ECLI:NL:RBLIM:2022:4142

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/03/300749 / HA ZA 22-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in geschil over Mestverwerkingsovereenkomst tussen maatschap en Merensteyn B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, is er een bevoegdheidsincident aan de orde. De eiser, een maatschap bestaande uit meerdere leden, heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Merensteyn B.V. De eiser vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, terwijl Merensteyn B.V. zich op haar beurt beroept op een forumkeuze in de Mestverwerkingsovereenkomst die tussen partijen is gesloten. De rechtbank heeft op 1 juni 2022 vonnis gewezen in het incident. De rechtbank overweegt dat zij op basis van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in beginsel bevoegd is, maar dat de partijen bij overeenkomst een andere rechter hebben aangewezen voor geschillen die voortvloeien uit de Mestverwerkingsovereenkomst. Merensteyn B.V. heeft zich beroepen op artikel 15 van deze overeenkomst, waarin is bepaald dat geschillen voorgelegd moeten worden aan de bevoegde rechter in het arrondissement 's-Hertogenbosch. De rechtbank concludeert dat de bevoegdheid van de Rechtbank Limburg niet van toepassing is en verwijst de zaak naar de Rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 563,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/300749 / HA ZA 22-19
Vonnis in incident van 1 juni 2022
in de zaak van
1. de maatschap
[eiser 1],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. M.M.M. Rooijen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERENSTEYN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Ysselsteyn, gemeente Venray,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. F. Terpstra.
Partijen worden hierna [eisers] en Merensteyn genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
Merensteyn vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [eisers] in de kosten van het incident.
2.2.
[eisers] voert verweer.
2.3.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij op basis van het bepaalde in artikel 99 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in beginsel bevoegd is om van de vordering van [eisers] kennis te nemen. Hebben partijen bij overeenkomst echter een rechter aangewezen voor de kennisneming van geschillen die zijn ontstaan of zullen ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, dan is die rechter bij uitsluiting bevoegd van de zaak kennis te nemen, voor zover niet uit de overeenkomst anders voortvloeit (artikel 108 Rv).
3.2.
Merensteyn heeft een beroep gedaan op artikel 15 van de tussen partijen op 6 juni 2015 gesloten Mestverwerkingsovereenkomst (hierna: de Mestverwerkingsovereenkomst) – waarop de vorderingen in de hoofdzaak zien – en dat artikel luidt als volgt:

15. Rechtskeuze en geschillenbeslechting
Op deze overeenkomst is uitsluitend het Nederlandse recht van toepassing; Ingeval van een
geschil naar aanleiding van deze overeenkomst zullen Partijen vooreerst trachten om te komen tot een regeling in der minne. Indien een regeling in der minne niet kan worden bereikt, zal een geschil worden voorgelegd aan de bevoegde rechter in het arrondissement te ‘s Hertogenbosch.
Merensteyn concludeert dat uit artikel 15 volgt dat niet de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen, maar dat daaruit volgt dat de Rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, bevoegd is.
3.3.
[eisers] heeft diverse verweren aangevoerd. Deze worden hierna besproken.
de vaststellingsovereenkomst en het daarin opgenomen forumkeuzebeding
3.4.
[eisers] heeft aangevoerd dat uit een tussen partijen in maart 2021 gesloten vaststellingsovereenkomst (hierna: de vso) volgt dat deze rechtbank bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.4.1.
De rechtbank stelt vast dat de vso – voor zover relevant – de volgende bepalingen bevat:
“(…)D.Partijen zijn na goed beraad en in onderling overleg vrijwillig tot de afspraken gekomen zoals hierna schriftelijk vastgelegd in deze Vaststellingsovereenkomst. Deze Vaststellingsovereenkomst geldt als wijziging van de Mestverwerkingsovereenkomst. Voor het overige blijft de Mestverwerkingsovereenkomst tussen partijen van kracht.
(…)
3.2
Alle geschillen welke mochten ontstaan naar aanleiding van de onderhavige Vaststellingsovereenkomst of andere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden beslecht door de Rechtbank Limburg, locatie Roermond. (…)”
3.4.2.
Anders dan [eisers] stelt maakt de rechtbank uit deze bepalingen op dat met het onder artikel 3.2 van de vso vastgelegde forumkeuzebeding slechts bedoeld is om geschillen die zien op de vso zelf of geschillen die zien op naar aanleiding van de vso gesloten overeenkomsten onderwerp te laten zijn van dát forumkeuzebeding. Uit het beding onder D. van de vso, inhoudende dat de Mestverwerkingsovereenkomst ‘voor het overige’ tussen partijen van kracht blijft, leidt de rechtbank af dat het forumkeuzebeding uit artikel 15 van de Mestverwerkingsovereenkomst blijft gelden voor geschillen die zien op de Mestverwerkingsovereenkomst. Het onderhavige geschil ziet op de Mestverwerkingsovereenkomst en valt dus onder dat eerdere – als artikel 15 in de Mestverwerkingsovereenkomst opgenomen – forumkeuzebeding. Het verweer van [eisers] op dit punt slaagt daarom niet.
het door [eisers] gedane verzoek tot het leggen van conservatoir beslag
3.5.
[eisers] heeft aangevoerd dat zij bij deze rechtbank verzocht heeft om conservatoir beslag te mogen leggen, dat ten aanzien van dat verzoek bij deze rechtbank een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en dat Merensteyn in dat verband geen beroep heeft gedaan op de onbevoegdheid van deze rechtbank.
3.5.1.
Voor het leggen van conservatoir beslag is krachtens artikel 700 lid 1 Rv verlof vereist van de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken zich bevinden, dan wel, indien het beslag niet op zaken betrekking heeft, de schuldenaar of een van degenen onder wie het beslag wordt gelegd, woonplaats heeft. Van deze door artikel 700 Rv geregelde bevoegdheid kan niet door middel van een forumkeuze worden afgeweken. Dat zou in strijd zijn met de ratio van het conservatoir beslag, namelijk de bescherming van de belangen van de schuldeiser door toe te staan dat bewarende maatregelen worden genomen ter plaatse van de ligging van de beslagen zaken of de woonplaats van de schuldenaar of de derde-beslagene. (Zie: ECLI:NL:PHR:2018:404, rechtsoverweging 2.2.)
3.5.2.
Dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank zich bevoegd heeft geacht om over het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag te oordelen, betekent gelet op het voorgaande niet dat het forumkeuzebeding geen werking heeft in deze bodemzaak. Uit het voorgaande volgt juist dat het forumkeuzebeding geen rol kan spelen in het kader van het leggen van conservatoir beslag, zodat de voorzieningenrechter daar in dat verband geen acht op hoefde te slaan. Het verweer van [eisers] op dit punt slaagt daarom niet.
de concept dagvaarding van Merensteyn
3.6.
[eisers] voert aan dat Merensteyn een concept dagvaarding aan [eisers] heeft gestuurd, waarbij Merensteyn (ook) is uitgegaan van bevoegdheid van deze rechtbank.
3.6.1.
De rechtbank overweegt dat de betreffende dagvaarding enkel in concept aan [eisers] is toegestuurd en niet daadwerkelijk is uitgebracht. Reeds daarom kan de rechtbank niet aannemen dat Merensteyn daarmee daadwerkelijk bedoeld heeft afstand te doen van haar aanspraken uit hoofde van het forumkeuzebeding uit artikel 15 van de Mestverwerkingsovereenkomst. Ook dit verweer van [eisers] slaagt daarom niet.
conclusie
3.7.
Aangezien de door van [eisers] aangevoerde verweren niet slagen, dient de rechtbank het ervoor te houden dat zij op basis van het in artikel 15 van de Mestverwerkingsovereenkomst opgenomen forumkeuzebeding niet bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. De zaak zal in de stand waarin deze zich bevindt worden verwezen naar de Rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch.
3.8.
[eisers] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident veroordeeld, begroot op € 563,00 (1 punt x tarief € 563,00) aan salaris advocaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van Merensteyn tot op heden begroot op € 563,00;
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: PB