkheid heeft eiseres, ondanks de verlenging (op haar verzoek) van de genoemde termijn met twee weken, geen gebruik gemaakt.
Besluitvorming door verweerder
3. Bij het besluit op aanvraag heeft verweerder daarom de aanvraag van eiseres op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) buiten behandeling gesteld omdat de gegevens die hij van eiseres heeft ontvangen niet voldoen aan de regels die zijn opgenomen in de Ministeriele regeling omgevingsrecht en de Wet bibob.
4. Bij bestreden besluit heeft verweerder het besluit op aanvraag gehandhaafd met een aanvulling van de motivering en daarbij het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie gevolgd. De aanvulling van de motivering ziet op een (korte) vermelding van de bij de brief van 5 augustus 2020 gevraagde, door eiseres niet verstrekte informatie, zijnde:
  • een vertaling van de door eiseres aangeleverde documenten van de Griekse belastingdienst;
  • documenten met informatie over de door eiseres gedane betalingen van notariskantoor [naam notariskantoor] ;
  • beantwoording van de vragen over de vermogensverschaffing door [naam 1] en [naam 2] , zoals hiervoor onder 2.1 weergegeven.
4.1.
Ook heeft verweerder nader gemotiveerd dat de grondslag voor het buiten behandeling stellen van de aanvraag is gelegen in artikel 4:5, eerste lid van de Awb in samenhang met artikel 7a, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet bibob respectievelijk artikel 4:5, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 7a, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet bibob.
Standpunt van eiseres
5. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft in beroep het volgende aangevoerd.
5.1.
Ten eerste heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat verweerder haar aanvraag om een omgevingsvergunning ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Zij heeft voldoende informatie verstrekt voor de inhoudelijke behandeling daarvan. Zo heeft zij voldoende informatie over de herkomst van de financiering van haar pand gegeven. De informatie die volgens verweerder ontbreekt is volgens eiseres niet noodzakelijk voor de inhoudelijke behandeling van haar aanvraag. Zij heeft alle informatie verstrekt waarover zij redelijkerwijs de beschikking had. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 10 september 2014 [1] betoogt eiseres dat verweerder de aanvraag inhoudelijk had dienen te beoordelen.
5.2.
Eiseres heeft voorts gesteld dat sprake is van een motiveringsgebrek. Het besluit op aanvraag is niet van een deugdelijke motivering voorzien. Hoewel verweerder in het bestreden besluit de motivering heeft aangevuld, is eiseres van mening dat deze aanvullende motivering al in het besluit op aanvraag had moeten staan. Ter zitting heeft eiseres hieraan toegevoegd dat ook de (aanvullende) motivering in het bestreden besluit onvoldoende is.
Wettelijk kader
6. Het wettelijk kader is vermeld in de bijlage die onderdeel van deze uitspraak uitmaakt.
Beoordeling door de rechtbank
7. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat hij niet meer aan eiseres tegenwerpt dat zij geen documenten heeft overgelegd met informatie over de door haar gedane betalingen aan het notariskantoor [naam notariskantoor] .
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de resterende verzochte gegevens en bescheiden, de aanvraag van eiseres buiten behandeling heeft kunnen stellen, omdat zij niet binnen de daarvoor gestelde termijn deze gegevens en bescheiden heeft verstrekt die nodig zijn voor de inhoudelijke behandeling van haar aanvraag. Hiertoe overweegt de rechtbank dat eiseres onvoldoende gegevens en bescheiden heeft verstrekt om te kunnen beoordelen of de mogelijke weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid van de Wabo van toepassing zou kunnen zijn. In dat verband heeft verweerder op grond van artikel 7a, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet bibob eiseres verzocht om gegevens en bescheiden ten aanzien van de wijze van financiering te verstrekken die nodig zijn om verweerder in staat te stellen toepassing te geven aan de Wet bibob. De verzochte gegevens en bescheiden zien in dit geval op de financiering van de aankoop van haar pand en de verbouwing daarvan. Omdat eiseres met de overgelegde documenten daarover onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft en ook wisselende verklaringen over de wijze van financiering van de aankoop haar pand heeft gegeven, heeft verweerder haar kunnen verzoeken om bepaalde documenten hierover te verstrekken en vragen te beantwoorden. Dit heeft eiseres niet, althans niet naar behoren gedaan. De stelling dat verweerder over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag inhoudelijk te behandelen, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft immers niet inzichtelijk gemaakt hoe de aankoop van haar pand is gefinancierd en met welke gelden zij de verbouwing zal bekostigen, terwijl dat wel noodzakelijk is voor de inhoudelijke behandeling van haar aanvraag. De bekostiging van de verbouwing van haar pand zou moeten blijken uit de aangiften bij de Griekse belastingdienst, maar een vertaling hiervan is, ondanks het verzoek daartoe, niet overgelegd. Het beroep van eiseres op de uitspraak van de Afdeling van 10 september 2014 leidt niet tot een ander oordeel, nu geen sprake is van een vergelijkbaar geval. In die uitspraak ging het om een huurster van panden die niet redelijkerwijs de beschikking had over gevraagde gegevens ten aanzien van de overdracht en financiering van de panden die zij huurde, terwijl eiseres eigenaar is van het pand. Niet gebleken is dat eiseres redelijkerwijs niet kon beschikken over de door verweerder verzochte gegevens.
8.1.
Het standpunt van eiseres dat sprake is van een motiveringsgebrek omdat de aanvullende motivering zoals vermeld in het bestreden besluit ook in het besluit op aanvraag had moeten staan, volgt de rechtbank evenmin. Verweerder moet immers zijn besluit in bezwaar heroverwegen en kan, indien nodig, dat besluit nader motiveren. Dat laatste is hier ook gebeurd. Dat de motivering van het bestreden besluit vaag is, heeft eiseres enkel gesteld zonder aan te geven waarom dat zo zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom haar aanvraag buiten behandeling is gesteld.
Conclusie
9. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres buiten behandeling mogen stellen op grond van artikel 4:5, eerste en tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 7a, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet bibob. Het beroep is daarom ongegrond.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.M.M. Kleijkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Kloos, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 mei 2022.
de griffier is verhinderd rechter
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.

Bijlage

Awb
Artikel 4:2, tweede lid:
De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c:
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien: de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Artikel 4:5, tweede lid:
Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.
Wabo
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het bouwen van een bouwwerk,
Artikel 2:20, eerste lid:
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, of in artikel 2.1, eerste lid, onder e, met betrekking tot een inrichting kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in andere gevallen dan bedoeld in artikel 2.10, onderscheidenlijk artikel 2.14 slechts weigeren in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 3 van die wet, voor zover het deze wet betreft, onder betrokkene mede wordt verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van de omgevingsvergunning gelijk kan worden gesteld.
Wet bibob
Artikel 3, eerste lid:
Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
b. strafbare feiten te plegen.
Artikel 7, tweede lid, aanhef en onder h:
De betrokkene verschaft het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak de gegevens en bescheiden om deze in staat te stellen tot het eigen onderzoek, bedoeld in het eerste lid. Deze gegevens en bescheiden omvatten in ieder geval: de wijze van financiering.