Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 23;
- de akte inbreng producties en wijziging van eis met de producties 11 tot en met 14 van de zijde van [eiser] ;
- de akte met productie 24 van de zijde van [gedaagde] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 oktober 2021 met de
2.De feiten
€ 594,00 inclusief btw.
) van de overgang spouw – massief muurwerk;
vochtschade en niet op vorstschade. [eiser] heeft zijn schade tot dat moment begroot op € 8.720,91.
dat het afbladderende keim-werk van de keermuren niet wordt veroorzaakt door een vorstprobleem, zoals dat wel wordt gesteld door meneer [gedaagde] . Hier is inderdaad sprake van kristalliserende zouten. Meneer [gedaagde] heeft in zijn rapport dus geen juiste oorzaak van het afbladderen van het keim-werk benoemd. Echter,
het schadebeeld tussen beide oorzaken is vergelijkbaar. Bij beide oorzaken komt het keim-werk namelijk los door vocht in de muur en dit is als zodanig benoemd door meneer [gedaagde] in zijn rapportage. Dit is geen bouwkundig gebrek maar een esthetisch punt.
3.Het geschil
4.De beoordeling
: “Bent u, kijkend naar de kaders van de opdracht (een visuele inspectie die beoogt op hoofdlijnen een beeld te geven van de staat van de woning ten tijde van de inspectie en indicaties te geven van de herstelkosten van gebreken op korte termijn, binnen vijf jaren en de kosten van verbetering van de woning), van mening dat [gedaagde] bij de uitvoering van zijn keuring heeft gehandeld met een mate van zorgvuldigheid en deskundigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend bouwkundig adviseur mocht worden verwacht?”
rov. 4.1 weggenomen is.
“Zo nee, wat had [gedaagde] in uw visie anders moeten doen en tot welke conclusies voor de diverse kostencategorieën zou dit – in uw visie – hebben geleid?”
“Wat is de oorzaak van de lekkage in het souterrain en waren daarvoor ten tijde van de keuring van [gedaagde] aanwijzingen die [gedaagde] , binnen de kaders van zijn onderzoek, had moeten vaststellen en vermelden in zijn rapportage?”
“Ten aanzien van de keermuur, is de constatering dat sprake was van vorstschade een juiste constatering geweest?”
“Is het onderscheid tussen vorst- en vochtschade bij de keermuur van belang, in die zin dat dit tot een ander advies voor herstel had moeten leiden?”
“Was de aantasting van de keermuur ten tijde van het onderzoek van [gedaagde] van dien aard dat dit tot een ander advies ter zake de termijn voor herstel had moeten leiden?”
“Kun je stellen dat het afbreken van keim aan de bovenkant van de keermuur duidt op veroudering of kan veroudering van keimwerk alleen worden gesteld doordat het verpoederd (verkrijt) als je er met je vinger over heen gaat?”
“Kwalificeert de aanslag op de keermuur als algenvorming of vervuiling en had [gedaagde] ter zake een ander (herstel)advies moeten voorschrijven dan hij heeft gedaan?”
“Zou een vochtmeting aan de keermuur in uw visie, gezien hetgeen op dat moment voor [gedaagde] zichtbaar was, noodzakelijk zijn geweest en tot een ander oordeel hebben geleid?”
“Waren er in uw visie, ten tijde van het onderzoek door [gedaagde] , (andere) aanwijzingen dat sprake was van een constructiefout aan de keermuur?”
“Ten aanzien van de lekkage: Bestond er, in uw visie, ten tijde van de visuele keuring van [gedaagde] concrete aanleiding tot een vermoeden van lekkage en/of constructieve gebreken in/aan de woning?”
“Indien 5a bevestigend wordt beantwoord: had [gedaagde] op dit punt een ander (herstel)advies moeten geven aan [eiser] ? Zo ja, wat?”
“Ten aanzien van de staat van het gevelschilderwerk: Had [gedaagde] , op basis van zijn constatering dat (in beperkte mate) sprake was van lokaal afbladderend keimwerk tot de conclusie moeten komen dat sprake is van een bouwkundig gebrek of van een esthetische kwestie?”
Ten aanzien van de staat van het gevelschilderwerk:
“Ten aanzien van de dorpel en het kozijn van de pui: had [gedaagde] , binnen de kaders van zijn onderzoek, en zonder dat er op dat moment gebreken kenbaar waren, tot een ander advies ter zake herstel en/of nader onderzoek moeten komen?”
“Staat de constructie van de dorpel in uw visie in enige relatie tot de inwatering, waar [eiser] in de woning mee te maken heeft gehad?”
“Ten aanzien van de constructie van de ramen: a. leidt de constatering dat de constructie van de ramen niet voldoet aan de KVT tot de conclusie dat sprake is van een gebrek? en
“Is het element tijd van invloed op de bevindingen van Bedi, [naam 1] en uzelf? Zo ja, wat heeft dit concreet voor betekenis bij de beoordeling van de werkzaamheden van [gedaagde] en de vaststelling van schade?
“Acht u het aannemelijk dat eventueel door u geconstateerde gebreken zich pas een jaar na de keuring door [gedaagde] (en een half jaar na de juridische levering van de woning) geopenbaard hebben aan [eiser] ? Of is uw inschatting dat de vorige bewoner ook al geweten moet hebben van de betreffende gebreken?”
“Kunt u gespecificeerd opgave doen van de kosten, die gemoeid zijn met het herstel van eventueel door u geconstateerde gebreken, die in uw visie door [gedaagde] had moeten worden waargenomen? Kunt u daarbij een onderscheid maken tussen de kosten van materialen en arbeid en een aftrek voor nieuw voor oud toepassen?”
“Zijn er nog andere punten die u naar voeren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?”
“Gezien de reeds beschikbare en eventueel nog door partijen aan u ter beschikking te stellen bewijsstukken over de feitelijke situatie ten tijde van de inspectie, en gezien de zichtbare wijze van bouw en constructie van de woning en keermuren, had [gedaagde] , als bouwkundig inspecteur, indien hij de kapotte stenen in de keermuur als vochtschade zou hebben onderkend, een mogelijk vochttransport naar de woning en binnenconstructie dienen uit te sluiten door het doen van vochtmetingen of had hij ten minste moeten adviseren om hier nader (specialistisch) onderzoek naar te laten doen?”
“Bent u van mening dat gezien de beschikbare en eventueel nog door partijen aan u ter beschikking te stellen bewijsstukken, [gedaagde] als bouwkundig inspecteur, had moeten opmerken dat het keim- c.q. schilderwerk van de buitenkant van de woning inclusief keermuren aan directe vervanging c.q. vervanging op korte termijn toe was?”
“Indien [gedaagde] bij de keermuren tot de juiste conclusie was gekomen dat het vochtschade was in plaats van vorstschade, wat is volgens u dan de wijze waarop ervoor gezorgd kan worden dat de stenen en de verf van die keermuren niet meer kapot kunnen gaan, en wat zouden daarvan de kosten zijn, inclusief de kosten om eventuele gevolgschade te verhelpen?”
5.De beslissing
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,